De Canon van Nederland: over meerstemmigheid en selectieve verontwaardiging

George Washington, eerste president van de VS. Als plantagehouder bezat hij tientallen slaven.

Wie informatie zoekt over historische figuren hoeft tegenwoordig niet meer naar de boekhandel of bibliotheek. Veel informatie is digitaal beschikbaar op het internet en kan ook digitaal doorzocht worden. Dat laatste biedt vele voordelen. Voor een snelle oordeelsvorming hoeft niet de hele tekst doorgeworsteld te worden, het invoeren van een of meerdere zoektermen volstaat. Een mogelijk nadeel is wat ik maar even Ctrl-F-geschiedenis noem[1]: je voert bij de biografie van de Amerikaanse president George Washington of de profeet Mohammed zoektermen als ‘slaaf’ of ‘slavernij’ in en concludeert bij de resultaten die je vervolgens krijgt meteen dat deze personen niet kunnen deugen omdat ze andere mensen in eigendom bezaten. Zulke Ctrl-F-geschiedenis levert natuurlijk een nogal eenzijdig beeld op, waarin andere aspecten van de levens van de betrokken personen geen gewicht meer in de schaal leggen. Erg eerlijk en genuanceerd is zulke geschiedschrijving dus niet, maar ze is bijzonder populair bij mensen van uiteenlopende pluimage die er hun missie van maken ‘schaduwkanten’ in de Nederlandse of de wereldgeschiedenis bloot te leggen. De commissie die onlangs de Canon van Nederland heeft herzien, lijkt het gelukkig anders aan te pakken. Op p. 24 van haar rapport schrijft zij:

“We hebben niet zozeer schaduwkanten opgezocht, als wel gestreefd naar voldoende zicht op meerstemmigheid, om de complexiteit van het verleden te laten zien en binnen een venster verschillende perspectieven te belichten. Vrijwel alle vensters kunnen op die manier tot bezinning en discussie leiden. Het venster over Johan van Oldenbarnevelt, waarin zijn machtsstrijd met Maurits om de jonge Republiek centraal staat, is hiervan een voorbeeld, en in de meer recente geschiedenis het venster over de onafhankelijkheid van Indonesië. Een meerstemmige benadering vinden we veel vruchtbaarder dan ons blindstaren op zon- of schaduwkanten van de Nederlandse geschiedenis.”

Ik kan het hier alleen maar van harte mee eens zijn. De vraag is echter of de commissie wel zo consequent heeft vastgehouden aan haar eigen meerstemmige benadering. Tot de vensters die tot bezinning en discussie zouden moeten leiden, behoort het herziene venster over Michiel de Ruyter. De commissie meende op te moeten nemen dat er discussie bestaat over De Ruyter in verband met “zijn rol in de verovering van de handelsforten aan de Afrikaanse westkust, waarmee Nederland zijn positie in de slavenhandel kon behouden”. De meerstemmigheid is hier wat mij betreft erg gekunsteld, zo heb ik eerder betoogd, omdat van de beschuldigingen aan het adres van De Ruyter bij nadere beschouwing weinig overblijft. Bovendien is het criterium of er ‘discussie’ over een persoon bestaat slecht gekozen. De vraag die een historicus moet beantwoorden is immers of die discussie terecht is. Als de aanwezigheid van ‘discussie’ binnen de meerstemmige benadering echter een relevant criterium is, dan rijst de vraag of dit criterium binnen de andere vensters consistent wordt toegepast. Bestudering van de vensters over Erasmus, Aletta Jacobs en Marga Klompé doet vermoeden dat dit niet het geval is.

Erasmus

Erasmus door Hans Holbein de Jongere (Louvre, Parijs).

