Brescia: Santissimo Corpo di Cristo

De Santissimo Corpo di Cristo.

De kerk van het Allerheiligste Lichaam van Christus behoort tot de meest intrigerende in heel Brescia. Als een van de weinige in de stad heeft zij enkele Gotische kenmerken behouden. Haar naam is nogal een mond vol, en deze wordt dan ook frequent afgekort tot San Cristo. Dat wekt ten onrechte de indruk dat, zoals bijvoorbeeld bij de Verlossersbasiliek in Rome het geval is, de kerk aan Christus zelf is gewijd. Ze is echter gewijd aan diens lichaam. Een tweede misverstand betreft de religieuze orde die de kerk vanaf 1467 liet bouwen. Dat was niet de pas in 1534 gestichte orde van de Jezuïeten, maar die van de Gesuati, reeds in 1360 gesticht door Giovanni Colombini uit Siena (ca. 1304-1367) en eind 1668 ontbonden op bevel van Paus Clemens IX. De kerk is vooral beroemd vanwege de mooie fresco’s van Benedetto da Marone (ca. 1525-na 1579). Hij werd in 1550 lid van de Gesuati en verfraaide de Santissimo Corpo di Cristo in hun opdracht. De kerk wordt vanwege zijn fresco’s ook wel de Sixtijnse Kapel van Brescia genoemd. Dat vind ik persoonlijk wat overdreven. Fra Benedetto was een goede schilder en hij zal zeker bekend zijn geweest met de fresco’s in de Sixtijnse Kapel, maar hij was beslist geen Michelangelo.

Geschiedenis

De bouw van de kerk begon als gezegd in 1467. De rijke adellijke familie Martinengo schonk de Gesuati land en deze zetten een onbekende architect aan het werk om de Santissimo Corpo di Cristo te laten verrijzen. Naast de kerk werden drie kloostergangen gebouwd. In 1501 werd het inmiddels voltooide gebouw gewijd. Delen van de kerk waren toen al van fresco’s voorzien, onder meer door Paolo da Caylina de Oudere (gestorven na 1486). Drie van zijn fresco’s zijn bewaard gebleven, één buiten en twee binnen. Deze komen hieronder nog terug. Benedetto da Marone komt pas vanaf 1565 in ons verhaal voor. In dat jaar kreeg hij van zijn medebroeders de opdracht de muren, het koor, de apsis en het plafond van de kerk te beschilderen. Nu moet worden opgemerkt dat de kerk op dat moment nog geen plafond had. De houten dakspanten en het dak zelf waren gewoon zichtbaar vanuit het schip. Voordat Fra Benedetto de kwast ter hand nam, bouwde hij eerst het huidige, zeer ingewikkelde ribgewelf. Daarna schilderde hij zijn indrukwekkende frescocyclus.

De kerk gezien vanaf de Colle Cidneo.

Die cyclus is helaas niet in zijn geheel bewaard gebleven. Een belangrijke reden daarvoor is dat begin zeventiende eeuw de architect en schilder Pier Maria Bagnadore (1550-1627), bekend als de eerste architect van de Duomo Nuovo, drie kapellen aan de rechterzijde van het schip toevoegde. Muren werden doorgebroken en Fra Benedetto’s fresco’s met de eerste zes kruiswegstaties gingen verloren. Na de ontbinding van de Gesuati in 1668 kwamen de kerk en het naastgelegen klooster in handen van Franciscanen, die er tot 1810 zouden blijven. In 1883 waren de fresco’s in de kerk in zeer slechte staat. De kerk deed toen afstand van het mausoleum van Bernardino en Marcantonio Martinengo, telgen uit de eerdergenoemde familie Martinengo. Het mausoleum werd overgebracht naar het pas geopende christelijke museum van Brescia, wat de lelijke lege ruimte op de linker muur van de kerk verklaart. In ruil voor het mausoleum verstrekte de comune steun om de fresco’s te restaureren. Thans staat het mausoleum in het Museo di Santa Giulia.

Interieur van de kerk.

Fresco van Fra Benedetto op de linker muur.

De echte restauratie van het schilderwerk lijkt echter pas na 1957 te zijn begonnen, het jaar waarin kerk en klooster werden toegewezen aan de orde van de Padri Saveriani. Deze orde werd in 1895 gesticht door de inmiddels heilig verklaarde Guido Maria Conforti (1865-1931). Dankzij de inspanningen van de Padri Saveriani kunnen we ook anno 2019 nog genieten van de werken van Paolo da Caylina de Oudere en Fra Benedetto, alsook – zoals nog zal blijken – van die van Lattanzio Gambara (ca. 1530-1574) en Romanino (Girolamo Romani; ca. 1484-1566).

Exterieur

De Santissimo Corpo di Cristo staat op een fraaie plek op de helling van de Colle Cidneo. De kerk kijkt uit over het theater en het forum van het Romeinse Brescia. Wie de gevel van het gebouw bestudeert, ontdekt dat delen van genoemd forum als bouwmateriaal voor de kerk hebben gediend. Helemaal rechts zien we namelijk twee tegels met rozetten die ooit het plafond sierden van het Capitolium, de tempel van Jupiter, Juno en Minerva uit de eerste eeuw die aan het einde van het Romeinse forum stond. De gevel is verder eenvoudig, met een onderkant in Marmo Botticino en een bovenkant van baksteen. Helaas zijn in die bovenkant ook duidelijk enkele grote scheuren te zien. De rest van de kerk is gebouwd met een mix van natuursteen en baksteen. Dit is vooral goed te zien als men de Santissimo Corpo di Cristo van een hoger punt bekijkt, bijvoorbeeld de kerk van San Pietro in Oliveto die hoger op de Colle Cidneo staat (zie de tweede afbeelding in deze bijdrage).

Klooster.

De ingang van de kerk is verfraaid met verfijnd beeldhouwwerk. Daarboven zien we in het timpaan twee sterk vervaagde fresco’s. