Boekbespreking: Liever niet de lucht in

In de Noord-Hollandse forensengemeente waarin ik opgroeide was en is ook een Van Speijkkade. Ik kwam er regelmatig. Mijn kleuterschool stond er en een vriendje van voetbal woonde er. Als kind had ik echter geen idee wie Van Speijk was geweest. Later leerde ik dat hij ‘Dan liever de lucht in!’ had geroepen toen Belgische opstandelingen zijn kanonneerboot bij Antwerpen dreigden te overweldigen, waarop hij de lont in het kruitvat stak en het schip opblies. Liever niet de lucht in van maritiem historicus Ronald Prud’homme van Reine, onder meer bekend van gezaghebbende biografieën van Piet Hein, De Ruyter en Tromp, fileert in iets meer dan 200 pagina’s grondig alle aspecten van de mythe rondom Jan Carel van Speijk (1802-1831). Een ‘zeeheld’ was hij alleen al niet omdat zijn actie niet op zee, maar op de rivier de Schelde plaatsvond. Heldhaftig was de actie ook niet, eerder onnodig, dom en vooral duur in termen van mensenlevens en materiaal. Van Speijk was veeleer een psychiatrische patiënt, een zwaar depressieve maar uiterst nationalistische en koningsgezinde wees. Het zal dan ook niemand verbazen dat de auteur uiterst kritisch is op de verering van Van Speijk en zijn daad zoals die door de Koninklijke Marine in stand wordt gehouden.

Van Speijk, Koopman en Chassé

Liever niet de lucht in begint met korte biografieën van Van Speijk en de bevelhebber van de Nederlandse vloot op de Schelde, Jan Coenraad Koopman (1790-1855). Koopman was een op z’n zachtst gezegd aparte figuur. Eigenlijk heette hij Souter, maar zijn biologische vader Jan Jacob Souter had tijdens een zeeslag tegen de Engelsen in 1797 lafhartig de linie verlaten en daarmee sterk bijgedragen aan de nederlaag van de Bataafse (i.e. Nederlandse) vloot. Hiervoor was Souter ter dood veroordeeld, en al werd het vonnis niet ten uitvoer gelegd, van iemand die zich aan zulk zwaar plichtsverzuim schuldig had gemaakt, wilde Jan Coenraad natuurlijk niet afstammen. Hij noemde zich dan ook al snel Koopman, naar de tweede echtgenoot van zijn moeder. Op 20 december 1830 dreigde het schip van Koopman bij Antwerpen als gevolg van slecht weer tegen de kade te drijven en geënterd te worden door een menigte Belgen. De bevelhebber zou toen naar de Belgische generaal Jacques Van der Smissen, de oranjegezinde bevelhebber van het garnizoen van Antwerpen die op de kade stond, hebben geroepen dat hij zijn schip zou opblazen als er een entering zou plaatsvinden. Uiteindelijk hoefde Koopman het dreigement niet uit te voeren omdat dankzij het uitwerpen van ankers het schip niet tegen de kade liep.

David Hendrik Chassé op een schilderij van Jan Willem Pieneman, Rijksmuseum, Amsterdam.

Prud’homme van Reine acht het nogal onaannemelijk dat Koopman werkelijk van plan was geweest zijn schip op te blazen, evenmin als de Nederlandse bevelhebber van de citadel van Antwerpen, generaal David Hendrik Chassé (1765-1849), ondanks boude uitspraken in die richting ooit serieus van plan zal zijn geweest deze citadel te laten springen bij een Belgische aanval. Het ging de beide heren vooral om een effectief dreigement. Noch Koopman, noch Chassé zullen het voor mogelijk hebben gehouden dat op 5 februari 1831 een depressieve en nationalistische luitenant-ter-zee tweede klasse zichzelf en zijn schip wél zou opblazen. Maar Jan Carel van Speijk deed het, en toen moesten de beide bevelhebbers er een draai aan zien te geven. Dat deden ze met verve. Koopman verzon dat met alle bevelhebbers op de schepen de afspraak was gemaakt de lucht in te vliegen als de Belgen een schip dreigden buit te maken, om aldus de eer van vlag, koning en vaderland te redden. Er zouden zelfs extra kruitleveranties aan de schepen hebben plaatsgevonden om de explosies extra groot te maken, een fabeltje dat door de auteur grondig wordt ontkracht.

Een zinloze zelfmoordaanslag

Liever niet de lucht is vooral een indrukwekkend boek vanwege de minutieuze reconstructie van de gebeurtenissen op 5 februari 1831. Van de rechtvaardigingen voor de zelfmoordaanslag van Van Speijk blijft na een gedetailleerde analyse weinig over. Ja, er waren Belgische soldaten aan boord gekomen, maar dat waren er maar een paar (misschien vijf) en ze behoorden bovendien tot een orangistisch vrijkorps. Ze waren er dus eerder om de Nederlandse bemanning van Kanonneerboot 2 te beschermen tegen de meute op de kade. Er gold op dat moment immers een wapenstilstand tussen de Nederlanders en de Belgen. En ja, er stond een joelende menigte op de kade, maar het is uiterst twijfelachtig of die nauwelijks bewapende arbeiders echt in staat waren geweest een schip te overrompelen. Van Speijk had de bemanning kunnen laten vechten of zich kunnen overgeven. Een gevangenschap en een inbeslagname van Kanonneerboot 2 zouden van korte duur zijn geweest, omdat een aanval op het schip immers in strijd zou zijn geweest met het staakt-het-vuren. Dat de Belgen al bezig waren de Nederlandse vlag neer te halen, is volgens de auteur noch bewezen, noch uitgesloten, maar in elk geval staat vast dat Van Speijk dit vanuit zijn kajuit of de kruitkamer nooit heeft kunnen zien.

