Padova: Cappella degli Scrovegni

De Cappella degli Scrovegni.

De Cappella degli Scrovegni is het beroemdste monument in Padova. Ik had me al lange tijd verheugd op een bezoek aan de kapel en al weken van tevoren mijn reservering gemaakt. Reserveren is ook verplicht. Om de kwetsbare fresco’s in de kapel te beschermen worden niet meer dan 25 mensen tegelijk binnengelaten. Bezoekers moeten eerst even wachten in een speciale ruimte met klimaatbeheersing en kunnen daar naar een korte film kijken voordat ze de kapel binnen mogen gaan. De film vertelt iets over de geschiedenis van de Cappella degli Scrovegni en de inspanningen die men zich getroost heeft om de fresco’s te behouden. Deze fresco’s, het absolute hoogtepunt van de kapel, zijn het werk van een van de briljantste Italiaanse kunstenaars van de veertiende eeuw, Giotto di Bondone uit Florence (ca. 1266-1337). Uiteraard schilderde Giotto niet alles zelf. Bij de decoratie van de kapel werkte hij samen met assistenten en leerlingen. Vermoedelijk huurde hij ook een aantal lokale schilders in om hem te helpen.

Geschiedenis

De kapel werd gebouwd in opdracht van Enrico Scrovegni (gestorven op 20 augustus 1336), een rijke bankier en geldschieter uit Padova. Zijn vader Reginaldo was een notoire woekeraar die een fortuin had vergaard door zijn cliënten tegen exorbitant hoge rentes geld te lenen. De dichter Dante Alighieri (1265-1321) gaf Reginaldo hiervoor in Canto XVII van zijn Inferno een veeg uit de pan. Hoewel hij hem niet bij naam noemt, beschrijft Dante hoe hij in de zevende kring van de Hel een ontmoeting had met iemand “op wiens witte buidel ‘n blauwe en vette zeug stond weergegeven”.[1] Op het familiewapen van de Scrovegni’s staat een zeug afgebeeld en het Italiaanse woord ‘scrofa’ betekent ook ‘zeug’. Het lijdt dus geen twijfel dat het Reginaldo Scrovegni was die Dante tegen het lijf liep en in zijn epische gedicht onsterfelijk maakte.

Processie op het fresco van het Laatste Oordeel. De man met de gele hoed op de voorgrond zou Giotto zijn. Rechts Enrico Scrovegni.

Op 6 februari 1300 kocht Enrico Scrovegni een groot stuk land van de familie Dalesmanini. Bij het land hoorden de overblijfselen van een oude Romeinse arena die hier ooit gestaan had. Ook stond op het land sinds ongeveer 1278 een kleine kerk waar ieder jaar op 25 maart een mysteriespel werd gehouden om de Annunciatie te vieren. Nadat hij het land had gekocht, liet Enrico een prachtig paleis bouwen dat precies de curve van de muur van de arena volgde. Daarna liet hij de kleine kerk vervangen door een kapel voor privégebruik. De officiële naam van deze kapel was de Santa Maria della Carità bij de Arena, maar al snel sprak iedereen van de Cappella degli Scrovegni of simpelweg de Arena-kapel. Doorgaans wordt aangenomen dat Enrico de kapel liet bouwen als boetedoening voor de zonden van zijn vader en die van hemzelf, en om hun beider zielen te redden van eeuwige verdoemenis. Opgemerkt moet echter worden dat de theorie dat de kapel als een soort ‘zoenoffer’ voor de zonden van de familie Scrovegni werd gebouwd, pas in 1560 ontstond.

Het Hemelse Gerecht, met zes van de twaalf apostelen.

