Ik kom graag in de basiliek van Santa Maria Maggiore in Rome. De wandmozaïeken in de basiliek met verhalen uit het Oude Testament zijn van ongekende schoonheid. Ze dateren van de vijfde eeuw en ooit waren het er 42. Helaas zijn er door verbouwingen en verwaarlozing thans nog maar 27 van over. Sommige daarvan zijn hopeloos slecht gerestaureerd door stukken waar de steentjes verdwenen zijn na te schilderen. Dat is werkelijk geen gezicht. Ondanks al het verlies blijft de verhalencyclus fascinerend. De wandmozaïeken bevinden zich hoog aan de muren van het middenschip en zijn niet al te groot. De details ervan zijn waarschijnlijk alleen te zien door mensen met arendsogen. Normale mensen hebben een verrekijker of camera met goede zoomfunctie nodig. In twee bijdragen wil ik stilstaan bij alle 27 wandmozaïeken, de twaalf aan de linker muur in deel 1 en de overige vijftien aan de rechter muur in deel 2. De mozaïeken zijn helaas niet voorzien van bijschriften. Voor de interpretatie ervan maak ik gebruik van de uitstekende website Churches of Rome Wiki.
De centrale figuren van de rechter wand zijn Abraham, Isaak en vooral Jakob, allen genoemd in het Bijbelboek Genesis. Chronologisch begint de serie eigenlijk bij het derde paneel, waarop het afscheid van Abraham en zijn neef Lot te zien is. Lot is de zoon van Haran, de jongere broer van Abraham. Op het mozaïek zien we twee oudere mannen in toga, met grijs haar en grijze baarden. Vermoedelijk is Lot de man aan de rechterzijde. Volgens Genesis 13:11-12 trok hij naar de Jordaanvallei en sloeg hij zijn tenten op in de buurt van Sodom, de stad die later door God verwoest zou worden. Later woonde Lot in Sodom zelf (Genesis 14:12). De stad rechtsboven zal dan Sodom moeten voorstellen. Abraham is links afgebeeld: hij bleef in Kanaän wonen. Het jongetje bij wie Abraham de hand op het hoofd heeft gelegd zou Isaak kunnen zijn, zijn zoon bij Sara. Strikt genomen klopt dat niet, want Isaak wordt pas in Genesis 21 geboren, toen Abraham honderd jaar oud was (Genesis 21:5). Het veel kleinere onderste gedeelte van het mozaïek is deels gerestaureerd met verf. We zien daar herders met hun schapen.
Chronologisch gaan we dan verder met het eerste paneel. Hierop zien we Melchisedek, de koning van Salem, die Abraham brood en wijn aanbiedt. De koning was “een priester van God, de Allerhoogste” (Genesis 14:18). Hij is afgebeeld met een mand met brood in zijn handen en een krater met wijn aan zijn voeten. Bij brood en wijn denken christenen uiteraard aan de eucharistieviering, en het is dan ook geen toeval dat Christus in de hemel is afgebeeld. Rechts zien we Abraham te paard. Hij komt met zijn troepen aanrijden na zijn neef Lot uit gevangenschap te hebben bevrijd. Lot was namelijk door de koning van Elam gevangen genomen. Abraham trommelde een legertje van 318 man op en dat was genoeg om de koning te verslaan. Abrahams manschappen zijn afgebeeld met lange lansen, gepluimde helmen en schubbenpantsers.
Het tweede paneel speelt zich af bij de eiken van Mamre, de woonplaats van Abraham (Genesis 18:1) in de buurt van het huidige Hebron. Abraham is driemaal afgebeeld, want er worden ook drie verhalen verteld. Bovenin ziet Abraham plots drie mannen bij zijn tent staan. Hij nodigt ze uit voor de maaltijd, hetgeen ze accepteren. Linksonder bakt Sara brood voor hen (christenen denken weer aan de eucharistieviering), rechtsonder biedt Abraham de mannen een gebraden kalf aan. De mannen voorspellen dat Sara, die dan al negentig jaar oud is, een zoon zal baren. Immers, “is ook maar iets voor de Heer onmogelijk?” (Genesis 18:14). Later blijken de drie mannen God en twee engelen te zijn. De eiken van Mamre waren in de Late Oudheid een bekende plek. Keizer Constantijn de Grote (306-337), de eerste christelijke keizer, constateerde tot zijn ongenoegen dat er op die plek godenbeelden vereerd werden en altaren voor offers stonden. De keizer beval bisschop Macarius van Jeruzalem alles te verwijderen en te vervangen door een christelijk heiligdom. Aldus geschiedde.
We gaan verder met het vierde paneel, waarop te zien is hoe Jakob zijn broer Esau de zegen van hun vader Isaak ontneemt (Genesis 27). Chronologisch is dit een behoorlijke sprong in de tijd, veroorzaakt door het betreurenswaardige verlies van drie mozaïeken. Isaak is inmiddels getrouwd met Rebekka, die volgens Genesis 24:16 heel knap was. Ze was een nichtje van Isaak, en bleek na haar huwelijk met hem aanvankelijk onvruchtbaar. Door toedoen van God werd ze alsnog zwanger, maar haar tweelingzonen Esau en Jakob bevochten elkaar al in de baarmoeder. Qua karakter verschilden ze wezenlijk van elkaar. Esau was een jager en een buitenmens, Jakob bleef liever bij de tenten. Hersens had hij zeker: hoewel Esau formeel de eerstgeborene was, wist Jakob hem zover te krijgen dat hij zijn eerstgeboorterecht aan hem verkocht voor een bordje linzensoep (Genesis 25:29-34).
