Iedere dag passeren duizenden mensen de kerk van San Carlo aan de drukke Via dei Calzaiuoli. Toch is de kerk zelf zelden open. Tijdens mijn laatste verblijven in Florence trof ik de deuren van het gebouw telkenmale gesloten aan. De ultieme belediging was wel dat iemand een handvol smerige vuilniszakken op de traptreden voor de ingang had geplaatst. In januari 2024 bestudeerde ik op een avond nauwgezet het vel papier dat op de deuren was geplakt. Het papier kondigde een mis in de San Carlo aan op de avond voor Driekoningen. Ik besloot ruim voor het aanvangstijdstip aanwezig te zijn, trof de deuren geopend aan en kon rustig rondlopen en fotograferen in de kerk. De mis heb ik vervolgens overigens overgeslagen.
Florence werd tussen 1342 en 1343 geregeerd door de zelfverklaarde Hertog van Athene. Deze Wouter VI van Brienne maakte zich al snel gehaat en werd op 26 juli 1343 uit de stad verdreven. Dit was de feestdag van Sint Anna. Een Florentijnse broederschap, de Compagnia dei Laudesi, liet daarop tussen 1349 en 1352 voor haar een kapel bouwen. De architecten waren Neri di Fioravanti (gestorven 1374) en Benci di Cione (ca. 1310-1388), beiden later ook betrokken bij de bouw van de kathedraal van Florence. Later in de veertiende eeuw werd de kapel herbouwd als een kerk door Simone di Francesco Talenti, de zoon van de eveneens bij de bouw van de Duomo betrokken architect Francesco Talenti. De kerk werd nu aan de aartsengel Michael (San Michele) gewijd. De Compagnia dei Laudesi stond immers tevens bekend als de Compagnia di Or San Michele. De letters OSM zijn dan ook duidelijk zichtbaar boven de ingang van de kerk. Ze zijn ook twee keer opgenomen op het hieronder nog te bespreken altaarstuk van Niccolò di Pietro Gerini. Het behoeft geen verbazing te wekken dat de broederschap tevens verantwoordelijk was voor de kerk van Orsanmichele, die tegenover de San Carlo staat.
De kerk van San Michele werd in 1616 overgenomen door de Compagnia di San Carlo dei Lombardi. Deze broederschap was gewijd aan Sint Carlo Borromeo (1538-1584), die tot aan zijn dood aartsbisschop van Milaan was geweest. In 1610 was hij heilig verklaard. De broederschap gaf de kerk een nieuwe naam en wijding, en sindsdien kennen we het gebouw als San Carlo dei Lombardi. Over het exterieur van de kerk en de gevel van zandsteen valt weinig te zeggen. Decoraties zijn nagenoeg geheel afwezig. Ook het interieur van de kerk is tamelijk eenvoudig. Achterin vinden we wat fresco’s over het leven van Carlo Borromeo en een schilderij met daarop de heilige van Matteo Rosselli (1578-1650), maar echt veel indruk maakt dat allemaal niet. De reden dat ik de kerk per se wilde bezoeken, was het al genoemde altaarstuk van Niccolò di Pietro Gerini (gestorven 1415). Het werk werd in 1781 verplaatst naar de Uffizi en vervolgens in 1841 naar de Accademia. Sinds 1931 hangt het weer in de San Carlo. In 2015 werd de paneelschildering grondig gerestaureerd.
Op het schilderij is de Bewening van de overleden Christus afgebeeld. In de centrale voorstelling zien we hoe de dode Christus in zijn graf wordt gelegd, maar daarboven is de verrezen Christus afgebeeld. De overleden Christus wordt omringd door een grote groep mensen. Nicodemus en Jozef van Arimatea leggen de overledene in het graf, Johannes kust diens hand en onder de rouwende vrouwen bevinden zich in elk geval de Maagd Maria en Maria Magdalena. Zowel de lijkwade als de sarcofaag zijn prachtig versierd. De verrezen Christus wordt geflankeerd door engelen die instrumenten van zijn Lijden dragen, het kruis en de speer waarmee zijn zijde werd doorboord. Op het onderste gedeelte van het paneel zijn de letters OSM van de Compagnia di Or San Michele geschilderd. In het midden zien we nog de profeet Jesaja (ISAIAS PROPHETA volgens het bijschrift). De tekst op zijn boekrol komt uit Jesaja 53:4 (“Maar hij was het die onze ziekten droeg, die ons lijden op zich nam”).