Het venster van Desiderius Erasmus (ca. 1469-1536) is positief getoonzet. Hij was een ‘kritische geest én een verzoener’, een ‘vooraanstaande humanist’, beroemd om zijn correspondentie met andere humanisten en vertaling van het Nieuwe Testament. Kortom, een man op wie zijn geboortestad Rotterdam (of was het toch Gouda?) trots kan zijn. De Erasmus Universiteit, de Erasmusbrug en het Erasmusprogramma zijn terecht naar hem vernoemd, en wie zou de vele Erasmusstraten willen omdopen? Als we al kritiek in het venster lezen, dan is het die van tijdgenoten, die vonden dat Erasmus partij moest kiezen in het conflict tussen katholieken en protestanten. Wat de Canon-commissie niet vermeldt, is dat er al enkele decennia discussie is over beweerde Jodenhaat in het werk van de grote denker. Voor een commissie die ‘discussie’ als criterium hanteert voor een meerstemmige benadering is dat een opvallende omissie.

Het behoeft geen verbazing te wekken dat de discussie over anti-Joodse sentimenten in het werk van Erasmus van na de Tweede Wereldoorlog dateert en haar wortels heeft in de bestudering van de oorzaken van het antisemitisme dat uiteindelijk leidde tot de Holocaust. In Nederland kwam de kritiek vooral van de theoloog Hans Jansen, niet te verwarren met de gelijknamige arabist en PVV-Europarlementariër. Hij legde in een publicatie uit 2010 verschillende anti-Joodse uitspraken van de bekende humanist bloot. Ook de titel van het in 2017 verschenen boekje De Erasmus-mythe van auteur Fred Neerhoff laat aan duidelijkheid niets te wensen over. Een jaar geleden schreef deze Neerhoff samen met David Bakker voor het Nieuw Israëlitisch Weekblad een artikel, waarin de auteurs de discussie nog eens samenvatten, de nodige belastende anti-Joodse uitspraken opsommen en de lezer uitnodigen zelf te oordelen. Uiteraard heeft Erasmus ook zijn verdedigers. Oudhistoricus Anton van Hooff wil bijvoorbeeld helemaal niets weten van ‘De leugen van Erasmus’ antisemitisme’. Hatelijke uitspraken over Joden waren in de tijd van Erasmus gemeenplaats, ze overheersen het omvangrijke werk van Erasmus niet, rassendenken is volstrekt afwezig in dat werk en de negentiende-eeuwse term ‘antisemitische’ kan niet met terugwerkende kracht op de zestiende eeuw worden toegepast. Van Hooff verwijst verder naar de historicus Leo Molenaar, die ook regelmatig de degens kruist met de Erasmus-criticasters.

Anders dan Jansen, Neerhoff, Bakker, Van Hooff en Molenaar beschouw ik mezelf niet als Erasmuskenner. Toch denk ik wel een tweeledige – zo u wilt meerstemmige – conclusie te kunnen trekken. In het werk van Erasmus, en zeker in zijn privécorrespondentie, komen beslist bijzonder hatelijke anti-Joodse uitspraken voor, en wel meer dan incidenteel. Aan de andere kant reikt, zoals Van Hooff terecht stelt, de invloed van Erasmus op de latere antisemieten veel minder ver dan die van bijvoorbeeld Maarten Luther. Los daarvan lijkt me dat de anti-Joodse uitspraken de grote verdiensten van de humanist Erasmus niet uitwissen en zeker niet verdringen. Waarom ik Erasmus en zijn vermeende Jodenhaat hier dan toch noem? Omdat de Canoncommissie ‘discussie’ als criterium hanteert voor haar meerstemmige benadering. Dat er discussie is over Jodenhaat in het werk van Erasmus, staat vast. Die discussie heeft een aanzienlijk langere geschiedenis dan de kritiek op Michiel de Ruyter, die pas sinds het De Ruyterjaar in 2007 en vooral de film in 2015 lijkt te zijn losgebarsten. Haar eigen criterium toepassende had de Canoncommissie derhalve de discussie over de anti-Joodse gezindheid van Erasmus dienen te vermelden. Zij zwijgt echter in alle talen en doet daarmee aan selectieve verontwaardiging.

Aletta Jacobs

Foto van Aletta Jacobs.

