Was niet Hans Wiegel. Natuurlijk, de nacht van 18 op 19 mei 1999 is bekend geworden als de ‘Nacht van Wiegel’. En inderdaad, door het ‘tegen’ van senator Hans Wiegel van de VVD behaalde het voorstel voor invoering van een correctief referendum nét niet de vereiste tweederde meerderheid in de Eerste Kamer. Zeker, die tegenstem, waardoor het tweede lezingsvoorstel met 49 stemmen vóór en 26 stemmen tegen werd verworpen, veroorzaakte een crisis in de Paarse coalitie. Premier Kok kon naar de Koningin om het ontslag van zijn kabinet aan te bieden, maar mede door een interventie van vicepresident Tjeenk Willink van de Raad van State kon het furieuze D66 geapaiseerd worden en de breuk worden gelijmd. De ontslagaanvragen werden ingetrokken en het kabinet ging nog bijna drie jaar door. Wiegel had met zijn tegenstem veel teweeggebracht, maar toch was het eigenlijk iemand anders die het referendum écht getorpedeerd had. Dat was senator Martin Batenburg van het Algemeen Ouderenverbond (AOV).
Het Algemeen Ouderenverbond was een politieke partij die met weinig moeite in de eerdere bijdrage over opmerkelijke politieke partijen had kunnen worden opgenomen. De partij zag op 1 december 1993 het levenslicht. Directe aanleiding waren de bezuinigingen van het derde kabinet-Lubbers op de bejaardenoorden. Dat CDA-lijsttrekker Elco Brinkman ook nog eens aankondigde de AOW te willen bevriezen, was olie op het vuur. Martin Batenburg (1919-2002), een krasse zeventiger, was oprichter en voorzitter van de partij. Bij de Tweede Kamerverkiezingen van 3 mei 1994 had de nieuwkomer meteen groot succes. Het AOV behaalde zes zetels. De eveneens nieuwe ouderenpartij Unie 55+ behaalde één zetel. De ouderen van Nederland lieten het land zien dat er rekening met hen gehouden moest worden.
De zes AOV-Kamerleden stonden onder leiding van de relatief jonge Jet Nijpels-Hezemans, een schoonzus van VVD-kopstuk Ed Nijpels. Net als Ed was ook Jet aanvankelijk van de VVD. Zij had ook politieke ervaring, want ze zat al sinds 1986 in de gemeenteraad van Eindhoven. Voor de andere kandidaten op de lijst gold dat in veel mindere mate. Maar het gebrek aan politieke ervaring was waarschijnlijk niet het grootste probleem. Zoals bij zoveel nieuwe politieke partijen het geval is, had ook de AOV te maken met hevige groeipijnen. De kandidatenlijst was haastig samengesteld en van een echt team was geen sprake. Al na vier maanden werd Kamerlid Theo Hendriks uit de fractie gezet vanwege solistisch optreden. Hendriks ging verder als eenmansfractie en ‘onderscheidde’ zich vervolgens door zijn merkwaardige gedrag, dat zelf zo opmerkelijk was dat het een aparte bijdrage in deze serie rechtvaardigt.
Maar ook als vijfkoppige fractie was de AOV geen succes. Nijpels maakte ruzie met fractiegenoot Van Wingerden en met partijvoorzitter Batenburg. Uiteindelijk leidde dat opnieuw tot een scheuring binnen de fractie. Nijpels ging verder met Boogaard (later: Meyer) en Aiking-Van Wageningen, terwijl Van Wingerden en Verkerk met z’n tweeën de ‘echte’ AOV bleven vertegenwoordigen. Kort voor de verkiezingen van 1998 konden die laatste twee elkaar ook niet meer luchten of zien, waarna ook hier een scheuring optrad. Het was kortom allemaal vreselijk chaotisch en ontluisterend bij het AOV, maar het verhaal gaat verder en hier speelt Batenburg een belangrijke rol. Deze wilde als grote man binnen de partij in de Eerste Kamer gekozen worden. Het partijbestuur zette hem echter op een onverkiesbare plaats, met het voor een ouderenpartij toch wat eigenaardige argument dat hij te oud zou zijn om het Eerste Kamerlidmaatschap te combineren met het partijvoorzitterschap en het lidmaatschap van provinciale staten. Batenburg had in de staten echter zo zijn maten en werd met voorkeurstemmen alsnog gekozen.
