De Griekse Tragedie: Het Jaar 182 BCE

Samenvatting

  • Nog meer Griekse gezantschappen melden zich bij de Senaat in Rome;
  • Eerste diplomatieke contacten tussen Rome en het Koninkrijk Pontos;
  • De Achaeïsche strategos Philopoimen wordt door de Messeniërs gevangen genomen en gedwongen om vergif te drinken;
  • De spanningen lopen op tussen Perseus en Demetrios, de twee zoons van Koning Philippos van Macedonië;
  • De consuls Gnaeus Baebius Tamphilus en Lucius Aemilius Paullus leveren strijd met de Liguriërs;
  • Aulus Terentius Varro houdt een ovatio vanwege zijn overwinningen in het Nabije Spanje;
  • Quintus Fulvius Flaccus verslaat de Keltiberiërs en neemt de stad Urbica in;
  • Romeinse arbiters worden naar Afrika gestuurd om een geschil tussen Carthago en de Numidiërs te beslechten.

Dit jaar werd wederom beheerst door kwesties die in Griekenland speelden. Delegaties uit de hele Griekse wereld reisden af naar Rome om de Senaat toe te spreken en voor hun eigen belangen op te komen. Op de Peloponnesos vochten troepen van de Achaeïsche Bond tegen de opstandige Messeniërs, die zich één of twee jaar geleden van de Bond hadden afgescheiden. De Achaeërs – formeel nog regionale bondgenoten van de Romeinen, maar zeker niet hun vrienden – behaalden militaire successen, maar verloren hun strategos, de beroemde Philopoimen, die in gevangenschap werd vermoord. De Romeinen boekten zelf successen op het slagveld in Ligurië en Spanje. Ten slotte moest Rome voor het eerst sinds 193 BCE bemiddelen in een geschil tussen Carthago en Koning Masinissa van Numidië, de belangrijkste Afrikaanse bondgenoot van de Romeinen.

Diplomatieke activiteiten

Nadat Gnaeus Baebius Tamphilus en Lucius Aemilius Paullus (de toekomstige veroveraar van Macedonië) tot consul waren gekozen en Ligurië als provincie toegewezen hadden gekregen, werden er maar liefst zeven diplomatieke delegaties uit alle hoeken van de Griekse wereld in de Senaat ontvangen. Onder hen waren gezanten van Koning Eumenes, maar ook van Koning Pharnakes van Pontos en van Koning Philippos van Macedonië. Verder kwamen er gezanten van de Achaeïsche Bond en gezanten die twee verschillende Spartaanse partijen vertegenwoordigden. Gezanten uit Rhodos kwamen klagen over de agressieve veldtochten van de Koning van Pontos en over de verovering van Sinope van het vorige jaar. Door al deze diplomatieke activiteiten begon de Senaat uit te groeien tot een voltijds diplomatiek orgaan dat het Romeinse buitenlandbeleid vormgaf. De senatoren besloten wederom een onderzoekscommissie naar de regio te sturen, in dit geval naar Sinope. De commissie moest uitzoeken wat er gebeurd was en het geschil tussen Eumenes en Pharnakes nader bekijken. Eumenes had rond deze tijd al zijn krachten gebundeld met zijn schoonvader, Koning Ariarathes IV van Cappadocië. Samen probeerden ze de expansiedrift van Pharnakes te beteugelen.

Koning Philippos V (foto: PHGCOM/British Museum).

Quintus Marcius Philippus was net teruggekeerd vanuit Macedonië en de Peloponnesos en de senatoren gebruikten hem als hun ogen en oren. Ook al luisterden ze beleefd naar wat de Macedonische en Griekse delegaties te berde brachten, de senatoren baseerden hun oordeel exclusief op het verslag van Marcius Philippus. De Senaat was tevreden met de Macedonische terugtrekking uit verschillende steden in Thracië. Voorlopig zagen de senatoren ook geen reden voor een interventie ten behoeve van hun Achaeïsche bondgenoten: het Achaeïsche verzoek om hulp tegen Messene werd gewoon genegeerd, een goed voorbeeld van de Romeinse strategie van divide et impera. De Senaat verklaarde zelfs dat het hem niet veel kon schelen als Sparta zich van de Bond zou willen afscheiden (een jaar eerder was de Senaat daar nog tégen geweest). Zelfs de afscheiding van veel belangrijkere steden als Korinthe en Argos liet de senatoren koud. Veel mensen in de Griekse wereld zagen dit als een aanmoediging: kennelijk was Rome niet bereid om haar Achaeïsche bondgenoten te hulp te schieten.

Griekenland

Omdat de Romeinen weigerden om hulp te sturen, moesten de Achaeërs het zelf zien te rooien. Dat was geen probleem, want zelfs zonder Romeinse steun was het leger van de Bond veel sterker dan dat van de Messeniërs. Toen sloeg echter het noodlot toe. In mei of juni van dit jaar liepen de Achaeïsche strategos Philopoimen en zijn ruiterescorte in een hinderlaag terwijl ze zich naar Korone in het diepe zuiden van de Peloponnesos haastten. De meeste ruiters, onder wie ook de hipparchon Lykortas, wisten te ontkomen, maar de zeventigjarige Achaeïsche generaal werden gevangen genomen en naar Messene gebracht. Daar werd hij ter dood veroordeeld en gedwongen om vergif te drinken. Dit tijdelijke succesje voor de Messeniërs leidde slechts tot uitstel van hun onvermijdelijke nederlaag. Lykortas zette de militaire operaties tegen hun stad voort en liet in hun gebieden een spoor van vernieling achter. Kort voor de herfstvergadering van de Achaeïsche Bond zag Messene zich genoodzaakt om vrede te vragen.