De Cappella degli Scrovegni werd gebouwd tussen 25 maart 1303 en 25 maart 1305. Op de laatstgenoemde datum werd het gebouw gewijd en kon het weer gebruikt worden voor de traditionele mysteriespelen. Het schip van de kapel is zo’n 20 meter diep, ongeveer 8,4 meter breed en 12,8 meter hoog. De rechter muur heeft zes grote ramen die veel licht binnenlaten. We weten niet wie de architect was die de kapel heeft gebouwd, maar er wordt wel gespeculeerd dat het Giotto zelf was die het gebouw ontwierp. Dat is zeker niet onmogelijk: in deze periode in de geschiedenis waren kunstenaars doorgaans ware duizendpoten, die tegelijkertijd het vak van schilder, beeldhouwer en architect konden uitoefenen. We moeten ook niet vergeten dat Giotto in de jaren 1330 tot hoofdarchitect van de Duomo in Florence werd benoemd en die functie tot aan zijn dood in 1337 bleef uitoefenen. De beroemde klokkentoren van de kathedraal is zelfs naar hem vernoemd. Tegelijkertijd valt echter niet te ontkennen dat er geen direct bewijs is dat Giotto de Cappella degli Scrovegni heeft ontworpen. We moeten dus bij de toeschrijving van de kapel aan hem de nodige slagen om de arm houden.

Het staat daarentegen vast dat Giotto en zijn atelier verantwoordelijk waren voor de fenomenale fresco’s die de muren van de Arena-kapel sieren. Deskundigen zijn vrijwel unaniem van mening dat de fresco’s al gereed waren tegen de tijd dat de kapel werd ingezegend, dus ze zullen zijn uitgevoerd tussen eind 1303 en 25 maart 1305. Het is goed mogelijk dat Giotto en Enrico Scrovegni elkaar hebben leren kennen toen de eerstgenoemde ergens vóór 1303 een kapel decoreerde in de kerk van Sant’Antonio di Padova (Il Santo) die aan de familie Scrovegni toebehoorde. Op enig moment nadat hij de decoratie van de Arena-kapel had afgerond, werkte Giotto nog aan zijn volgende en laatste project in Padova, te weten de decoratie van het Palazzo della Ragione, het gebouw waar de rechtbanken van de stad hun zittingen hielden. Helaas zijn deze laatste fresco’s verloren gegaan.

Enrico Scrovegni biedt een schaalmodel van de kapel aan de Maagd aan.

Binnen in de kapel komen we Enrico Scrovegni tegen op het enorme fresco van het Laatste Oordeel op de binnengevel. Hij draagt een paars gewaad, en paars is ook de kleur van boetedoening en rouw in de Katholieke Kerk. Dat gegeven biedt enige steun voor de theorie dat Scrovegni de kapel liet bouwen als boetedoening voor de zonden van zijn familie. We zien hoe Enrico knielt en een miniatuurmodel van de kapel aan de Maagd Maria en twee andere vrouwen aanbiedt. Het model wordt vastgehouden door een man in een wit gewaad. Als we de echte kapel vergelijken met het miniatuurmodel op het fresco, dan springt één verschil direct in het oog: het model heeft een groot dwarsschip, de echte kapel niet. Doorgaans wordt voor dit verschil de volgende verklaring gegeven. Monniken van het aangrenzende klooster en de kerk van de Eremitani zouden al vroeg in 1305 geklaagd hebben dat het gebouw veel te groot was om als privékapel gebruikt te worden. Bang als ze waren voor concurrentie zouden ze Scrovegni hebben gedwongen zijn kapel te verkleinen. Dit verklaart ook waarom het koor van de kapel, met de graftombe van Enrico en zijn vrouw, pas later gedecoreerd werd. De fresco’s in dit gedeelte van de kerk werden tussen 1317 en 1320 geschilderd door een plaatselijke kunstenaar die lang niet zo getalenteerd was als Giotto.[2]

Beklimming van de Calvarieberg.

