Het kleine maar interessante archeologisch museum van Fiesole bevindt zich midden in het archeologisch gebied van de stad zelf. Hier treft men de restanten aan van een Etruskische muur, een Romeinse tempel, Romeinse openbare baden en een Romeins theater dat in de zomer nog steeds wordt gebruikt voor voorstellingen. Fiesole heeft sinds 1878 een archeologisch museum. Oorspronkelijk was dit gehuisvest in een van de zalen van het Palazzo Pretorio op de Piazza Mino da Fiesole, nu het stadhuis. In 1914 werd de hele collectie verhuisd naar een nieuwe locatie, een neoklassiek gebouw ontworpen door de architect Ezio Cerpi (1868-1958). In dit gebouw – een kopie van een Ionische tempel – is het museum nu al meer dan een eeuw gevestigd. De naam van het museum in het Latijn – MVSEVM FAESVLANVM – treft men onder het fronton aan.
Binnen
Vanaf het begin heeft het museum zich gericht op lokale archeologische vondsten, en op de culturen die in en om Fiesole hebben gewoond. Er zijn dan ook voorwerpen tentoongesteld van de vroege Villanovacultuur uit de IJzertijd, uit het Etruskische Fiesole (toen de stad Vipsul heette), uit het Romeinse Fiesole (toen de naam Faesulae was) en uit de tijd van de Longobarden, die Italië in de zesde eeuw binnenvielen. Bezoekers kunnen munten, sieraden, keramiek en allerhande bronzen en stenen voorwerpen bewonderen. Ook heeft het museum diverse reconstructies van Longobardische graftomben te bieden.
Aan het begin van de twintigste eeuw werden veel nieuwe voorwerpen aan het museum geschonken door de Franse markies Edoardo Albites di San Paterniano, die een villa in Fiesole bezat. In 1987 verwierf het museum de zogenaamde Collezione Costantini, een verzameling kostbaar Grieks en Etruskisch aardewerk die aan het museum werd geschonken door een zekere professor Alfiero Costantini (wie zijn naam door Google haalt, komt uit bij een hoogleraar in de urologie met dezelfde naam; om de een of andere reden betwijfel ik of dit dezelfde Costantini is).
Het museum bestaat uit slechts een dozijn zalen. Een van de interessantste voorwerpen is een Etruskische stele van “Larth Aninies”. Het betreft hier een grote rechthoekige gipsen plaat, rond aan de bovenkant, met daarop een langharige krijger gewapend met een speer. In zijn riem draagt hij als tweede wapen een bijl. De stele dateert van de zevende of zesde eeuw BCE.
Onder de Etruskische voorwerpen in het museum bevinden zich ook diverse asurnen. De urn waarvan een afbeelding in deze bijdrage is opgenomen heeft een reliëf waarop een magistraat in zijn wagen is afgebeeld. Op het deksel ligt een beeltenis van de overledene, die is ‘ingekort’ in de gebruikelijke (maar ietwat griezelige) Etruskische stijl. De urn kan volgens het bijschrift worden gedateerd op het einde van de tweede of het begin van de eerste eeuw BCE.
Ook interessant zijn de bustes van keizerin Vibia Sabina (ca. 83-137), de echtgenote van keizer Hadrianus, en van haar (half)zuster Vibia Matidia. Deze dateren van de eerste helft van de tweede eeuw CE. De kapsels van de beide dames zijn erg spectaculair. Het kostte ongelooflijk veel tijd om zo’n hoofd vol krullen te maken. Gelukkig hadden Sabina en Matidia daar als aristocratische dames alle tijd van de wereld voor.
