Begin twintigste eeuw telde het uitgestrekte Britse Rijk zo’n 400 miljoen inwoners. De Britten golden daarmee als eerste moderne supermacht. Ze hadden de beste marine van de wereld met de modernste schepen, maar beschikten tegelijkertijd over een relatief klein leger van omstreeks 100.000 man. Dit leger is ook wel aangeduid als een – overigens zeer efficiënte – koloniale politiemacht. 100.000 manschappen was echter niets vergeleken bij de enorme legers van de Russen, de Fransen of de Duitsers. Het gebrek aan troepen zou de Britten parten gaan spelen toen in de zomer van 1914 de Eerste Wereldoorlog uitbrak. Hun expeditieleger leed in het eerste oorlogsjaar in Frankrijk direct zulke zware verliezen dat het nagenoeg ophield te bestaan. Hier was een nieuwe strategie dringend noodzakelijk.
De oplossing werd gevonden in een new model army dat voornamelijk uit vrijwilligers bestond. Bekend zijn de zogenaamde Pals Batallions, bestaande uit mensen uit dezelfde dorpen of mensen die dezelfde beroepen uitoefenden en die samen als maatjes (pals) dienden in de nieuwe eenheden. Het enthousiasme om te dienen in het nieuwe leger was groot. Velen geloofden dat de oorlog snel afgelopen zal zijn en jonge jongens logen over hun leeftijd om er maar bij te kunnen zijn. De nieuwe strategie leverde in anderhalf jaar zo’n 1,5 miljoen soldaten op. Op 1 juli 1916 zouden 500.000 van hen, nog gruwelijk onervaren, hun vuurdoop beleven in de verschrikkelijke Slag bij de Somme.
Tijdens de eerste twee oorlogsjaren was de coördinatie tussen de Geallieerden zeer moeizaam gebleken. In december 1915 was daarom conferentie georganiseerd die voor een betere samenwerking tussen de Britten, de Fransen en de Russen moest zorgen. Al snel leek de conferentie voor niets te zijn geweest. De Fransen en de Britten werkten aan een gezamenlijke Frans-Britse aanval, maar zagen hun plannen in het water vallen toen de Duitsers op 21 februari 1916 bij Verdun zelf de aanval openden. Om het Duitse offensief te stoppen werd een groot aantal Franse eenheden bij de Somme weggehaald en richting Verdun gedirigeerd. Was voor de Britten bij de Somme aanvankelijk een ondersteunende rol weggelegd, door het vertrek van de Franse eenheden kregen ze een leidende rol in de schoot geworpen.
Het Britse leger bestond uit wat er nog over wat van het vooroorlogse leger, aangevuld met de honderdduizenden vrijwilligers. Het stond onder leiding van Sir Douglas Haig (1861-1928), een 65-jarige veldmaarschalk met een zeer traditionele achtergrond. Haig had bedacht de Duitsers bij de Somme eerst met een geweldig artilleriebombardement te treffen. Op 24 juni 1916 begonnen de beschietingen, die 7 dagen zouden duren. De bombardementen waren een geweldig machtsvertoon, maar ze leverden weinig op omdat er te weinig kanonnen voor het hele front waren en de ammunitie bovendien niet altijd betrouwbaar was. Er is wel berekend dat van de honderd schoten er gemiddeld één iets opleverde. Dat de Duitsers uitstekend ingegraven waren in hun loopgraven en bunkers droeg eveneens bij aan het geringe effect van de beschietingen. De Britten probeerden het daarnaast met tien krachtige bommen in een tunnel onder de Duitse linies, maar die hadden eerder een averechts effect: de Duitsers waren nu gewaarschuwd voor de naderende aanval.
Die aanval volgde als gezegd op 1 juli 1916. Over een front van bijna dertig kilometer (18 mijl) werden infanterieaanvallen ingezet, die echter vrijwel direct vastliepen een moordend vuur van machinegeweren. De verliezen aan doden en gewonden waren verschrikkelijk, zoals moge blijken uit het voorbeeld van het 1e Newfoundland Regiment. Dit bestond vóór de slag uit meer dan 700 manschappen. Na 40 minuten strijd had het 91% slachtoffers te betreuren. Ook andere eenheden leden zware verliezen. In enkele uren werden tienduizenden soldaten neergemaaid. De eerste dag bij de Somme eindigde in een tragedie. De schaal van deze tragedie werd pas dagen later duidelijk. De immense verliezen leidden tot geschokte reacties in het Verenigd Koninkrijk. Sommige dorpen en stadjes werden onevenredig getroffen: zij verloren bijna al hun mannen, die immers samen dienden in de Pals Batallions en dus ook samen ten onder waren gegaan.
Begin augustus, na meer dan een maand vechten, liet de Britse overheid een gekuiste propagandafilm over de Somme voor het publiek vertonen. Wederom waren er geschokte reacties, maar anders dan men wellicht zou verwachten was de wil om te winnen alleen maar sterker geworden. Aan de Somme zou nog tot 18 november 1916 worden doorgevochten, onder steeds slechter wordende omstandigheden. In de herfst kwam de regen, en die zorgde voor modder waarin elke aanval vastliep. Toen de gevechten stopten, waren zowel de Britten als de Duitsers uitgeput. Ook voor de Duitsers was de Somme op een bloederige ramp uitgelopen. De gevechten, die in totaal 140 dagen duurden, hadden een enorme tol geëist. Exacte aantallen zijn altijd moeilijk te geven, maar de Britse verliezen bedroegen omstreeks 420.000 man aan doden, gewonden, vermisten en gevangenen. Bij de Fransen ging het om ruim 200.000 man en de Duitse verliezen bedroegen omstreeks 500.000 man. De oorlog zou zich na de Somme nog twee jaar voortslepen en nog veel meer levens eisen.
Gebaseerd op de documentaire ‘The Somme: Storm of Steel’, met daarin analyses van de deskundigen Michael Neiberg, Gary Sheffield, Geoff Dyer en Andrew Wiest.
Pingback:Siegfried Sassoon – – Corvinus –
Pingback:Robert Graves – – Corvinus –
Pingback:De Slag bij Verdun – – Corvinus –