In jaren 1440 raakte de familie Scrovegni zowel het paleis als de Arena-kapel kwijt. De gebouwen wisselden vervolgens meerdere malen van eigenaar en kwamen tegen het einde van de vijftiende of het begin van de zestiende eeuw in handen van de familie Foscari. De Foscari’s behoorden tot een oude patricische familie uit Venetië. Zij veranderden het complex in een paleis in de stijl van de vroege Renaissance. Dit ging begin negentiende eeuw in eigendom over op de familie Gradenigo, eveneens afkomstig uit Venetië, toen Marta Foscari in het huwelijk trad met Pietro Gradenigo. Helaas werden het paleis en de kapel zwaar verwaarloosd. In 1817 stortte de portiek voor de kapel in en in 1824 (volgens een andere bron in 1827) werd het aftandse paleis zelf afgebroken. Het verlies van de portiek en van het paleis, dat de linkerzijde van de kapel ondersteunde en beschermde, pakte funest uit voor de fresco’s. Er ontstonden scheuren in het metselwerk en water begon binnen te druppelen. Toen de gemeente Padova de kapel in 1880-1881 overnam, verkeerde het gebouw in zeer slechte staat.

De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat de gemeente de situatie toen alleen maar erger maakte door de lagen pleisterwerk en fresco’s aan de buitenkant van de gevel te verwijderen. Hierdoor kon nog meer water de muren binnendringen. Twee fresco’s binnen in de kerk – Christus onder de Schriftgeleerden en de Beklimming van de Calvarieberg – moesten zelfs tijdelijk verwijderd worden om ze te redden. Gelukkig is de staat van de kapel en van de meeste van Giotto’s fresco’s tegenwoordig uitstekend. Sinds 1881 zijn er vele restauratiepogingen ondernomen, waarvan sommige beter hebben uitgepakt dan andere. De restauraties die in 2001-2002 zijn uitgevoerd hebben er echter voor gezorgd dat bezoekers weer kunnen genieten van Giotto’s briljante gebruik van kleur en chiaroscuro. De fresco’s kunnen beslist beschouwd worden als een mijlpaal in de Italiaanse kunst en als een radicale breuk met de rigide Byzantijnse stijl. Mensen werden weer als mensen afgebeeld, met realistische gezichten en emoties. Giotto, op dat moment de beroemdste kunstenaar van Italië, en zijn leerlingen zouden spoedig een hele nieuwe generatie kunstenaars gaan opleiden. Een van die kunstenaars was Giusto de’ Menabuoi (gestorven 1390/1391). Zijn duidelijk door Giotto geïnspireerde fresco’s in het Baptisterium van de Duomo zijn in een andere bijdrage al aan de orde gekomen.

Een rondgang langs de fresco’s

Net als het mausoleum van Galla Placidia in Ravenna kan de Cappella degli Scrovegni met recht beschreven worden als een juwelenkistje. Het prachtige plafond is in hemels blauw uitgevoerd en versierd met tientallen sterren. Het is onderverdeeld in twee delen en elk deel heeft één grote en vier kleinere tondi. In de grote tondi zijn respectievelijk Jezus Christus en de Madonna met Kind afgebeeld. Zij worden omringd door acht kleinere tondi met daarin zeven profeten en Johannes de Doper.

Het stralende interieur van de kapel.

De frescocyclus begint op de triomfboog boven het koor. Hier zien we God de Vader omringd door engelen. De engelen zijn op de boog zelf geschilderd, maar de beeltenis van God de Vader werd op een houten paneel aangebracht, of eigenlijk op twee houten panelen die aan elkaar genageld zijn. Ik neem aan dat het paneel dat we tegenwoordig in de kapel zien een kopie is, want het origineel is verplaatst naar de naastgelegen Musei Civici Eremitani, het voormalige klooster van de hierboven reeds genoemde Eremitani. Francesca Flores d’Arcais heeft betoogd dat het houten paneel mogelijk een deur was die tijdens de genoemde Annunciatie-mysteriespelen geopend kon worden om een duif – het symbool van de Heilige Geest – vrij te laten. Dat is zeker mogelijk, maar het blijft speculatie.