Buste van Koning Willem I (Eerste Kamer, Den Haag).

Van Speijk veinsde bij het aan boord komen van de Belgische soldaten onder leiding van kapitein Joseph Grégoire dat hij zijn papieren ging halen. In plaats daarvan besloot hij na een halfslachtige waarschuwing aan de 23-jarige scheepsjongen Hendrik Frederik Wijler (een van de weinige overlevenden) Kanonneerboot 2 op te blazen. De reconstructie van Prud’homme van Reine gaat zelfs zo ver dat hij concludeert dat het aannemelijker is dat de luitenant-ter-zee de ontploffing veroorzaakte met een schot uit een vuurwapen dan met een brandende sigaar. Omdat er niemand bij was toen Van Speijk zichzelf en zijn schip opblies, kan onmogelijk worden vastgesteld of hij daarbij iets geroepen heeft. In elk geval is de kreet ‘Dan liever de lucht in!’ ter herleiden tot prins Frederik, de tweede zoon van Koning Willem I. Bij de ontploffing kwamen naast Van Speijk nog 25 bemanningsleden van de kanonneerboot om het leven, onder wie kinderen van 15, 16 en 17. Dat zij met Van Speijk verbonden waren in een soort ‘zelfmoordpact’ is lariekoek: ze waren totaal onwetend van zijn actie en hadden geen schijn van kans. Het aantal Belgische slachtoffers was vermoedelijk niet meer dan tien. Daarnaast was een nog geen tien jaar oud marineschip verloren gegaan, dat gelet op financieel precaire situatie bij de marine ook niet zo snel vervangen kon worden. Al met al had de zelfmoordaanslag van Van Speijk op het eerste gezicht bedroevend weinig opgeleverd.

De dubieuze erfenis van Van Speijk

Een belangrijke conclusie van het boek is dat Van Speijk weliswaar eerder een meelijwekkend figuur was dan een held en dat zijn actie op 5 februari 1831 eerder betreurenswaardig dan heroïsch genoemd moet worden, maar dat de luitenant-ter-zee en zijn op het eerste gezicht zinloze zelfopoffering historisch bezien wél van grote betekenis zijn geweest. De opstand van de Belgen (‘Brabanders’ in de terminologie van die tijd) had al tot een groeiend nationalisme in de Noordelijke Nederlanden geleid en de heldendaad van Van Speijk wakkerde dat nationalisme alleen maar verder aan. Koopman, Chassé, prins Frederik en ook Koning Willem I waren maar al te zeer bereid de actie van Van Speijk maximaal uit te buiten. De bereidheid om de rebellerende Belgen een lesje te leren was door de actie van Van Speijk onder Noordelijke Nederlanders alleen maar groter geworden. In drommen meldden ze zich vrijwillig bij het leger aan. Zo maakte de zelfmoordaanslag van Van Speijk in zekere zin de Tiendaagse Veldtocht tegen de Belgen mogelijk, die in augustus 1831 van start ging. Dat die veldtocht ondanks successen op het slagveld uiteindelijk op een mislukking uitliep vanwege de dreiging van een Franse interventie kon in die tijd niemand deren. Ook de Tiendaagse Veldtocht was koren op de molen van de nationalisten.

Monument voor Jan Carel van Speijk in de Nieuwe Kerk.

In de jaren na het ontploffen van Kanonneerboot 2 genoot Jan Carel van Speijk een heldenstatus. Hij kreeg onder meer een monument in de Nieuwe Kerk in Amsterdam en de vuurtoren van Egmond aan Zee werd naar hem vernoemd. Wie kritiek op de actie op de Schelde had, kon van een gebrek aan vaderlandsliefde worden beschuldigd. Juist in dat licht is het interessant dat Prud’homme van Reine een boek uit 1833 boven water haalt waarin het optreden van de luitenant-ter-zee scherp al bekritiseerd wordt. Het betreft een werk van de medicus Z.H. van der Feen, die de zelfmoordaanslag van Van Speijk aan de Bijbel toetste. Prud’homme van Reine maakt duidelijk dat het boek niet alleen een religieus betoog is, maar ook een doorwrochte analyse bevat van de gebeurtenissen op die noodlottige 5e februari. In zekere zin kan het boek van Van der Feen, die als streng gereformeerde protestant niet bang voor kritiek zal zijn geweest, dan ook als waardige voorloper van Liever niet de lucht in worden beschouwd.

Koning Willem I bepaalde op 11 februari 1815 bij koninklijk besluit dat er bij de Koninklijke Marine voortaan altijd een schip naar Van Speijk diende te worden vernoemd. Die traditie geldt tot op de dag van vandaag, in elk geval zolang het Multipurposefregat Zr.Ms. Van Speijk uit 1995 nog in de vaart is. Mocht de Koninklijke Marine ondanks de gefundeerde kritiek in het hier besproken boek deze traditie willen voortzetten, dan is het wellicht te overwegen een hospitaalschip naar Van Speijk te vernoemen. Dat zou een aardig compromis tussen traditionalisten en hervormers kunnen zijn, en tevens een passend gebaar richting de dodelijke slachtoffers van 5 februari 1831 en de weinige overlevenden.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.