Buiten
Nog beter dan het museum is het archeologisch gebied (Area Archeologica) buiten. Hier kan de bezoeker rondwandelen tussen de restanten van diverse gebouwen en veel leren over lokale Etruskische en Romeinse geschiedenis. Fiesole werd in de late achtste of vroege zevende eeuw gesticht, rond het jaar 700 BCE. De nederzetting groeide uit tot een machtige stadstaat, maar deze macht nam af vanwege de opkomst van een nieuwe reus verder naar het zuiden: de stad Rome. Fiesole kwam in de vroege derde eeuw onder Romeinse invloed, maar de stad lijkt tijdens de Bondgenotenoorlog (91-88 BCE) in opstand te zijn gekomen. Deze revolte werd in 90 BCE neergeslagen door de Romeinse bevelhebber Lucius Porcius Cato. Zijn overwinning zal hem wel hebben geholpen bij het verwerven van het consulaat voor het volgende jaar. Helaas voor Cato werd hij in zijn volgende veldslag verslagen en gedood.
Mogelijk hebben de troepen van Cato Fiesole bestormd en geplunderd, en er is zeker bewijs dat de tempel die is opgegraven in het archeologisch gebied door een brand is verwoest en vervolgens herbouwd werd. Op deze plek werd al in de zesde eeuw BCE een Etruskische tempel gebouwd. Deze werd vermoedelijk op enig moment verwoest of raakte in verval. In de vierde eeuw BCE werd er namelijk een nieuwe tempel in de Hellenistische stijl overheen gebouwd. Toen deze tempel rond 90 BCE werd verwoest, bouwden de Romeinen een nieuwe en grotere tempel op dezelfde plaats, waarbij wat nog van de oude tempel over was in het nieuwe gebouw werd geïncorporeerd. Het is mogelijk dat de tempel was gewijd aan de godin Minerva. Tegenwoordig staat er niet veel meer van overeind, maar een trap en een altaar zijn nog zichtbaar.
De Romeinen waren eveneens verantwoordelijk voor de bouw van de openbare baden, die zich in het oostelijke gedeelte van het archeologisch gebied bevinden. Het badencomplex verrees in de eerste eeuw BCE. Het complex is, hoewel het bij lange na niet zo groot is als bijvoorbeeld de Baden van Caracalla in Rome, niettemin tamelijk omvangrijk. Afgaande op het informatiebordje in het gebied moet het hele complex een gebied van zo’n 70 bij 50 meter hebben beslagen (het was daarmee iets groter dan de thermen van Heerlen).
Het badencomplex had alles om het de bezoekers naar de zin te maken. Er waren twee zwembaden, waarvan er een zichtbaar is op de afbeelding die in deze bijdrage is opgenomen (uiterst links). Het rechthoekige gat achter het zwembad is een cisterne. Aan de rechterkant zien we – van zuid naar noord – de bekende hete, lauwe en koude baden (caldarium, tepidarium, frigidarium). Achter het caldarium en het tepidarium treft men nog de restanten aan van de stookovens die werden gebruikt om het water te verwarmen. Er moeten ook kleedkamers zijn geweest, en wellicht ook een sportveld. De baden hadden natuurlijk ook toiletten, zodat bezoekers zich op een beschaafde manier konden ontlasten. De baden werden in de loop van de derde eeuw gerenoveerd, maar ze lijken een eeuw later te zijn verlaten.
Het indrukwekkendste onderdeel van het archeologisch gebied is het Romeinse theater, dat zo goed bewaard is gebleven en is gerestaureerd dat het nog steeds kan worden gebruikt – en ook daadwerkelijk wordt gebruikt – voor theatervoorstellingen. Het theater heeft 3.000 zitplaatsen voor bezoekers. Het werd gebouwd tussen het einde van de eerste eeuw BCE en het begin van de eerste eeuw CE. Delen van het theater waren eeuwen nadat het was verlaten nog zichtbaar. Het is dus niet verrassend dat juist in dit deel van de Area Archeologica in de tweede helft van de negentiende eeuw de systematische opgravingen begonnen.
Verder lezen
Pingback:De Annalist: Het Jaar 225 BCE – – Corvinus –
Pingback:Florence: Het Baptisterium van San Giovanni – – Corvinus –
Pingback:De Tweede Punische Oorlog: Het Jaar 217 BCE – – Corvinus –
Pingback:Fiesole: San Domenico – – Corvinus –
Pingback:Fiesole: Museo Civico Archeologico – – Corvinus –