In mei 1995 kwam hij in de Eerste Kamer, samen met Jan Hendriks (niet te verwarren met Theo Hendriks). En die stond weer aan de kant van Jet Nijpels, dus de introductie van de AOV in de Senaat verliep niet bepaald gezellig. Het resultaat laat zich raden: ook in de Senaat vond een fractiescheuring plaats. Jan Hendriks opereerde geruime tijd als eenmansfractie, maar mocht zich uiteindelijk in 1998 aansluiten bij de CDA-fractie. Martin Batenburg bleef tot het einde van zijn senatorschap ‘single’. Kort voor de scheuring in de AOV-Senaatsfractie had hij de partij feitelijk al opgeblazen. Nadat hij eerst zelf door het partijbestuur was geroyeerd, wist hij een ledenvergadering bijeen te roepen die juist zijn tegenstanders, inclusief Nijpels en mede-senator Hendriks, uit de partij zette. De puinhoop was compleet.
De belangrijkste actie van Martin Batenburg moest toen echter nog komen. Het gekibbel binnen de partij en de fracties had voornamelijk repercussies binnen die partij en binnen die fracties. Van de handelwijze van Batenburg bij de behandeling van de referendumwetsvoorstellen kan dat bepaald niet gezegd worden. Zoals bekend verloopt een grondwetswijziging in Nederland in twee lezingen. In de eerste lezing stemde Batenburg vóór, al ging dat niet van harte:
“De drempels in het onderhavige wetsontwerp zijn veel te hoog. Het Nederlandse volk zal dus waarschijnlijk nooit gebruik kunnen maken van deze wet. Dat betreur ik ten zeerste. Mijn bezwaren gaan uit naar de te hoge drempels. Ik begrijp niet waarom het Nederlandse volk niet de gelegenheid krijgt om zijn stem in een bepaald geval uit te brengen. Als ik tegen het genoemde wetsontwerp zou stemmen, heeft de burger daar echter ook niets aan. Dus op grond daarvan zal ik mijn steun aan dit wetsontwerp geven.”
De grootste fractie in de Eerste Kamer was op dat moment die van de VVD, die over maar liefst 23 senatoren beschikte. Daarvan stemden er 18 in de eerste lezing vóór en vijf tegen: Wiegel, Van Eekelen, Van Graafeiland, Heijne Makkreel en Verbeek. Het voorstel werd met 40 tegen 27 stemmen aangenomen. In de tweede lezing werd de zaak op scherp gezet. VVD-ministers zetten hun geestverwanten in de Eerste Kamer onder druk om toch vóór te stemmen. Dat lukte in vier van de vijf gevallen. Wiegel bleef echter koppig vasthouden aan zijn bezwaren. Of iets positiever gesteld: Wiegel bleef trouw aan zijn eerdere, in eerste lezing ingenomen standpunt. Dat kon niet van Martin Batenburg gezegd worden. Die stemde in tweede lezing tegen, op basis van vrijwel dezelfde argumenten die hem eerder hadden doen besluiten vóór te stemmen. Had Batenburg zijn voorstem van de eerste lezing herhaald, dan had het tweede lezingsvoorstel het alsnog gehaald, met 50 stemmen tegen 25. Maar door de tegenstem van Batenburg was ook die van Wiegel ineens fataal.
Martin Batenburg overleed in 2002. Blijkens de toen in de Eerste Kamer uitgesproken rede grapte hij wel eens dat de ‘Nacht van Wiegel’ evengoed de ‘Nacht van Batenburg’ genoemd had kunnen worden. Zijn nieuwe politieke partij Nieuw Solidair Ouderen Verbond werd geen succes. Uiteindelijk werd Batenburg lid van de partij die enkele jaren eerder nog de AOW wilde bevriezen: het CDA. Het kan raar lopen in de politiek.
Deze bijdrage verscheen op 8 augustus 2013 op het weblog Publiekrecht & Politiek.
Pingback:Haagse taferelen XX: hoofdelijke hoofdpijn (slot) – Corvinus