Caracalla en Geta: Het Jaar 211

Tondo met Septimius Severus, zijn vrouw en twee zoons. Geta’s gezicht is verwijderd (Staatliche Museum zu Berlin).

Septimius Severus stierf dit jaar op 4 februari in Eburacum. Het was al een tijdje duidelijk dat de keizer met één been in zijn graf stond. Herodianus beweert dat Caracalla had geprobeerd de medische staf van zijn vader over te halen om opzettelijk nalatig te zijn bij de behandelingen. Zo zou hij sneller van zijn vader verlost zijn. Het is inderdaad goed mogelijk dat Caracalla geen poot uitstak om de gezondheid van de keizer te laten verbeteren. Toen Severus stierf, moesten Caracalla en zijn broer Geta gezamenlijk als Augusti regeren. Voordat hij voorgoed zijn ogen sloot, zou Severus zijn zoons hebben opgedragen om “zich harmonieus te gedragen, de soldaten te verrijken en alle anderen te minachten”.[1] Het eerste gedeelte van de opdracht zou erg moeilijk blijken te zijn.

Omdat de broers niet van plan waren de oorlog voort te zetten, sloten ze vrede met de Caledones en troffen ze voorbereidingen om de overblijfselen van Severus terug naar Rome te sturen. De keizer werd gecremeerd en zijn as werd verzameld in een albasten urn en besprenkeld met heerlijke parfums. Dio vertelt ons dat Severus de urn kort voor zijn dood had vastgehouden en had gezegd: “U zult een man vasthouden die de wereld niet vast kon houden”.[2]

De twee broers in Rome

Mozaïek van de Blauwe circuspartij (Museo Nazionale Romano, Rome).

Caracalla en Geta waren omstreeks mei van dit jaar terug in de Eeuwige Stad. Ze hadden de urn met de as van hun overleden vader bij zich en zetten die bij in het Mausoleum van Hadrianus, de plek waar de ‘vader’ van Severus (i.e. Marcus Aurelius) eveneens zijn laatste rustplaats had gevonden. Tijdens een weelderige ceremonie, waarvan Herodianus ons een levendige beschrijving heeft nagelaten, werd Severus vergoddelijkt (zijn apotheose). Hoewel de twee broers samenwerkten bij het regelen van een plekje voor hun vader onder de goden, konden ze bepaald niet goed met elkaar opschieten. Beiden omringden zich met aanhangers, en het lijkt erop dat het grootste gedeelte van de adel achter Geta stond, die als bescheiden en welwillend te boek stond en sterk op zijn vader leek. De broers steunden ook andere partijen bij de circusspelen: Caracalla was een aanhanger van de Blauwe partij en Geta steunde de Groenen.

Herodianus vertelt ons een interessant verhaal waarin de keizerin-weduwe Julia Domna probeert de twee broers met elkaar te verzoenen. Deze poging leidt ertoe dat Caracalla en Geta een plan ontwerpen om het Rijk in twee delen op te splitsen, waarbij Caracalla over het westelijke deel mag heersen en Geta over het oosten. De Propontis moest de grens tussen de twee rijksdelen worden. Niemand durfde bezwaar te maken tegen het plan, behalve Julia. Zij gebruikte een parabel en gaf de jongens een standje omdat ze hun moeder (i.e. het Romeinse Rijk) in tweeën wilden snijden. Na haar interventie verdween het plan in de prullenbak. We zullen nooit weten of er echt ooit een plan is bedacht om het Rijk te verdelen tussen de twee broers. Onmogelijk is het niet, maar al gauw was een eventuele verdeling niet meer relevant. Eind december van dit jaar vermoordde Caracalla namelijk zijn broer.

Broedermoord

Overblijfselen van de zogenaamde Tombe van Geta langs de Via Appia.

Dio schrijft dat Caracalla van plan was zijn broer tijdens de Saturnalia (17-23 december) om het leven te brengen. Dit was het religieuze feest waarbij de Romeinse sociale hiërarchie een week lang op de kop werd gezet. Caracalla kon zijn plan echter niet ten uitvoer brengen en haalde toen zijn moeder over om hen beiden bij haar uit te nodigen. Ze moesten alleen komen en ongewapend zijn. Geta kwam op 26 december inderdaad alleen, maar Caracalla had verschillende manschappen meegenomen. Geta werd daarop in de armen van zijn moeder vermoord, waardoor Julia onder het bloed van haar zoon kwam te zitten. Na de moord probeerde Caracalla direct de steun van de praetorianen te winnen. Hij nam de paleiswacht mee, snelde naar het praetoriaanse kamp toe en riep onderweg voortdurend uit dat zijn broer had geprobeerd hem te doden. De praetorianen geloofden er waarschijnlijk geen snars van, en al snel kregen ze de ware toedracht te horen. Caracalla bood hun echter een donativum van 2.500 denarii de man aan en verhoogde hun soldij. Dit was genoeg om de harten en hoofden van de soldaten voor zich te winnen. Uiteindelijk riepen ze Caracalla tot enig keizer uit; Geta werd postuum tot staatsvijand (hostis) verklaard.

Nu moest Caracalla nog erkend worden door de Senaat. Dat bleek een formaliteit te zijn. De jonge keizer begaf zich omringd door zwaarbewapende praetoriaanse gardisten naar de Curia. Hoewel er in de Senaat sprake was van grote weerstand tegen Caracalla en veel senatoren hadden gesympathiseerd met wijlen Geta, durfde geen enkele senator kritiek te leveren op het optreden van de keizer.

Bronnen

Primaire bronnen

Secundaire bronnen

  • Adrian Goldsworthy, The Fall of the West, p. 69-71;
  • Timothy Venning, A Chronology of the Roman Empire, p. 577.

Noten

[1] Cassius Dio, Epitome van Boek 77.15.

[2] Epitome van Boek 77.15.

Bijgewerkt 31 december 2022.

One Comment:

  1. Pingback:Caracalla: Het Jaar 215 – – Corvinus –

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.