Terecht wijdt de Canoncommissie lovende woorden aan Aletta Jacobs (1854-1929). Mede dankzij haar konden vrouwen in Nederland gaan studeren[2], kwamen er voorbehoedsmiddelen beschikbaar en werd er aandacht besteed aan de arbeidsomstandigheden van winkelmeisjes. En uiteraard moet de grote rol van Aletta Jacobs bij de strijd voor het vrouwenkiesrecht worden geroemd. Zij heeft in die strijd een cruciale rol gespeeld en het is dan ook wrang dat ze zelf nooit in de Tweede Kamer is gekozen. Het venster over Aletta Jacobs is prachtig en inspirerend, maar meerstemmig kun je het niet noemen. Alleen in de zinsnede “In de Nederlandse kolonies (Nederlands-Indië, Suriname en de Nederlandse Antillen) blijft het kiesrecht tot na de Tweede Wereldoorlog zeer beperkt” klinkt enige teleurstelling door, al richt die zich niet op Aletta zelf. Dat is vreemd, want het is maar zeer de vraag of Jacobs zich voor invoering van dát kiesrecht hard zou hebben gemaakt. Zoals zoveel van haar tijdgenoten was zij niet immuun voor het koloniaal racisme van de negentiende en eerste helft van de twintigste eeuw. En – jawel – daar is wat haar persoon betreft al enkele jaren discussie over.

Journaliste Step Vaessen maakte nog maar kort geleden een mooie TV-serie met de titel Aletta’s Reis, waarin de wereldreis die Jacobs in 1911-1912 maakte, en waarvan zij uitgebreid verslag deed, centraal stond. Vaessen gaat pijnlijke thema’s niet uit de weg, ook niet als die Aletta Jacobs zelf betreffen. In de uitzending over Zuid-Afrika blijkt bijvoorbeeld duidelijk dat Jacobs tijdens haar bezoek aan dit deel van de wereld wel streed voor wereldwijd kiesrecht voor vrouwen, maar dat ze daaronder alleen witte vrouwen verstond. Vaessen contrasteert haar op dit punt met haar tijdgenoot en goede vriendin Olive Schreiner (1855-1920), die ten aanzien van de verlening van kiesrecht een veel inclusievere aanpak voorstond en het ook wilde toekennen aan mensen van kleur. De journaliste concludeert:

“Ik vind het teleurstellend dat Aletta die zulke vooruitstrevende ideeën over zo ongeveer alles had zich niet de ogen heeft laten openen door haar vriendin Olive. Integendeel. In haar reisbrieven haalt ze zelfs even naar haar uit, als een typisch voorbeeld van een negervereerder. Voor haar bleef het witte ras blijkbaar superieur.”

Ook Atria, het Kennisinstituut voor Emancipatie en Vrouwengeschiedenis, is eerlijk over de koloniale denkbeelden van Aletta Jacobs. Het artikel ‘De koloniale stem van Aletta Jacobs’ bespreekt haar reisbrieven en wordt met de inleidende zin “Haar verhalen over energieke blanken, raszuivere zwarten en beschaafde inlanders verraden een onvervalste koloniale blik” kernachtig samengevat. Ook in dit artikel, dat in zijn originele vorm overigens al van 1997 dateert, wordt geconcludeerd dat de strijd voor vrouwenkiesrecht van Jacobs en haar bondgenoten vrijwel uitsluitend op kiesrechtverlening aan witte vrouwen gericht was. Het artikel bevat verder verschillende passages die bij een moderne lezer tot het nodige ongemak zullen leiden. Die variëren van koloniale superioriteitsgevoelens en trots over de Nederlandse ‘prestaties’ in Indië tot het gebruik van woorden als ‘klein nikkertje’ en negatieve opmerkingen over mensen van gemengd bloed in Zuid-Afrika.

