De rechter muur van het schip van de Santa Maria Maggiore heeft het beter getroffen dan de linker. Hier zijn 15 van de oorspronkelijke 21 wandmozaïeken uit de vijfde eeuw bewaard gebleven. De mozaïeken vertellen verhalen uit de Bijbelboeken Exodus, Numeri, Deuteronomium en Jozua. Helaas is het eerste mozaïek meteen verloren gegaan, maar het moet hebben uitgebeeld hoe de drie maanden oude Mozes, de zoon van een Leviet, in een mandje tussen het riet werd achtergelaten (Exodus 2:3). De farao, die de groeiende macht van de Israëlieten vreesde, had bevolen alle pasgeboren jongens in de Nijl te gooien. Het mandje werd echter gevonden door de dochter van de farao, die het jongetje liet opvoeden door diens moeder en het later aannam als haar eigen zoon. Ze noemde het jongetje Mozes, wat het Egyptische woord voor ‘kind’ is. In het Hebreeuws was de naam Moshe, wat zoiets als ‘uit het water getrokken’ zou moeten betekenen (vgl. Exodus 2:10).
De adoptie van Mozes door de dochter van de farao is zichtbaar op het eerste paneel dat bewaard is gebleven. De stijl van het mozaïek heeft weinig weg van het Egypte van de farao’s. Alle afgebeelde figuren – de dochter, vijf andere vrouwen en Mozes – dragen Romeinse kleding. De dochter draagt het prachtige gewaad van een Byzantijnse prinses. De jonge Mozes heeft een rechthoekig stuk gouden stof op zijn mantel, een zogenaamde tablion. Iets meer dan een eeuw later zouden keizer Justinianus en keizerin Theodora in Ravenna op soortgelijke wijze worden afgebeeld. Op het onderste gedeelte van het mozaïek is te zien hoe Mozes debatteert met filosofen, zoals de jonge Christus in debat zou gaan met de Schriftgeleerden. Dit verhaal komt niet uit de Bijbel.
Het tweede paneel toont Mozes in Midjan. Hij is gevlucht uit Egypte omdat de farao hem wil laten doden vanwege de moord op een Egyptenaar. Bovenin trouwt hij met Sippora, de dochter van Jetro, een priester uit Midjan (Exodus 2:21). Daaronder zien we het verhaal van de brandende doornstruik (Exodus 3:2 e.v.). Mozes krijgt van God de opdracht terug te keren naar Egypte om zijn volk, de Israëlieten, uit slavernij te bevrijden en naar een land van melk en honing te leiden. De volgende drie mozaïeken gingen helaas verloren door de bouw van de Cappella Sistina voor Paus Sixtus V (1585-1590). Inmiddels heeft Mozes zich bij zijn oudere broer Aaron gevoegd en samen zijn ze naar de farao gegaan, die weigert hen te laten vertrekken. Daar zijn tien door God gezonden plagen voor nodig, waarvan de tiende het doden van alle eerstgeboren is. God is echter voorbijgegaan aan de huizen waarvan de deuren zijn bestreken met het bloed van een lam of bokje. Zo weet de Heer waar de Israëlieten wonen: de oorsprong van het Pesachfeest.
Op het derde paneel zien we de oversteek van de Rietzee, i.e. de Rode Zee. Volgens de Bijbel zouden 600.000 Israëlieten Egypte hebben verlaten, “vrouwen en kinderen niet meegerekend” (Exodus 12:37). Mozes had het lichaam van Jozef, de zoon van Israël, mee laten nemen (Exodus 13:19). Intussen had de farao echter spijt gekregen van zijn beslissing de Israëlieten te laten gaan. God had weliswaar zijn zoon gedood, maar toch besloot hij zijn leger achter Mozes en de zijnen aan te sturen. Met hun strijdwagens zetten de Egyptenaren de achtervolging in. Geholpen door God spleet Mozes toen de Rietzee (Exodus 14:21), zodat zijn volk veilig kon oversteken. Toen het Egyptische leger eveneens door de zee probeerde te trekken, werden de manschappen, paarden en wagens door het water verzwolgen. Op het mozaïek zien we bovenin de farao in het water, ten midden van drijvende schilden. Onderin staat Mozes met zijn door God geschonken staf. De soldaten van de farao zien er erg Macedonisch uit, met linnen kurassen, ronde schilden en Thracische helmen. De man links van Mozes zou zijn broer Aaron kunnen zijn, de vrouw naast hem misschien hun zuster Mirjam.
De tocht gaat dan verder door de woestijn. Honger treft de Israëlieten en zij verlangen terug naar Egypte, waar de vleespotten tenminste altijd gevuld waren. God stuurt dan zwermen kwartels (Exodus 16:13), zodat de mensen vlees te eten hebben. Dit alles is te zien op het vierde paneel.[1] Op het vijfde paneel wordt eerst een stapje terug gedaan. Nu hebben de Israëlieten dorst, maar het water van Mara is niet te drinken omdat het bitter is. God wijst Mozes op een stuk hout. Als hij dat in het water werpt, is het bittere water plots zoet en kan het gedronken worden (Exodus 15:22-25). De rondtrekkende Israëlieten raken dan in conflict met de Amalekieten. Mozes wijst Jozua aan om het leger van Israël te leiden (Exodus 17:9), zichtbaar op het onderste gedeelte van het vijfde paneel. De strijd tegen Amalek wordt uitgebeeld op het zesde paneel. De twee legers leveren strijd met elkaar. Bovenin zien we Mozes, geflankeerd door Aaron en Chur. Zij ondersteunen zijn armen, want zolang die opgeheven zijn, is Israël aan de winnende hand (Exodus 17:12-13). Opmerkelijk is dat Mozes op een steen staat: volgens de Bijbel zat hij erop. De afgebeelde stad is Refidim, waar de slag werd uitgevochten.
Het zevende paneel is een van de mooiste uit de serie. Bovenin keren de door Mozes gezonden verkenners terug uit Kanaän na een missie van veertig dagen. Hun verhalen zijn geweldig, Kanaän is echt een land van melk en honing. Ten bewijze hebben ze gigantische druiventrossen meegenomen uit het Eskoldal (Numeri 13:23). Maar in Kanaän wonen ook vele sterke volkeren, in grote versterkte steden. Een zo’n stad (mogelijk Jericho) is rechtsboven te zien, met de rivier de Jordaan ervoor. De verkenners Jozua en Kaleb denken dat de Israëlieten het beloofde land met hulp van God kunnen veroveren, maar de andere verkenners zijn pessimistisch. Het volk is radeloos en rusteloos. “Het volk dreigde hen te stenigen, maar toen verscheen de majesteit van de HEER in de ontmoetingstent aan de Israëlieten” (Numeri 14:10). De poging tot steniging is onderin te zien. Mozes, Jozua en Kaleb worden beschermd door een soort door de hand van God gecreëerd energieveld. Rechts staat de ontmoetingstent, het tabernakel. Hierin is de Ark des Verbonds zichtbaar, de kist waarin de stenen tafelen met de tien geboden worden bewaard.
Het einde van Mozes is dan nabij. Op het achtste paneel geeft hij de Levieten het wetboek met daarin alle Joodse leefregels (Deuteronomium 31:24-25). Mozes heeft veertig jaar rondgezworven in de woestijn, maar zal het beloofde land niet meer zien: rechtsboven sterft hij op de berg Nebo, 120 jaar oud (Deuteronomium 34:1-7). De Israëlieten staan nu onder leiding van Jozua en bereiden zich op het onderste gedeelte van het mozaïek voor om Kanaän binnen te trekken. De Ark des Verbonds heeft draagbomen en kan dus gemakkelijk worden meegedragen. Op het negende paneel steken de Israëlieten met de Ark de rivier de Jordaan over, zoals beschreven in Jozua 3. Rechts is Jozua afgebeeld, gekleed als een Romeinse veldheer. Op het onderste gedeelte van het mozaïek stuurt Jozua twee verkenners naar Jericho (Jozua 2:1). Die stad, zichtbaar vanaf de berg Nebo, is te zien aan de rechterzijde.
