Erg druk was het niet in de Pinacoteca Nazionale van Siena. Ik kon op mijn gemak door de meer dan dertig zalen lopen. De Pinacoteca Nazionale is een museum vol topstukken: na zo’n twintig zalen bekeken te hebben deden mijn ogen pijn van al het fonkelende goud dat in veel van de middeleeuwse schilderstukken verwerkt is. Het geeft wel aan hoe welvarend de stad Siena in die tijd was. Overigens heeft het gebruik van al dat goud ook andere nadelen. Het is bijvoorbeeld door de reflectie van het licht een stuk moeilijker om goede foto’s te maken. Maar aan de kwaliteit van de werken doet dat natuurlijk niets af. De Pinacoteca Nazionale heeft werken die dateren van de dertiende tot het begin van de achttiende eeuw. Vele daarvan zijn afkomstig uit kerken en kloosters in en rondom Siena. Bij mijn bespreking van het museum moet ik selectief zijn. Ik zal me daarom richten op tien verschillende schilders en enkele van hun werken.
Tot de vroegste werken in het museum behoort een paneelschildering van Guido da Siena (ca. 1230-1290). De schildering bevat drie voorstellingen. Van links naar rechts zien we de Transfiguratie van Christus, de intocht van Christus in Jeruzalem en de opwekking van Lazarus. De paneelschildering heeft enkele mooie details. Zie bijvoorbeeld de mensen in de bomen die de intocht van Christus gadeslaan. Qua stijl is het werk echter nog erg traditioneel en Byzantijns. Guido da Siena behoort tot de generatie schilders die actief waren in de ‘crypte’ van de kathedraal van de stad. Over zijn leven is helaas bijna niets bekend.
Ook in onze kennis over het leven van Duccio di Buoninsegna (ca. 1255-1318/1319) zitten nog veel gaten. Zijn beroemde gebrandschilderde raam en magnifieke Maestà voor de kathedraal van Siena heb ik eerder besproken op deze website (zie Siena: Museo dell’Opera del Duomo). Duccio was, zo mogen we wel aannemen, geen gemakkelijke man. Hij had een sterke eigen wil, zat vaak in de schulden en liep tegen de nodige boetes aan. Zijn immense talent als schilder werd echter algemeen erkend, ook in zijn eigen tijd. Voor het schilderen van het altaarstuk voor het hoogaltaar van de Duomo – de genoemde Maestà – schakelde men immers niet de eerste de beste schilder in. In de Pinacoteca Nazionale vinden we van de hand van Duccio een nogal verweerde paneelschildering afkomstig uit het hospitaal van Santa Maria della Scala. Het veelluik toont ons de Madonna met het Kind, geflankeerd door – van links naar rechts – Sint Agnes, Johannes de Evangelist, Johannes de Doper en Maria Magdalena. Boven hen zijn verschillende profeten geschilderd.
Tot een volgende generatie behoren drie schilders die gezamenlijk de bloeiperiode van de Siënese schilderkunst vertegenwoordigen. Ik doel op Simone Martini (ca. 1284-1344) en de broers Pietro Lorenzetti (ca. 1280-1348) en Ambrogio Lorenzetti (ca. 1290-1348). Over het leven van Simone Martini – we vervallen in herhaling – is weinig met zekerheid bekend. Waarschijnlijk was hij een leerling van de genoemde Duccio en het is zeker dat zijn zwager de schilder Lippo Memmi (gestorven 1356) was, eveneens afkomstig uit Siena. Eerder heb ik aandacht besteed aan Simone Martini’s Maestà in het Palazzo Pubblico in Siena. Hij schilderde echter ook verder buiten de grenzen van de stad, bijvoorbeeld in de basiliek van San Francesco in Assisi. Zijn talent trok de aandacht van de pausen, die op dat moment in Avignon resideerden. Simone Martini kwam te werken aan het pauselijk hof en overleed in 1344 in Avignon. De Pinacoteca Nazionale bezit verschillende werken van zijn hand. Zo vinden we er een mooie Madonna della Misericordia en een paneelschildering over de postume wonderen van de Zalige Agostino Novello (1240-1309).
De nalatenschap van Pietro en Ambrogio Lorenzetti in Toscane is groot. Ik hoef maar te wijzen op het befaamde Tarlati-veelluik van Pietro in de Santa Maria della Pieve in Arezzo en de fresco’s van Ambrogio over Goed en Slecht Bestuur in het genoemde Palazzo Pubblico in Siena. Wederom is – het wordt nu echt vervelend – weinig bekend over de levens van de broers. Verondersteld wordt dat ze in 1348 allebei bezweken zijn aan de Zwarte Dood. Deze pestepidemie eiste mogelijk het leven van meer dan de helft van de bevolking van Siena en luidde het einde van een gouden tijdperk in.