In 1911 en 1912 zullen waarschijnlijk maar weinig mensen over dergelijke passages zijn gevallen, en zeker Europeanen niet. Aletta Jacobs was duidelijk een kind van haar tijd, maar tegenwoordig wordt heel anders naar zulk taalgebruik en zulke denkbeelden gekeken. Mede daarom liggen nu ook de vele anti-zwarte uitspraken van iemand als Mahatma Gandhi, die tussen 1893 en 1914 in Zuid-Afrika verbleef, onder een vergrootglas. Aletta Jacobs was ook zonder formeel kiesrecht een invloedrijk persoon en had die invloed kunnen inzetten voor door haar niet herkende lotgenoten. Wat echter voor Erasmus gold, geldt natuurlijk ook voor Aletta Jacobs: haar koloniale geluid wist haar immense verdiensten niet uit en verdringt ze evenmin. Het zou stompzinnig zijn nu maar straten en scholen te gaan omdopen of de onthulling van een standbeeld in Den Haag te annuleren. Het punt is echter dat de Canoncommissie enerzijds ‘discussie’ als criterium hanteert, maar anderzijds de discussie over Aletta Jacobs negeert en vervolgens een venster maakt dat allesbehalve meerstemmig is. Wederom getuigt dat van inconsistentie en selectieve verontwaardiging.

Marga Klompé

Marga Klompé bij de behandeling van de Algemene bijstandswet in de Tweede Kamer in 1963 (foto: Nationaal Archief/Anefo/Harry Pot).

Ten slotte het venster over Marga Klompé (1912-1986). Dit nieuwe venster riep meteen al discussie op omdat het oude venster over ‘vadertje Drees’ ervoor werd opgeofferd. Het nieuwe venster stelt net als het oude de opbouw van de verzorgingsstaat centraal, maar het gaat ook over Marga Klompé als persoon en politica, en meer in het algemeen over vrouwelijke Kamerleden en ministers. Ik ben de laatste om iets af te willen doen aan de grote verdiensten van Marga Klompé, maar erg meerstemmig kan ik het nieuwe venster niet noemen. Klompé werd lid van de Tweede Kamer in augustus 1948, op een moment dat Indonesische nationalisten tegen Nederlandse militairen vochten voor onafhankelijkheid. Het is zeker zo dat er binnen vele politieke partijen felle discussies zijn gevoerd over de Nederlandse koers tijdens dit conflict. Sommigen braken zelfs met hun partij, zoals de Neerlandicus en PvdA-senator Nico Donkersloot, terwijl het KVP-Kamerlid Max van Poll vanwege zijn kritische opstelling niet meer gekandideerd werd. Dat neemt niet weg dat de conclusie getrokken kan worden dat uiteindelijk de overgrote meerderheid van het parlement de regering – dat wil zeggen de kabinetten-Beel I en Drees I – heeft gesteund in haar Indiëbeleid en dus ook in de toepassing van geweld. Er is de laatste jaren wel meer aandacht voor de Indonesische onafhankelijkheidsstrijd en zeker voor de wandaden die daarbij door Nederlandse (en uiteraard ook door Indonesische) troepen zijn begaan, maar dat het Nederlandse parlement medeverantwoordelijkheid droeg voor de ‘Politionele Acties’ blijft daarbij vaak onbesproken. Zo ook in de Canon.

Al vroeg tijdens haar Kamerlidmaatschap kreeg Marga Klompé te maken met een stemming over de oorlog in Indonesië. Op 19 december 1948 lanceerden de Nederlandse strijdkrachten Operatie Kraai, beter bekend als de Tweede Politionele Actie. De communistische Tweede Kamerleden dienden een dag later een motie in waarin tot een onmiddellijk staakt-het-vuren werd opgeroepen. Deze motie-De Groot werd met 80 tegen 8 stemmen verworpen. Tot de tegenstemmers behoorde Marga Klompé, die zich daarmee met 79 anderen aan de verkeerde kant van de geschiedenis plaatste. De communisten waren op dat moment nog slaafse volgelingen van Moskou, maar met hun motie hadden ze historisch bezien gelijk. Het gevolg van het voortzetten van Operatie Kraai was dat Nederland met name bij de Verenigde Staten zijn krediet verspeelde en vier dagen later in de VN-veiligheidsraad Resolutie 63 om de oren kreeg. Waarom Klompé en de andere KVP-Kamerleden tegenstemden? Partijtrouw en het volgen van de fractielijn zullen heel belangrijk zijn geweest. Een van de hoofdverantwoordelijken voor Operatie Kraai was KVP-minister van Overzeese Gebiedsdelen Maan Sassen, een hardliner. Klompé zag Sassen als een ‘jonge capabele heer’ en betreurde zijn vertrek in februari 1949. Zijn opvolger, de veel realistischer Van Maarseveen, vond ze maar ‘een draaitol en een gladde advocaat’.[3] In de Indonesische kwestie was Marga Klompé echt geen duif.