Offer van Joachim.

De frescocyclus gaat dan verder op de rechter muur, waar het bovenste gedeelte het verhaal vertelt van het Leven van Sint Joachim, de apocriefe vader van de Maagd Maria. De zes voorstellingen laten ons allereerst zien hoe Joachim uit de tempel wordt verdreven omdat hij en zijn al even apocriefe wederhelft Sint Anna niet voor nageslacht hebben gezorgd. Joachim sluit zich dan aan bij de herders, terwijl een engel aan Anna mededeelt dat ze toch een kind zal baren. In de volgende twee scènes brengt Joachim een offer en heeft hij een droom. Daarna ontmoeten de beide echtelieden elkaar bij de Gouden Poort van Jeruzalem, waar Joachim te horen krijgt dat zijn vrouw een kind verwacht. De laatste scène is erg ontroerend: Joachim en Anna omhelzen en kussen elkaar.

Ontmoeting bij de Gouden Poort.

Presentatie van de Maagd in de tempel.

De frescocyclus verplaatst zich dan naar de linker muur, waarvan het bovenste gedeelte is gewijd aan het Leven van de Maagd Maria. Allereerst wordt de Maagd geboren en gepresenteerd in de tempel. Na twee scènes met de Ceremonie en het Gebed voor het Wonder met de Staven zien we hoe de Maagd in het huwelijk treedt met de timmerman Jozef. Het Huwelijk van de Maagd wordt gevolgd door een scène met een bruiloftsstoet. Ook op de triomfboog staan nog twee scènes die bij het Leven van de Maagd horen; men vindt ze net onder God de Vader omringd door engelen. De scènes vormen een Annunciatie in twee delen. Links zien we de engel van de Annunciatie – traditioneel de aartsengel Gabriel – en rechts de Maagd Maria.

Nu komen we aan bij het beste gedeelte van de frescocyclus: 24 scènes uit het Leven van Christus. Bij het schilderen van deze voorstellingen hebben Giotto en zijn team zichzelf werkelijk overtroffen. Het Leven van Christus begint met een Visitatie-scène net onder de Annunciatie: de Maagd heeft een ontmoeting met Sint Elisabet, de moeder van Johannes de Doper. Het verhaal gaat dan verder op de rechter muur met een bekoorlijke scène van de Geboorte van Christus, inclusief dieren en herders. Jozef is in gedachten verzonken, en zo’n voorstelling hebben we eerder gezien. Vergelijk deze scène maar eens met het mozaïek van Pietro Cavallini in de Santa Maria in Trastevere, een kerk die Giotto gezien moet hebben toen hij in de late jaren 1290 in Rome werkte.

Geboorte van Christus.

Op de Geboortescène volgt de Aanbidding der Wijzen. Deze scène is vooral beroemd omdat er een komeet in voorkomt in plaats van de gebruikelijke Ster van Bethlehem. Giotto was zeker geïnteresseerd in astronomie en astrologie; tussen de twee vakgebieden werd in de veertiende eeuw nog geen duidelijk onderscheid gemaakt. Later zou hij in het reeds genoemd Palazzo della Ragione fresco’s schilderen die waren gebaseerd op de astrologische theorieën van Pietro d’Abano. De komeet die we in de kapel zien, is mogelijk gebaseerd op de Komeet van Halley. Die was in 1301 zichtbaar in Italië.

Aanbidding der Wijzen. Let op de komeet aan de hemel.

Na de Aanbidding komen scènes met de presentatie in de tempel, de vlucht naar Egypte en de moord op de Onschuldige Kinderen. In de laatstgenoemde scène komt een merkwaardig achthoekig gebouw voor dat wel wat weg heeft van het Baptisterium van San Giovanni in Florence. De eerste scène van het middelste gedeelte van de linker muur toont ons Christus onder de Schriftgeleerden. Deze scène is hierboven reeds genoemd en helaas verkeert het fresco nog steeds niet in goede staat. Daar staat tegenover dat het voor hetzelfde geld ook helemaal verloren had kunnen gaan. Na de Doop van Christus komt een van mijn favoriete scènes, de Bruiloft te Kana.

