Commodus: De Jaren 186-190

Cybele en Attys (Museo Archeologico Nazionale di Venezia).

In 186 – of enkele jaren later – brak er een slecht gedocumenteerde opstand uit, die doorgaans de Bellum desertorum wordt genoemd. De opstand werd geleid door een deserteur uit het Romeinse leger, een zekere Maternus. Maternus verzamelde een groep legerkameraden om zich heen met wie hij het platteland begon te plunderen. Eerst was hij niet meer dan een lokale bandiet, maar herhaaldelijk succes leidde tot rijkdom, en rijkdom leidde weer tot een grotere aanwas van leden voor zijn bende. Uiteindelijk liepen Maternus en zijn manschappen het grootste gedeelte van Gallië en de Iberische provincies onder de voet. Het platteland werd leeggeroofd en platgebrand, en er werden zelfs grote steden aangevallen. Commodus stuurde Pescennius Niger op de rebellen af, die zich al snel realiseerden dat ze in de minderheid waren.

Herodianus vertelt ons hoe Maternus en zijn volgelingen vervolgens Italië binnenglipten en een plan bedachten om de keizer om het leven te brengen. De moord moest plaatsvinden tijdens de jaarlijkse processie in maart ter ere van de godin Magna Mater of Cybele. Maternus en zijn mannen zouden zich vermommen als praetoriaanse gardisten, de processie infiltreren en vervolgen Commodus om het leven brengen. Het plan werd echter aan Commodus verraden door enkele van Maternus’ kameraden. De rebellenleider werd daarop gearresteerd en onthoofd. We kunnen op goede gronden aannemen dat de Bellum desertorum daadwerkelijk heeft plaatsgevonden (de oorlog wordt genoemd door Herodianus en in de Historia Augusta), maar of Maternus echt heeft geprobeerd Commodus te vermoorden staat wel ter discussie.

Pest en honger

De cubicularius (kamerheer) van de keizer, een Frygische vrijgelatene genaamd Marcus Aurelius Cleander, was uitgegroeid tot een van de machtigste mannen in het Rijk. Vooral na de dood van Perennis, de praetoriaanse prefect die in 185 was terechtgesteld, was zijn macht sterk toegenomen. Prefecten van de Praetoriaanse Garde hadden een riskant beroep. Als we af mogen gaan op de Historia Augusta, was de opvolger van Perennis een zekere Niger, die slechts zes uur in functie bleef. Een tweede opvolger, Marcius Quartus, hield het iets langer vol: vijf dagen. Nadat weer een andere praetoriaanse prefect, een zekere Aebutianus, ergens tussen 186 en 188 was gedood, werd Cleander zelf tot prefect benoemd. Naar verluidt was hij één van de drie prefecten, maar duidelijk wel de meest vooraanstaande. Dat maakt het aannemelijk dat hij ook betrokken was bij de moord in 188 op Lucius Antistius Burrus, die nog in 181 consul was geweest samen met Commodus (de twee waren zwagers).

Cleander was een rijk man. Hij werd berucht omdat hij provinciale commando’s aan de hoogste bieders verkocht en vrijgelatenen in de Senaat opnam en hun de status van patriciër toekende. In het jaar 189 waren er, vooral als gevolg van de inspanningen van Cleander, maar liefst 25 (!) consuls. Een van hen, een consul suffectus, zou naar verluidt Septimius Severus zijn geweest, een voormalige legaat in Gallië en de toekomstige keizer. De bron van dit verhaal is Cassius Dio, die ook het volgende opschreef:

“Cleander wist zo overal geld vandaan te halen en vergaarde meer rijkdom dan alle andere kamerheren voor hem hadden gedaan. Een groot gedeelte van het geld gaf hij aan Commodus en diens bijvrouwen, en hij gaf veel uit aan huizen, baden en andere werken waarvan zowel individuen als steden profiteerden.”[1]

De vier Circuspartijen, groen, rood, blauw en wit (Museo Nazionale Romano, Rome).

Maar in 190 was Cleanders geluk op. Italië werd dit jaar, of het jaar ervoor, getroffen door een vreselijke uitbraak van de pest. Mogelijk was er sprake van een pokkenepidemie, en deze eiste duizenden levens. Een dichtbevolkte stad als Rome werd zwaar getroffen, en zowel mensen als dieren vielen bij bosjes dood neer. Dio beweert dat er in Rome wel 2.000 mensen per dag stierven. Commodus had op advies van zijn artsen de stad al verlaten en was op weg gegaan naar Laurentum, zo’n 40 kilometer ten zuiden van Rome. Tegelijkertijd brak er in Rome een grote hongersnood uit, waardoor de situatie nog verder verslechterde. Het volk beschuldigde Cleander ervan dat hij grote voorraden graan had opgekocht, waardoor die niet op de markt verkocht konden worden. Het is moeilijk vast te stellen of Cleander echt schuldig was. Dio beweert dat de echte dader een graancommissaris genaamd Papirius Dionysius was. Die zou de honger expres erger hebben gemaakt, in de hoop dat het volk Cleander de schuld zou geven. En dat gebeurde ook.

