Op 1 januari vingen de consulaten van respectievelijk Macrinus en Marcus Oclatinius Adventus aan. Macrinus maakte nu een reeks fouten die hem zijn populariteit en uiteindelijk zijn hoofd kostten. Allereerst slaagde hij er na intensieve diplomatie in vrede te sluiten met de Parthen. Dat was op zichzelf natuurlijk niet verkeerd, maar voor deze vrede moest diep in de buidel worden getast. Cassius Dio beweert dat de keizer in totaal 200.000.000 sestertiën aan Koning Artabanus en diens edellieden betaalde. Misschien overdreef onze geschiedschrijver, maar het lijkt erop dat Macrinus – die immers allesbehalve een militair was – koste wat kost vrede wilde sluiten, dus het is aannemelijk dat hij er ook flink voor wilde betalen. Een tweede fout van Macrinus was dat hij niet naar Rome afreisde, waar hij waarschijnlijk wel op steun had kunnen rekenen. In plaats daarvan bleef hij in een potentieel vijandige omgeving te midden van troepen die nog steeds fijne herinneringen hadden aan Caracalla. Toen de keizer weigerde om nieuwe rekruten in het leger privileges toe te kennen, daalde zijn populariteit bij hen tot het nulpunt. Het feit dat hij zelf in Antiochië een tamelijk comfortabel leventje leidde, was ook niet erg bevorderlijk.
Om het allemaal nog erger te maken kreeg Macrinus al snel te maken met serieuze oppositie van een vrouw. Wijlen Julia Domna had een oudere zuster genaamd Julia Maesa. Na de dood van Domna had Macrinus haar verbannen van het keizerlijke hof en teruggestuurd naar Emesa (het huidige Homs in Syrië), de stad waar ze oorspronkelijk vandaan kwam. Julia Maesa had twee dochters, Julia Soaemias en Julia Mamaea. Soaemias had op haar beurt een zoon, Varius Avitus Bassianus. De zoon van Mamaea heette Alexianus (volledige naam: Marcus Julius Gessius Bassianus Alexianus). De vaders van de jongens waren Romeins-Syrische ridders. De ongeveer 14 jaar oude Bassianus (hij was geboren in 203 of 204) was een priester van de zonnegod Elagabal (LHGBL; “god van de berg”). Deze god werd in zijn tempel in Emesa vereerd in de vorm van een grote zwarte steen, die volgens de overlevering uit de hemel was gevallen. Mogelijk was het priesterschap erfelijk, want ook Julia Maesa’s en Julia Domna’s vader Julius Bassianus – de overgrootvader van de jongen – was een priester van Elagabal geweest.
Julia Maesa zou haar rijkdom en invloed aanwenden om de troon voor haar familie terug te winnen. Bij Raphaneae, zeer dicht bij Emesa, was Legio III Gallica gelegerd en Maesa begon contact te leggen met de soldaten. Met flink wat steekpenningen en het sprookje dat Bassianus de zoon van Caracalla was (hij was natuurlijk slechts een achterneef) wist ze de manschappen over te halen om de jongen op 16 mei tot keizer uit te roepen. De soldaten noemden hem Marcus Aurelius Antoninus, maar hij zou de geschiedenis ingaan als Elagabalus of – minder juist – Heliogabalus.
Tevergeefs verzet
Ulpius Julianus, de praetoriaanse prefect van Macrinus, viel met zijn Moren het kamp van Legio III Gallica aan, maar de aanval werd afgeslagen. Zelf haastte Macrinus zich naar het kamp van Legio II Parthica (‘het Albaanse legioen’) bij Apamea. Daar moest hij echter tot zijn verbijstering vaststellen dat ook dit legioen tegen hem in opstand was gekomen en Julianus had vermoord. Vervolgens probeerde de keizer in de buurt van Antiochië een vuist te maken. Op 8 juni leverden Macrinus en de weinige troepen die hem nog trouw waren (waarschijnlijk slechts de Praetoriaanse Garde) bij het dorpje Immae slag tegen Gannys, de generaal die het bevel voerde over het leger van Elagabalus. Geen van beide legers kan uit meer dan 10.000 manschappen hebben bestaan. Aanvankelijk vochten de troepen van Macrinus dapper en slaagden ze er volgens Cassius Dio in hun tegenstanders terug te dringen. Toen grepen echter Elagabalus, diens moeder en diens grootmoeder in en brachten hoogstpersoonlijk hun vluchtende soldaten tot staan. Hoewel hij door had kunnen vechten, besloot Macrinus het slagveld te ontvluchten, waarop zijn troepen de moed verloren en overliepen.
De keizer gooide zijn keizerlijke gewaad en andere insignes weg, schoor zijn baard en haar af en probeerde slechts vergezeld door enkele trouwe centurions via de landroute Rome te bereiken. Zijn zoon Diadumenianus, die hij tot Caesar en later tot Augustus had benoemd, stuurde hij naar Artabanus toe, maar daar kwam de jongen nooit aan. Macrinus zelf werd, ziek en uitgeput van zijn reis, bij Chalceldon gevangen genomen en naar Cappadocië overgebracht. Toen hij hoorde dat zijn zoon was gearresteerd, wierp hij zichzelf van de wagen die hem vervoerde af in een poging zelfmoord te plegen. Hij brak echter slechts zijn schouder en werd later bij Antiochië onthoofd. Ook zijn zoon Diadumenianus werd gedood.
Op de troon van het Romeinse Rijk zat nu een jongen van 14 jaar oud. Het Rijk werd echter in zijn naam bestuurd door twee vrouwen, Julia Maesa en Julia Soaemias.
Bronnen
Primaire bronnen
- Cassius Dio, Epitome of Book 79;
- Herodianus, The Roman Histories V.3-4;
- Historia Augusta, Macrinus 9-10, 15.
Secundaire bronnen
- Adrian Goldsworthy, The Fall of the West, p. 74-79;
- Timothy Venning, A Chronology of the Roman Empire, p. 581.
Bijgewerkt 1 januari 2023.
Pingback:Aurelianus: De Jaren 271-273 – – Corvinus –
Pingback:Macrinus: Het Jaar 217 – – Corvinus –
Pingback:Elagabalus: The Year 218 – – Corvinus –