Bruiloft te Kana.

De Bruiloft te Kana levert het doorslaggevende bewijs dat Giotto de personen op zijn fresco’s als individuen schilderde. Kijk maar eens naar de man die de wijn voorproeft. We zien een kleine man met een enorme buik die eruit ziet alsof hij elk moment kan ontploffen. De Bruiloftsscène wordt gevolgd door Christus die Lazarus opwerkt, Christus die Jeruzalem binnengaat – let op de mensen in de bomen! – en Christus die de geldwisselaars verdrijft uit de tempel. Christus staat nu op het hoogtepunt van zijn succes.

De Opwekking van Lazarus.

Daarna gaat het echter snel bergafwaarts. Op de triomfboog zien we een scène van Judas die Jezus aan de priesters verraadt voor dertig zilverlingen. Daarna gaan we verder naar het Laatste Avondmaal op het onderste gedeelte van de rechter muur, gevolgd door het wassen van de voeten. Weer een scène verder wordt Christus gearresteerd en krijgt hij een kus van Judas. Hij wordt voor de hogepriester Kajafas gesleept en vervolgens geslagen. Dat laatste gebeurt in een van de meest indrukwekkend scènes van de hele frescocyclus: de Geseling van Christus. We zien hoe verschillende personen op Christus inslaan en hem treiteren. Een van hen is een zwarte man die met een stok zwaait. Hij is de enige gekleurde persoon van de hele cyclus. Rechts staat de Romeinse prefect Pontius Pilatus. Diens hoofd is naar verluidt gebaseerd op de buste van een Romeinse keizer.

De Geseling van Christus (detail).

Dan keren we terug naar de linker muur. We zien onderin een Beklimming van de Calvarieberg, die indrukwekkend, maar beschadigd is (zie de afbeelding hierboven). Die scène wordt gevolgd door een Kruisiging die niemand onberoerd zal laten. De Christus aan het kruis is slechts gekleed in een lendendoek. Hij ziet er kalm uit. Maria Magdalena knielt aan zijn voeten en raakt ze aan. Bij de onderkant van het kruis zien we een schedel, een verwijzing naar de Calvarieberg of Golgotha, de ‘schedelplaats’ uit de Bijbel. Links staat de Maagd Maria. Ze lijkt flauwgevallen te zijn en moet ondersteund worden door een vrouw en een man. De man is vermoedelijk Johannes de Evangelist. Rechts maken Romeinse soldaten al ruzie om het gewaad van Christus. De man met de aureool is de centurion Longinus, die zich volgens de overlevering later tot het christendom bekeerde.

De Kruisiging.

De volgende scènes tonen de Kruisafneming, de Wederopstanding, de Hemelvaart en ten slotte Pinksteren. De scène met de Wederopstanding is heel erg goed. Christus houdt een banier vast met de Latijnse tekst victor mortis, ‘overwinnaar van de dood’. Maria Magdalena wil hem aanraken, maar hij houdt haar af: “Noli me tangere”. Op dit fresco laat Giotto ook zien dat hij de techniek van verkort perspectief beheerst. Het is duidelijk dat de slapende soldaten als inspiratiebron dienden voor Piero della Francesca (ca. 1415-1492), die zo’n 150 jaar na Giotto zijn eigen versie van de Wederopstanding schilderde. De Pinksterscène is de laatste in de reeks over het Leven van Christus. In de Cappella degli Scrovegni is echter nog veel meer te zien.

Kruisafneming of Bewening van Christus.

Wederopstanding (Noli me tangere).