Tijdens de paardenraces in het Circus Maximus begon het volk beledigingen richting Cleander te slingeren. Vervolgens verliet een grote mensenmassa de stad om de keizer te zoeken en hem te informeren over wat zijn meest vertrouwde adviseur allemaal bekokstoofde. Commodus wist kennelijk nog niets van wat er in de stad gebeurde, en Cleander wilde hem graag in zalige onwetendheid laten. Toen de menigte het landgoed had bereikt waar de keizer op dat moment verbleef, gaf Cleander de bereden keizerlijke lijfwacht bevel om op hen in te rijden. Veel burgers werden neergeslagen door de gardisten of vertrapt door de paarden. De bereden lijfwacht joeg de mensenmassa terug naar de poorten van Rome. Dat gegeven maakt het nogal onaannemelijk dat Commodus in de buurt van Laurentum vertoefde, aangezien die stad – zoals hierboven reeds vermeld – op zo’n 40 kilometer van Rome lag. Dio beweert dat Commodus in de “Quintiliaanse buitenwijk” verbleef, en deze term verwijst waarschijnlijk naar een groot landgoed dat ooit eigendom was van twee fabelachtige rijke broers, Sextus Quintilius Condianus en Sextus Quintilius Valerius Maximus. Deze broers waren in 151 voor drie maanden gezamenlijk consul geweest, en hun zonen waren mogelijk consul in 172 en 180. Condianus en Maximus waren vermoord in de nasleep van de mislukte samenzwering tegen Commodus in 182. Er is geen enkel bewijs dat ze daarbij betrokken waren, en het is zeer waarschijnlijk dat de keizer simpelweg zijn begerige oog op hun enorme landgoed had laten vallen. Deze villa lag aan de Via Appia, zo’n acht kilometer buiten de Porta Capena. Dat is aanzienlijk dichter bij de stad dan Laurentum.

Overblijfselen van de Villa van de Quintilii.

Zodra de achtervolging de stad had bereikt, begonnen de burgers terug te vechten. Mensen vergrendelden hun deuren, klommen op de daken en bestookten de ruiters met bakstenen en dakpannen. Veel gardisten werden gedood of raakten gewond en veel paarden gleden uit en wierpen hun berijders uit het zadel. De praefectus urbi Publius Helvius Pertinax greep in en gaf de stadscohorten (cohortes urbanae) bevel het volk te hulp te schieten. Deze soldaten voelden weinig sympathie voor de bereden keizerlijke lijfwacht. Uiteindelijk moesten de ruiters zich terugtrekken en vluchten.

De dood van een tweede ‘kingmaker’

Buste van Pertinax (Vaticaanse Musea).

Commodus werd nu geïnformeerd over de misdaden van Cleander. Zijn bron was ofwel zijn oudere zuster Fadilla, ofwel zijn minnares Marcia. Dio beweert dat Marcia eerst de minnares of de “beruchte vrouw” was geweest van Quadratus, dezelfde Ummidius Quadratus die op last van Commodus was gedood vanwege zijn betrokkenheid bij het complot tegen de keizer. Dio noemt in dit verband tevens de traditie “dat zij de christenen sterk bevoordeelde en hun vele diensten bewees”.[2] Deze woorden werden echter hoogstwaarschijnlijk toegevoegd door Xiphilinus, een christelijke geleerde uit de elfde eeuw die een samenvatting (epitome) van het werk van Dio maakte.

Hoe dit ook zij, Commodus was nu gedwongen maatregelen tegen Cleander te nemen. Hij riep de praetoriaanse prefect bij zich en liet hem arresteren en onthoofden. Het hoofd van Cleander werd op een speer gestoken en tot grote vreugde van het volk door de straten van Rome gedragen. De keizer liet ook Cleanders kinderen doden, evenals alle mensen die bekendstonden als zijn vrienden. Hun lichamen werden door de straten gesleept, verminkt en ten slotte gedumpt in het riool. Commodus was nog altijd tamelijk populair; toen hij naar Rome terugkeerde, werd hij verwelkomd door een enthousiaste menigte.

Bronnen

Primaire bronnen

Secundaire bronnen

  • Adrian Goldsworthy, The Fall of the West, p. 50-51;
  • Timothy Venning, A Chronology of the Roman Empire, p. 555-556.

Noten

[1] Epitome van Boek 73.12.

[2] Epitome van Boek 73.4.

Bijgewerkt 28 december 2022.

One Comment:

  1. Pingback:Commodus: The Years 186-190 – – Corvinus –

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.