Wie een blik werpt op de kerk van Sant’Agata met haar opvallende neoclassicistische gevel, zal waarschijnlijk niet snel concluderen dat het hier om een zeer oude kerk gaat. Toch is dat wel zo. De bouw van de kerk begon namelijk al in 1077, dus dertig jaar eerder dan die van de Duomo van Cremona. In 1223 werd de Sant’Agata grondig gerestaureerd. Van de middeleeuwse kerk is helaas niet veel over. De mooie Romaanse klokkentoren, die hoog boven de tempelachtige gevel uitsteekt, is in feite het enige onderdeel van de kerk dat aan haar oeroude wortels herinnert. Het bakstenen gevaarte contrasteert zowel qua kleur als qua stijl scherp met de door de architect Luigi Voghera (1788-1840) in de periode 1835-1837 toegevoegde façade.
Hoewel Voghera’s gevel niet per se mooi te noemen valt, is zijn constructie wel de moeite van een nadere inspectie waar. Zes Ionische zuilen dragen een fries met daarop de Latijnse tekst:
DEO SACR. IN HONOREM S. AGATHAE V. ET M. INVICTAE
Wat kan worden vertaald als: “Voor de heilige God, ter ere van Sint Agatha, onoverwonnen maagd (virgo) en martelares”. Sint Agatha is in dit geval Sint Agatha van Sicilië, een maagd die in het midden van de derde eeuw de marteldood stierf en van wie naar verluidt de borsten werden afgezet met een tang (zie Rome: Sant’Agata dei Goti). Haar martelaarschap is te zien op het reliëf dat het driehoekige fronton boven het fries siert. De zes zuilen creëren een portiek of pronaos zoals we die kennen van heidense tempels. Zulke portieken zijn typisch voor het neoclassicisme, dat teruggreep naar de Oudheid.
Het interieur werd eind vijftiende eeuw, zo rond 1495, onder handen genomen door Bernardino de Lera. Het meest opvallende is dat we meteen zien dat de Sant’Agata een vijfbeukige kerk is. Tot de beroemdste kunstwerken in de kerk behoort het mausoleum van Pietro Francesco Trecchi, dat begin zestiende eeuw werd gemaakt door de beeldhouwer Giovanni Cristoforo Romano (1456-1512). Daarnaast is de kerk beroemd vanwege een paneelschildering die La Tavola di Sant’Agata wordt genoemd. Het gaat om een klein houten paneel van 112 bij 69 centimeter dat eind dertiende of begin veertiende eeuw werd beschilderd door een anonieme meester. Mogelijk was deze man een miniaturist, die ook geschriften verluchtte.
Aan de ene kant van het paneel zien we de Madonna met het Kind met daarboven een afbeelding van Pinksteren, de Uitstorting van de Heilige Geest. Op de andere zijde zijn verhalen uit het leven van Sint Agatha geschilderd. Deze verhalen volgen de hagiografie van Agatha zoals vervat in de Legenda Aurea van Jacobus de Voragine (ca. 1230-1298). Op de eerste strook met afbeeldingen zien we hoe de vrome Agatha de avances van de Siciliaanse prefect Quintianus afwijst. Ze wordt hiervoor voor de prefect gesleept, gegeseld en in de kerker gesmeten. Vervolgens worden haar borsten afgezet. De grote centrale voorstelling toont ons hoe ze in de gevangenis bezoek krijgt van een oude man, in wie we direct de apostel Petrus herkennen. Het verhaal gaat dan verder in de twee onderste stroken, die helaas wat beschadigd zijn. We zien onder meer hoe Agatha met vuur gebrand wordt, hoe Sicilië door een aardbeving getroffen wordt, de dood van Agatha en Quintianus en een postuum wonder van Agatha, waarbij Sicilië gered wordt van een uitbarsting van de vulkaan de Etna.
Een deel van deze verhalen vinden we terug op de schilderingen in het koor, maar dan in een compleet andere stijl. De fresco’s hier werden geschilderd door Giulio Campi (1502-1572), een telg uit een bekende familie van schilders uit Cremona. Hij leverde deze werken in 1537 af. Op de vier voorstellingen herkennen we de amputatie van de borsten, het bezoek van Petrus, de marteling met het vuur (veronderstel ik) en de uitvaart van Agatha. Let bij de laatste scène op de engel met de stenen tafel met daarop de afkorting M.S.S.(H)O.D.E.P.L. Dit staat voor Mentem Sanctam Spontaneam, (H)onorem Deo et Patriae Liberationem. Oftewel, Agatha had een heilige en spontane geest, ze bracht eer aan God en streefde de bevrijding van haar vaderland na.
Bronnen
- Evert de Rooij, Lombardije Oost, p. 95-96;
- Lombardia Beni Culturali.
Pingback:Cremona: De Duomo – – Corvinus –