Regeringsverklaring in de Tweede Kamer op 23 december 1957 naar aanleiding van de situatie in Indonesië. Nederlanders werden daar gemolesteerd en bezettingen geconfisqueerd. Aan het woord is minister Luns. Premier Drees en minister Klompé zitten rechts van hem (foto: Nationaal Archief/Anefo/Harry Pot).

Natuurlijk geldt de parlementaire medeverantwoordelijkheid voor de Politionele Acties niet alleen voor Marga Klompé. Zij werd als gezegd pas in augustus 1948 lid. De eveneens in het venster van Klompé genoemde Corry Tendeloo, een uiterst belangrijke feministe voor wie terecht een standbeeld wordt bepleit, werd al in november 1945 lid van de Tweede Kamer. Zij moest ook meebeslissen over de nodige wetgeving die de Politionele Acties mogelijk zou maken. Nederland kon alleen militair ingrijpen als er dienstplichtige militairen werden ingezet, maar de toenmalige Grondwet verbood het uitzenden van dienstplichtigen naar de koloniën zonder hun eigen toestemming. De Grondwet werd daarom in 1946 zo aangepast dat dienstplichtigen ook krachtens een wet konden worden uitgezonden. Daarna werd in 1947 de Wet uitzending dienstplichtigen vastgesteld. Tendeloo stemde driemaal vóór: eerste lezing grondwetherziening, tweede lezing grondwetsherziening, wetsontwerp. Ook stemde ze tegen de genoemde motie-De Groot in 1948. Aldus heeft ook zij de Politionele Acties mede gelegitimeerd. Natuurlijk dragen Klompé en Tendeloo niet als enigen die verantwoordelijkheid. Ze zijn hier puur genoemd omdat ze in het besproken kader in de Canon voorkomen. Die verantwoordelijkheid delen ze met vele grote namen: Drees en Beel, PvdA-voorzitter Vorrink en ARP-kopstukken als Schouten en Gerbrandy. Dat er een collectieve verantwoordelijkheid bestaat, betekent echter niet dat iedere individuele verantwoordelijkheid verdwijnt.

Tot slot

De uitwerking van de door de Canon-commissie bepleite meerstemmige benadering is, mede door het inconsistente gebruik van het op zichzelf al vreemde criterium ‘discussie’, niet echt geslaagd te noemen. We lezen wel een vage passage over de vermeende medeverantwoordelijkheid van Michiel de Ruyter voor slavenhandel, maar de hatelijke opmerkingen van Erasmus over Joden, het koloniale gedachtegoed van Aletta Jacobs en de medeverantwoordelijkheid van Marga Klompé voor de oorlog in Indonesië blijven onbesproken. Ik merk dit niet op om de betrokken personen te ‘bashen’. Daar zie ik gelet op hun grote verdiensten geen enkele reden voor. Waar het mij wel om gaat is dat de Canon-commissie door haar eigen meerstemmige benadering niet consequent toe te passen een verzameling vensters creëert die rieken naar selectieve verontwaardiging. Over tien jaar zal een nieuwe commissie het op dit punt hopelijk beter doen.

Noten

[1] Voor de digibeten: met de toetsencombinatie Ctrl + F wordt een zoekvenster geopend.

[2] Terecht merkt de commissie op dat niet Aletta Jacobs, maar Anna Maria van Schurman (1607-1678) de eerste vrouwelijke studente in Nederland was.

[3] Zie Hans Daalder, Willem Drees 1886-1988. De Indonesische kwestie, Uitgeverij Balans 2004, p. 346-347. De positieve kwalificatie deelde Sassen met minister Stikker van Buitenlandse Zaken, de negatieve had ook betrekking op KVP-vicepremier Van Schaik.

One Comment:

  1. Pingback:De strijd om het Binnenhof: Pieter Jelles Troelstra – – Corvinus –

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.