Het oratorium van San Giorgio in Padova wordt vaak vergeleken met de beroemde Cappella degli Scrovegni in dezelfde stad. Het is inderdaad moeilijk geen gelijkenissen te zien. Bezoekers betreden een kleine privékapel met een hemelsblauw tongewelf, stralende sterren en indrukwekkende fresco’s op de muren. De fresco’s zijn van de hand van Altichiero da Zevio (ca. 1330-1390) en ze worden als zijn belangrijkste werk beschouwd. Toen we het oratorium wilden bezoeken in juli 2022, was helaas net de stroom uitgevallen. Gelukkig is er genoeg natuurlijk licht in de kapel dankzij in totaal tien ramen. Een aangenaam verschil met de Cappella degli Scrovegni is dat het oratorium niet door hordes toeristen wordt bezocht (wij waren de enige bezoekers). Reserveren is niet nodig, wel dient men een kaartje te kopen in het informatiecentrum van de grote basiliek van Sant’Antonio di Padova, beter bekend als Il Santo.
Geschiedenis
Het oratorium werd omstreeks 1377 gebouwd in opdracht van Raimondino Lupi (ca. 1310-1379), de markies van het stadje Soragna, niet ver van Parma. Hij was een jaar eerder burger van Padova geworden. Het gebouw bedoeld als grafkapel voor leden van zijn familie, onder wie zijn ouders Rolandino en Matilde. De locatie was niet toevallig gekozen, want destijds lag er een begraafplaats naast de Santo. De naam van de architect is niet overgeleverd, maar het gebouw is architectonisch bezien ook niet bijzonder interessant. De enige versieringen aan de buitenkant zijn drie reliëfs. In het midden zien we Sint Joris, aan wie de grafkapel werd gewijd, in gevecht met de draak. Links en rechts zien we familiewapens van de Lupi. De naam van de familie is afgeleid van het Latijnse lupus (Italiaans: lupo), hetgeen ‘wolf’ betekent. Op de beide wapenschilden is dan ook een wolf afgebeeld.
Toen Raimondino Lupi in 1379 overleed, moest het interieur van de kapel nog gedecoreerd worden. Die taak viel toe aan zijn neef Bonifacio Lupi (1316-1390). Bonifacio had voor zijn eigen kapel in de naastgelegen Santo al eens een beroep gedaan op Altichiero en besloot hem nu ook in te huren voor de verfraaiing van de kapel van zijn naaste familielid. Altichiero werkte tussen 1379 en 1384 aan de fresco’s in de San Giorgio. Dat deed hij natuurlijk niet alleen: hij zal hulp hebben gehad van enkele tientallen assistenten. Ook is het mogelijk dat er een tweede meester naast hem aan de fresco’s werkte. Volgens informatie in de kapel zelf en van de Web Gallery of Art was dat Jacopo Avanzi (gestorven 1416). Dat zou op zichzelf logisch zijn, aangezien deze Jacopo al met Altichiero in de Santo had gewerkt. De website van Padova Urbs Picta houdt het echter op Jacopo da Verona. Nu worden de twee Jacopo’s wel vaker door elkaar gehaald (zie Padova: Oratorium van San Michele), maar gelet op de eerdere samenwerking tussen Altichiero en Jacopo Avanzi is de betrokkenheid van Avanzi toch iets waarschijnlijker.
Begin negentiende eeuw brak er een moeilijk tijd aan voor de grafkapel. De Fransen van Napoleon ontmantelden de graftombe van Raimondino Lupi en schoven deze letterlijk opzij. Voorheen stond de tombe in het midden van de kapel op vier hoge zuilen, maar van het monument is alleen de sarcofaag bewaard gebleven. Deze vinden we thans aan de linkerzijde van het oratorium, samen met een buste met een helm. De fresco’s van Altichiero werden met een laag pleisterwerk bedekt en pas in 1837 herontdekt. De kapel zelf werd enige tijd als stal en gevangenis gebruikt. Gelukkig is dat nu allemaal verleden tijd. De fresco’s zijn in de jaren negentig van de vorige eeuw gerestaureerd en zien er nu weer prima uit, al valt niet te ontkennen dat ze hier en daar flink beschadigd zijn.
Fresco’s
Elk van de vier muren heeft een eigen frescocyclus. Op de muur met de ingang vinden we vijf voorstellingen uit de kindertijd van Jezus Christus: Annunciatie, Geboorte, Aanbidding der Wijzen, Vlucht naar Egypte (waarvan ongeveer een kwart verloren is gegaan) en Presentatie in de Tempel. De achtermuur heeft een grote Kruisiging met daarboven een Kroning van de Maagd. De fresco’s op beide muren zijn mooi, maar ook tamelijk standaard. Echt interessant wordt het pas bij de fresco’s op de linker muur, waar we voorstellingen uit het leven van Sint Joris kunnen bewonderen. De kapel is natuurlijk aan Joris gewijd, en hij gold als beschermheilige van de familie Lupi. De fresco’s op de rechter muur hebben de levens van twee heilige vrouwen als thema: Catharina van Alexandrië (boven) en Lucia van Syracuse (onder).