De koning van Jericho verneemt van de aanwezigheid van de spionnen en wil hen arresteren. De mannen worden echter beschermd en verborgen door de hoer Rachab, die in een huis in de stadsmuur woont. Zij laat de spionnen via een touw ontsnappen (Jozua 2:15). Na drie dagen in de bergen te hebben doorgebracht keren de spionnen terug naar Jozua om verslag uit te brengen. Dit verhaal is op het onderste gedeelte van het tiende paneel afgebeeld. Bovenin ontmoet Jozua aan het hoofd van zijn leger een engel van de Heer, met een speer in de hand (de Bijbel spreekt in Jozua 5:13 overigens van een zwaard). De aanval op Jericho is nu op handen. Op het elfde paneel trekken de Israëlieten met de Ark des Verbonds om de stad heen. Priesters blazen op ramshoorns (sjofar) en de muren van Jericho storten in, zoals beschreven in Jozua 6. Vervolgens moorden de Israëlieten de gehele stad uit, niet alleen de mensen, maar ook de dieren. Alleen de hoer Rachab en haar familie mogen blijven leven.
De overwinning van Jozua leidt tot onrust onder de volkeren van Kanaän. Ze besluiten hun krachten te bundelen, maar de Chiwwieten van de grote en belangrijke stad Gibeon doen net alsof ze een ver weg wonend volk zijn en slagen er zo in een vredesverdrag met de Israëlieten te sluiten. Vijf koningen van de Amorieten belegeren vervolgens Gibeon, waarop de inwoners een bode naar Jozua sturen (Jozua 10:5-6). Dit is te zien op het bovenste gedeelte van het twaalfde paneel. Op het onderste gedeelte belooft God de Israëlieten de overwinning. Die overwinning op de Amorieten is te zien op het dertiende paneel. Als een soort Alexander de Grote verplettert Jozua met zijn leger dat van de vijand. Op de achtergrond moet de pas van Bet-Choron zichtbaar zijn, want daar “wierp de Heer vanuit de hemel grote hagelstenen op hen” (Jozua 10:11).
Bij Gibeon gebeurt vervolgens nog iets bijzonders, zichtbaar op het veertiende paneel: Jozua laat de zon stilstaan. Zijn bevel is te lezen in Jozua 10:12-13:
“’Zon, sta stil boven Gibeon,
Maan, blijf staan boven de vlakte van Ajjalon.’
En de zon stond stil
en de maan bleef staan,
tot Israël zijn vijanden had afgestraft.”
De zon en de maan zijn duidelijk zichtbaar aan de hemel. Jozua staat in het midden, tussen de vechtende manschappen. Het mozaïek is nog grotendeels intact, maar aan de onderkant en rechter zijkant zij stukjes bijgeschilderd. Het ziet er wat knullig uit, maar hier is de verf tenminste nog goed. Op het vijftiende en laatste paneel is deze verf helemaal uitgelopen. Het paneel gaat over de vijf Amoritische koningen die zich na de slag in een grot hebben verscholen. Ze worden uit de grot gehaald en voor Jozua gebracht. Jozua toont zich dan allesbehalve een genadige overwinnaar, want hij slaat de koningen dood en laat hun lijken in bomen ophangen. Pas na zonsondergang laat hij hen losmaken en in de grot gooien waarin ze zich hadden verstopt (Jozua 10:22-27).
Noot
[1] Het wonder van de kwartels wordt overigens herhaald in Numeri 11:31-33.
Pingback:Rome: De wandmozaïeken in de Santa Maria Maggiore (deel 1) – – Corvinus –