Het Laatste Oordeel

Het enorme fresco van het Laatste Oordeel, dat de gehele binnengevel beslaat, is qua stijl veel traditioneler dan de andere fresco’s in de kerk. De manier waarop Giotto de massa’s engelen en mensen heeft afgebeeld zien we terug op het altaarstuk van de Baroncelli-kapel in de Santa Croce in Florence. Individualiteit is hier minder belangrijk. Niettemin heeft het fresco een aanzienlijk aantal interessante details. Zo zou Giotto zichzelf hebben vereeuwigd als deelnemer aan de plechtige processie links van Enrico Scrovegni (zie de afbeelding hierboven). Heel wat bronnen beweren dat hij de man met de gele hoed is, maar helaas legt geen van deze bronnen uit hoe men tot deze conclusie komt. Een ander bekoorlijk detail vinden we aan de bovenkant van het fresco. Twee engelen rollen daar het Universum uit, waarbij de zon (links) en de maan (rechts) zichtbaar worden. Het Laatste Oordeel is links in het midden helaas enigszins beschadigd.

Het Laatste Oordeel.

De centrale figuur van het fresco is Christus de Rechter. Hij zit in een mandorla en is voorzitter van het Hemelse Gerecht dat bestaat uit de Twaalf Apostelen, zes aan iedere kant. Het lijdt geen enkele twijfel dat Giotto inspiratie ontleende aan Cavallini’s voorstelling van hetzelfde onderwerp in de Santa Cecilia in Trastevere in Rome. De kunstenaar moet deze kerk, net als de eerdergenoemde Santa Maria in Trastevere, hebben bezocht tijdens zijn verblijf in de Eeuwige Stad aan het einde van de dertiende eeuw.

De Duivel.

De voorstelling van de Hel rechtsonder op het fresco moet daarentegen gebaseerd zijn op een vergelijkbare scène die onderdeel is van het enorme plafondmozaïek in het Baptisterium in Florence, dat hierboven ook al aan de orde kwam. De Florentijn Giotto moet goed bekend zijn geweest met dit gedeelte van het mozaïek in zijn thuisstad, dat tussen 1260 en 1275 werd gemaakt (overigens wordt wel gesuggereerd dat hij zelf een bijdrage heeft geleverd aan andere delen van het plafond). De Duivel die mensen verslindt, lijkt sterk op de Duivel die we in het Baptisterium tegenkomen. En net als de mozaïekmakers in het Baptisterium maakte ook Giotto Judas onderdeel van de scène. De voormalige discipel heeft zichzelf verhangen, maar Giotto’s afbeelding is veel gruwelijker dan die in Florence: het fresco toont Judas terwijl zijn darmen uit zijn lichaam hangen.[3]

Judas in de Hel.

Andere kunst

De linker muur heeft een aantal vierpassen met daarin kleinere fresco’s die verband houden met de verhalen uit het Leven van Christus. Ze zijn gemakkelijk over het hoofd te zien. Deze fresco’s tonen gebeurtenissen beschreven in het Oude Testament die – volgens de christelijke leer – voorbodes waren van gebeurtenissen in Christus’ leven. De kleine scène van de profeet Elia in de vurige wagen (2 Koningen 2:11) is bijvoorbeeld een voorbode van de Hemelvaart van Christus en de scène van de profeet Jona die wordt opgeslokt door een zeemonster gaat vooraf aan de Kruisafneming. Andere vierpassen tonen de Schepping van Adam uit het Bijbelboek Genesis (verbonden met de Opwekking van Lazarus), de Bronzen Slang (verbonden met de Kruisiging; vgl. Johannes 3:14) en Mozes op de Berg Sinaï (verbonden met Pinksteren). Hoewel de kapel slechts één koor en apsis heeft, schilderde Giotto nog eens twee trompe-l’oeil apsissen op de triomfbogen. “Een oefening in perspectief”, aldus een van mijn reisgidsen, maar ergens betwijfel ik of de grote meester zulke oefeningen wel nodig had.

De profeet Elia in de vurige wagen.