Later ontnam hij zijn broer ook de zegen van hun vader Isaak. Esau was rossig en behaard, maar Rebekka, die meer van Jakob hield, bedacht een list om de vrijwel blinde Isaak te misleiden. Ze legde een harig bokkenvel om Jakobs handen en hals, zodat Isaak dacht dat het Esau was die hij aanraakte. Prompt gaf hij Jakob de voor Esau bedoelde zegen. Dat tafereel is boven in het mozaïek afgebeeld, met een liggende Isaak, die zijn hand op het hoofd van Jakob heeft gelegd. Rechts zien we de gesluierde Rebekka. Onderin komt Esau terug van de jacht en ontdekt hij dat hij is beetgenomen. Dit gedeelte is helaas zwaar beschadigd.
Het bedrog van Jakob leidde tot een zware vete tussen hem en zijn broer. Rebekka was zelfs bang dat Esau Jakob wou willen vermoorden en raadde hem aan naar haar broer Laban in Charan (in het huidige Turkije) te vluchten (Genesis 27:43). Wat volgt, is een reeks panelen met mozaïeken over het verblijf van Jakob bij zijn oom. Op het vijfde paneel hebben Jakob en Labans dochter Rachel elkaar ontmoet bij een waterput waar de kuddes schapen drinken (Genesis 29). Rachel rent naar huis en vertelt haar vader dat haar neef is gearriveerd (boven). Ook de (naamloze) vrouw van Laban is afgebeeld. Laban en Jakob ontmoeten elkaar (linksonder) en Jakob wordt in het huis van zijn oom opgenomen. Het huis waarin ook Rachel en haar oudere zuster Lea wonen. Op het zesde paneel zien we hoe Jakob zeven jaar lang voor Laban werkt om maar met Rachel te kunnen trouwen (Genesis 29:18-20). Nu is het echter Jakob die bedrogen wordt, want Laban laat hem met zijn minder aantrekkelijke dochter Lea trouwen en slapen (Genesis 29:21-26). Dit moet te zien zijn geweest op het onderste gedeelte van het zesde paneel, maar dat is nagenoeg geheel verloren gegaan.
Jakob stemt erin toe nog eens zeven jaar voor Laban te werken en mag dan ook, na het verstrijken van de bruiloftsweek, met Rachel trouwen (Genesis 29:27-28). Dit alles is afgebeeld op het zevende paneel, waarvan het onderste gedeelte geschilderd is. Rechtsonder zien we hoe Jakob en Lea in de echt verbonden worden. Jakob verwekt vervolgens kinderen bij Lea en de slavinnen Zilpa en Bilha. Rachel blijft echter aanvankelijk kinderloos, totdat God haar een zwangerschap gunt en ze Jozef baart. Wie Bijbelvast is, weet dat dit dezelfde Jozef is die het tot onderkoning van Egypte zal schoppen, een prachtig verhaal dat hier helaas niet is terug te vinden. Op het achtste paneel vraagt en krijgt Jakob zijn loon, nadat hij heeft aangekondigd terug te willen keren naar Kanaän (Genesis 30:25-36). De deal is dat Jakob alle gespikkelde en gevlekte geiten en zwarte schapen krijgt, maar wederom wordt hij door zijn schoonvader bedrogen. Gelukkig vindt Jakob een manier om toch te krijgen waar hij recht op heeft en krijgt uiteindelijk hij de sterke en Laban de zwakke dieren (Genesis 30:42).
Op het negende paneel komt de terugkeer naar Kanaän aan de orde. Rechtsboven krijgt Jakob een opdracht van God: “Ga terug naar het land van je voorouders, naar je familie. Ik zal je terzijde staan” (Genesis 31:3). Vervolgens vertelt hij Lea en Rachel dat ze zullen vertrekken uit het land van hun vader. Het tiende paneel betreft de ontmoeting van Jakob en Esau. Esau is linksboven afgebeeld als een veldheer; volgens Genesis 32:7 kwam hij Jakob tegemoet met 400 manschappen. Dat wordt Jakob rechtsboven verteld door een boodschapper. Jakob vreest natuurlijk dat Esau wraak komt nemen en hem en zijn gevolg wil doden. Zover komt het gelukkig niet. Bij het oversteken van de rivier de Jabbok worstelt Jakob met God en wordt hij voortaan Israël genoemd. De ontmoeting tussen de twee broers verloopt vervolgens hartelijk: “Esau rende hem tegemoet, sloot hem in zijn armen en kuste hem” (Genesis 33:4). Dat moet op het onderste gedeelte zijn afgebeeld, maar dat is grotendeels verloren gegaan. We zien alleen nog wat hoofden, speren en schilden van de 400 manschappen.
De laatste twee panelen spelen zich af bij de stad Sichem in Kanaän, waar Jakob een stuk land heeft gekocht. Zijn enige dochter met Lea, Dina, wordt verkracht door een man die ook Sichem heet, de zoon van Chamor (Genesis 34:2). Op verzoek van Sichem vraagt Chamor vervolgens aan Jakob en diens zonen of zijn zoon met Dina mag trouwen. Dit verzoek en de discussie daarover zijn op het elfde paneel afgebeeld. De uitkomst is dat Sichem inderdaad met Dina mag trouwen als alle mannen van Sichem zich laten besnijden (Genesis 34:15). Deze eis is op het twaalfde paneel bovenin afgebeeld. Onderin discussiëren de mannen van Sichem erover. Ze besluiten in te stemmen “en zo werden allen van het mannelijk geslacht die daar bijeen waren, besneden” (Genesis 34:24). Erg veel plezier beleefden ze niet aan hun beslissing: de broers van Dina besloten de stad te overvallen en ze doodden bij hun aanval alle mannen.
Bijgewerkt 20 juli 2024.