Gelukkig zijn er in de Pinacoteca Nazionale veel mooie werken van de gebroeders Lorenzetti te bewonderen. Sommige werken hebben predella’s met miniatuurvoorstellingen die eigenlijk nog mooier zijn dan de hoofdvoorstelling. Een voorbeeld is de zogenaamde Pala del Carmine van Pietro, geschilderd in 1327-1329 en afkomstig uit het opgeheven klooster van San Niccolò del Carmine in Siena. Hier zien we op de predella onder meer de droom van Sobak (de vader van de profeet Elia, die zelf geldt als de ‘vader van de Karmelieten’) en de pausen Honorius IV (1285-1287) en Johannes XXII (1316-1334). De eerstgenoemde verleent de Karmelieten hun bekende witte habijt, de laatstgenoemde verstrekt de Karmelieten een bul waarmee ze dezelfde privileges verwierven als de Franciscanen en Dominicanen. Deze historische gebeurtenis vond in 1326 plaats. Broer Ambrogio schilderde voor hetzelfde klooster een indrukwekkende Kruisiging (afbeelding hierboven).
Na de pestepidemie van 1348 trad een nieuwe generatie schilders aan in Siena. Een van hen was Jacopo di Mino del Pellicciaio (geboren tussen 1315 en 1320, gestorven ca. 1396). Ik had al eens een werk van hem gezien in de kerk van San Francesco in de stad. Geloof het of niet, maar over zijn leven is niet veel bekend. Aangezien een Pellicciaio een bontwerker is, was dat het beroep van zijn vader of grootvader. Waarschijnlijk was Jacopo een navolger van Simone Martini, die als gezegd in 1344 stierf. Aangezien Jacopo zelf rond 1396 gestorven is, lijkt het erop dat hij een carrière van ruim een halve eeuw heeft gehad. Toch is hij lang niet zo bekend geworden als zijn veronderstelde leermeester. De Pinacoteca Nazionale bezit van hem een knap geschilderd veelluik. Het toont ons de Madonna met het Kind in het midden, geflankeerd door Clara van Assisi, Johannes de Doper, Augustinus en Franciscus van Assisi. Het museum meldt helaas niets over de herkomst van het werk.
Het museum bezit zeer veel werken van Sano di Pietro (1406-1481). Sano was vernoemd naar Sint Ansanus, een vierde-eeuwse heilige en een van de beschermheiligen van Siena. Dat er zoveel werken van hem bewaard zijn gebleven kan verklaard worden uit het feit dat hij meer dan een halve eeuw lang schilderde (1428-1481) en een groot atelier met vele assistenten runde. Omdat hij de meeste van zijn werken ook signeerde (SANVS PETRI DE SENIS), hoeft er niet veel discussie te zijn over de toeschrijving van deze werken, hooguit over de mate van betrokkenheid van assistenten. Sano di Pietro was ooggetuige van de vurige preken die de Franciscaanse missionaris Bernardinus van Siena (1380-1444) in de stad hield. Van zijn hand kennen we onder meer schilderijen waarop Bernardinus te zien is voor het Palazzo Pubblico en de kerk van San Francesco. Deze werken bevinden zich echter in het museum van de Duomo.
In de Pinacoteca Nazionale kunnen we onder meer een paneelschildering van Sano bewonderen waarop te zien is hoe Paus Calixtus III (1455-1458) Siena te hulp schiet. De stad was in 1456 getroffen door een hongersnood. Gewaarschuwd door de Maagd Maria zond de Heilige Vader net op tijd hulpgoederen naar Siena, hetgeen op de paneelschildering goed te zien is. De geschilderde stad is ook duidelijk herkenbaar als Siena, want we zien de bekende Torre del Mangia van het stadhuis en natuurlijk de kathedraal met haar afwisselende banden zwart en wit marmer.