De cyclus over het leven van Sint Joris bestaat uit zeven fresco’s, geschilderd in twee stroken. In de bovenste strook doodt Joris de draak en doopt hij de koning van Silene (mogelijk Cyrene in het huidige Libië). De volgende scène is heel interessant, want hierin verschijnt de familie Lupi zelf ten tonele. Uiterst rechts wordt Raimondino Lupi, de stichter van de kapel, door Sint Joris geïntroduceerd bij de Madonna met het Kind. De knielende vrouw achter hem, die door een vrouwelijke heilige bij de Madonna wordt geïntroduceerd, zal dan Raimondino’s vrouw zijn, die mogelijk Maddalena Caimi heette. Eén bron stelt dat de vrouwelijke heilige achter de knielende vrouw Sint Lucia is. Dat is heel goed mogelijk en zou ook de keuze voor Lucia op de tegenoverliggende muur verklaren. De heilige zou natuurlijk ook Maria Magdalena kunnen voorstellen, ervan uitgaande dat de naam Maddalena Caimi correct is.
Achter het echtpaar knielen nog eens acht mannen, allemaal gekleed in maliënkolder en met een dolk op de heup. Het gaat om Raimondino’s broers en neven. De mannen worden allemaal begeleid door een beschermheilige, maar waarschijnlijk kunnen alleen superexperts deze figuren identificeren. Het verhaal van Sint Joris gaat vervolgens verder in de onderste strook. Joris drinkt eerst vergif, maar dat heeft geen enkel effect op hem. Dan wordt hij op een rad gemarteld, maar bevrijd door twee krijgshaftige engelen. De verschrikte reacties van het publiek zijn geweldig. Zo duikt links een soldaat snel weg achter zijn schild. In de volgende scène (helaas behoorlijk beschadigd) vernietigt Joris een afgodsbeeld. Uiterst rechts sterft hij ten slotte de marteldood door onthoofding.
Het verhaal van Sint Catharina van Alexandrië op de rechter muur zal voor veel lezers bekend zijn. Catharina bekent een christen te zijn en wint vervolgens een door de Romeinse keizer georganiseerd debat met heidense filosofen. Daarop wordt ze veroordeeld tot de dood door radbraken, maar op miraculeuze wijze gered. Op het fresco zien we hoe het rad totaal versplinterd is. Enkele omstanders lijken zelfs geraakt te zijn door de brokstukken. Wederom zijn de verschrikte reacties in het publiek prachtig om te zien. Het fresco bevat daarnaast mooie details, zoals een beeldje van een man met een speer en een draak aan zijn voeten. Ongetwijfeld is hij Sint Joris, die op de tegenoverliggende muur immers ook op het rad gemarteld wordt. Net als Joris wordt Catharina uiteindelijk onthoofd. Ze wordt begraven op de berg Sinaï, waar nog altijd een beroemd aan haar gewijd klooster staat.
Sint Lucia van Syracuse is wellicht een minder bekende heilige. Zij besloot zich op jonge leeftijd geheel aan God te wijden en beloofde daarom tot aan haar dood maagd te blijven. Haar moeder huwelijkte haar echter uit aan een heiden, die om begrijpelijke redenen geen zin had in een zuiver platonische relatie. De verloofde gaf Lucia aan bij de Romeinse magistraat, die besloot haar te straffen omdat ze als trouw christen weigerde te offeren voor de keizer. De straf was dat ze naar een bordeel gebracht zou worden, waar haar maagdelijkheid haar ontnomen zou worden. Maar wat de soldaten van de magistraat ook probeerden, ze konden haar niet van haar plaats krijgen. Op het fresco in de San Giorgio zien we dat zelfs zes ossen niet in staat zijn haar naar het bordeel te slepen. De soldaten prikken de arme dieren met hun speren, maar het helpt geen zier. Interessant is dat een Italiaans woord voor bordeel lupanare is. In het Latijn betekent lupa namelijk zowel wolvin als prostituee. De familie Lupi zal dit ongetwijfeld geweten hebben.
Met Lucia loopt het helaas toch slecht af. Het lukt niet haar te verbranden of in de hete olie te koken, dus uiteindelijk wordt ze met een dolk doodgestoken. De laatste voorstelling, uiterst rechts, stelt haar begrafenis voor. Volgens een andere traditie liet de Romeinse magistraat Lucia voor haar executie ook de ogen uitsteken, maar die afschuwelijke marteling vinden we niet terug op de muren van de San Giorgio. Was de traditie niet bekend bij Altichiero en zijn medewerkers? Een Umbrische collega verwerkte het gruwelijke verhaal in 1390 wel in een fresco in Assisi. Misschien vond Altichiero gewoon dat hij met een brandstapel en een ketel vol kokende olie al meer genoeg wreedheid in de kapel had geschilderd.
Bronnen
Pingback:Padova: Oratory of San Giorgio – – Corvinus –
Pingback:Padova: Scuola del Santo – – Corvinus –