Drachme van Koning Philippos V (bron: Classical Numismatic Group Inc.)

In ruil voor een onvoorwaardelijke overgave en een Achaeïsch garnizoen op hun citadel mochten de Messeniërs weer lid worden van de Bond waartoe ze overigens pas in 191 BCE waren toegetreden. Deinokrates, een van de drijvende krachten achter de afscheiding, pleegde zelfmoord; de mannen die verantwoordelijk waren voor de onvrijwillige zelfmoord van Philopoimen werden uitgeleverd en terechtgesteld. Het lichaam van de grote generaal werden teruggegeven aan de Achaeërs, die ervoor zorgden dat het een waardige uitvaart kreeg. De toekomstige geschiedschrijver Polybius, de zoon van Lykortas, was volgens Plutarchus degene die na de crematie de urn met de botten en de as van Philopoimen terugbracht naar Megalopolis. Later dit jaar werd ook Sparta – inmiddels bestuurd door een pro-Achaeïsche partij – weer als lid toegelaten tot de Bond.

In de tussentijd liepen in Macedonië de spanningen op tussen de twee zoons van Koning Philippos, de halfbroers Perseus (nu ongeveer 30 jaar oud) en Demetrios (zo’n vijf jaar jonger). Het Macedonische leger had net zijn tamelijk curieuze reinigingsritueel uitgevoerd: het lijk van een hond – een teef – was in twee stukken gesneden en deze waren aan weerszijden van de weg neergelegd. Vervolgens marcheerden de troepen tussen de twee delen van het kadaver door. Na dit ritueel vond er een schijngevecht plaats tussen troepen geleid door Perseus en eenheden die werden aangevoerd door Demetrios. Perseus verloor en had daar flink de smoor in. Later zou hij zijn halfbroer beschuldigen van een poging hem te vermoorden. Die beschuldiging sloeg nergens op en Koning Philippos hechtte er ook geen geloof aan. Maar de koning was wel al midden-vijftig en moest dus eens een beslissing nemen over wie hem op zou volgen. Hij wantrouwde de innige relatie die Demetrios met de Romeinen onderhield en besloot hem goed in de gaten te houden. In de tussentijd begon Perseus plannen te maken om zijn lastige rivaal uit de weg te ruimen.

Militaire operaties en bemiddeling

Iberische krijger (foto: Luis García (Zaqarbal)).

Gnaeus Baebius Tamphilus en Lucius Aemilius Paullus leverden enkele gevechten met Liguriërs en waren daarbij redelijk succesvol, al geeft onze belangrijkste bron Livius geen specifieke details. Publius Manlius, die volgens Livius voor de tweede keer tot praetor was gekozen, werd naar het Verre Spanje gestuurd. Deze provincie zat al enige tijd zonder gouverneur sinds de dood van Manlius’ voorganger Publius Sempronius, die na een lang ziekbed was gestorven. De praetor die het Nabije Spanje had bestuurd, Aulus Terentius Varro, kreeg toestemming om naar huis terug te keren om een ovatio te houden. Zijn opvolger was Quintus Fulvius Flaccus, die het commando over het leger van Varro overnam en het gebruikte om een versterkte stad genaamd Urbica te belegeren (de locatie is niet bekend, maar merk op dat er een klein dorpje genaamd Urbicáin bestaat net ten oosten van Pamplona in Navarra). Terwijl hij leiding gaf aan het beleg, werd de praetor plotseling aangevallen door een Keltiberisch leger. Vele Romeinen werden gedood of raakten gewond, maar Flaccus slaagde erin de Keltiberiërs terug te drijven en het beleg te handhaven. Enkele dagen later werd Urbica ingenomen en geplunderd.

Er werd dit jaar ook een beroep gedaan op de Romeinen om een geschil te beslechten tussen Carthago en Koning Masinissa van Numidië. Het geschil ging over een stuk land en de situatie was behoorlijk gecompliceerd. De vader van Masinissa, Koning Gala, had dit gebied veroverd op de Carthagers, maar was vervolgens weer verdreven door zijn vijand, Koning Syphax. Syphax had het gebied weer aan de Carthagers geschonken, met als doel zijn schoonvader Hasdrubal te behagen, de vader van zijn echtgenote Sophonisba (zie 204 BCE). En om het allemaal nog ingewikkelder te maken: daarna was het gebied veroverd door Masinissa, die het nu voor zichzelf opeiste. De Romeinse arbiters konden niet tot een beslissing komen en verwezen de zaak naar de Senaat.

Bronnen

Primaire bronnen

3 Comments:

  1. Pingback:Aquileia: Het Jaar 181 BCE – – Corvinus –

  2. Pingback:Lusitanische en Keltiberische Oorlogen: Het Jaar 153 BCE – – Corvinus –

  3. Pingback:De Derde Macedonische Oorlog: Het Jaar 168 BCE – – Corvinus –

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.