Ook de grote altaarstukken van Sano di Pietro zijn bijzonder indrukwekkend. Afkomstig uit de kerk van San Girolamo is een groot veelluik uit 1444. Dit was de kerk van de Gesuati (niet te verwarren met de Jezuïeten), in 1360 gesticht door Giovanni Colombini (ca. 1304-1367) en eind 1668 ontbonden op bevel van Paus Clemens IX. Colombini is de knielende figuur op het altaarstuk, waarvan de predella zich tegenwoordig in het Louvre in Parijs bevindt. Een ander altaarstuk is afkomstig uit het klooster van de Gesuati. Hierop staan de broers Cosmas en Damianus centraal (cf. Rome: Santi Cosma e Damiano). Zij waren afkomstig uit Romeins Arabië en werkten allebei als arts. In die hoedanigheid genazen ze vele mensen, die ze en passant ook nog eens tot het christendom wisten te bekeren. De broers zijn allereerst groot afgebeeld op het altaarstuk, naast de Madonna met het Kind. De knielende figuren zijn wederom Giovanni Colombini en Sint Hieronymus (San Girolamo). De schitterende predella bevat zes voorstellingen uit het leven van Cosmas en Damianus. Ronduit fascinerend zijn de voorstellingen waarop we zien hoe de broers een been afzetten bij een gestorven Ethiopiër en dit vervolgens transplanteren naar een koster: de eerste geslaagde transplantatie uit de geschiedenis!
We blijven nog even bij Sano di Pietro. Zijn Polittico dell’Assunta werd geschilderd in 1479 en is daarmee een zeer laat werk van de schilder. Het is afkomstig uit het klooster van de Humiliati, de Nederigen. Dit klooster was gewijd aan Santa Petronilla, die volgens de overlevering de dochter van de apostel Petrus zou zijn geweest. Nu kan uit de Bijbel inderdaad worden afgeleid dat Petrus een vrouw had[1], maar over een dochter of andere kinderen lezen we daar niet. Dat het stel een dochter genaamd Petronilla had, is een veel latere traditie waar we niet al te veel waarde aan hoeven te hechten. Op de Polittico dell’Assunta is de vrouw uiterst rechts waarschijnlijk Petronilla. In het midden zien we de Tenhemelopneming van de Maagd, en de andere figuren zijn Catharina van Alexandrië, de aartsengel Michael en Hieronymus. Onder de Madonna knielen de twee Johannesen, de Doper en de Evangelist, samen met de vermoedelijke financier van het altaarstuk. Op de predella zien we onder meer hoe Petrus zijn dochter geneest en hoe het meisje vervolgens een maaltijd serveert.
Schilder nummer acht is Giovanni di ser Giovanni Guidi (1406-1486), bijgenaamd Lo Scheggia (‘de Splinter’). Scheggia was afkomstig uit San Giovanni Valdarno. Hij was de jongere broer van de grote Masaccio (1401-1428). Waar de laatstgenoemde een fenomenale schilder was die helaas veel te jong stierf, produceerde Lo Scheggia gedurende zijn tachtig jaar op aarde geen echte topstukken. Maar hij was zeker een verdienstelijk schilder aan wie we best enige aandacht mogen schenken. In de Pinacoteca Nazionale hangen vier ‘triomfen’, te weten de triomf van de Dood, de Kuisheid, de Liefde en de Roem. Hieronder is een afbeelding van de triomf van de Dood opgenomen.
Met Domenico Beccafumi (1486-1551) verlaten we de Middeleeuwen en betreden we het tijdperk van de Renaissance. De schilder was van eenvoudige komaf, de zoon van een boer. Hij werd echter geadopteerd door Lorenzo Beccafumi, de landeigenaar voor wie zijn vader werkte, en nam diens naam aan. Lorenzo Beccafumi onderkende het talent van Domenico en liet hem schilderlessen volgen. De Pinacoteca Nazionale heeft van zijn hand een paneelschildering afkomstig uit een kapel in het hospitaal van Santa Maria della Scala. We zien de Heilige Drie-eenheid, geflankeerd door Cosmas, Johannes de Doper, Johannes de Evangelist en Damianus. Cosmas en Damianus mochten in een ziekenhuis natuurlijk niet ontbreken. Als gezegd waren de twee broers artsen.
De laatste schilder in deze bijdrage is Giovanni Antonio Bazzi (1477-1549), bijgenaamd Il Sodoma. Hij werd geboren in het stadje Vercelli in Piemonte. Als twintiger vertrok hij naar Siena, waar hij een bekende Maniëristische schilder werd. De Pinacoteca Nazionale bezit van zijn hand een kleurrijke Kruisafneming (ca. 1510), geschilderd voor een kapel in de al genoemde kerk van San Francesco in Siena. Het werk heeft enkele zeer knappe details. Let bijvoorbeeld op de helm tussen de benen van de soldaat met de hellebaard. De helm is zo intensief gepoetst dat de reflectie van de soldaat en zijn buurman erin te zien is. Daarnaast zit het werk vol emotie. Zie alleen al de Maagd Maria, die flauwgevallen is.
Noot
[1] Marcus 1:29-31; Matteüs 8:14-15; Lucas 4:38-39.
Pingback:Siena: Pinacoteca Nazionale – – Corvinus –