Onder de fresco’s over de Levens van Joachim, de Maagd en Christus zien we nog veertien andere fresco’s met daarop de Deugden en de Hoofdzonden. Op de rechter muur staan de zeven Deugden: Voorzichtigheid, Moed, Matigheid, Rechtvaardigheid, Geloof, Naastenliefde en Hoop. Op de linker muur kunnen we de zeven Hoofdzonden bewonderen: Dwaasheid, Gulzigheid, Woede, Onrecht, Ontrouw, Jaloezie en Wanhoop. De fresco’s zijn in monochroom uitgevoerd en lijken op klassieke marmeren beelden, maar dan net even anders. Francesca Flores d’Arcais spreekt van “a Gothic interpretation of the classical world, reminiscent of Giovanni Pisano”.[4]

Fides (Geloof), Infidelitas (Ontrouw), Karitas (Naastenliefde) en Invidia (Jaloezie).

Deze Giovanni Pisano is natuurlijk de beeldhouwer Giovanni Pisano (ca. 1250-1315), een van de meest vooraanstaande beeldhouwers van zijn tijd. Hij geniet vooral bekendheid vanwege zijn prachtige preekstoel voor de Duomo in zijn eigen Pisa en vanwege zijn werk aan de gevel van de Duomo van Siena (de beelden die hij maakte staan nu in het museum van de Duomo). Maar deze kunstenaar werkte ook in de Cappella degli Scrovegni, waar hij het elegante beeld van de Madonna met het Kind voor het koor maakte, alsook de twee diakens met de kandelaars aan weerszijden van de Madonna. Op het gewaad van de Madonna zijn sporen van blauwe verf gevonden en andere delen van de beelden waren ooit verguld. Anders gezegd, vroeger waren deze beelden niet gewoon wit, maar felgekleurd. Nu zien we alleen nog maar het marmer uit Carrara, dat niettemin prachtig is. Achter de beelden is de graftombe van Enrico Scrovegni zichtbaar, de laatste rustplaats van hem en zijn vrouw. Scrovegni zal herinnerd worden, zoveel is zeker!

Graftombe van Enrico Scrovegni en beelden van Giovanni Pisano.

Deze bijdrage is hoofdzakelijk gebaseerd op twee publicaties: Francesca Flores d’Arcais, ‘Giotto’, en ‘Giotto en de kunst in Padua in de 14de eeuw’, een boek waaraan vele auteurs een bijdrage leverden.

Noten

[1] Vertaling Christinus Kops, 1929.

[2] “A mediocre Paduan painter with Giottesque leanings’, aldus Giotto-expert Francesca Flores d’Arcais (Giotto, p. 139).

[3] Volgens Mattheus 27:5 vluchtte Judas weg en verhing hij zich. Handelingen 1:18 beweert dat de voormalige discipel viel, waarbij zijn buik werd opengereten, “zodat zijn ingewanden naar buiten kwamen” (NBV). Giotto heeft beide versies gecombineerd.

[4] Giotto, p. 203.

Update 4 september 2022: tekst en afbeeldingen zijn bijgewerkt.

12 Comments:

  1. Pingback:Padova: Musei Civici Eremitani – – Corvinus –

  2. Pingback:Assisi: Basilica di San Francesco – – Corvinus –

  3. Pingback:Florence: Giotto in de Uffizi – – Corvinus –

  4. Pingback:Giotto in Rome – – Corvinus –

  5. Pingback:Padova: Eremitani – – Corvinus –

  6. Pingback:Padova: Il Santo – – Corvinus –

  7. Pingback:Padova: Het Baptisterium van de Duomo – – Corvinus –

  8. Pingback:Padova: Oratorium van San Giorgio – – Corvinus –

  9. Pingback:Vicenza: San Lorenzo – – Corvinus –

  10. Pingback:Florence: San Remigio – – Corvinus –

  11. Pingback:Florence: Ognissanti – – Corvinus –

  12. Pingback:Florence: San Felice in Piazza – – Corvinus –

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.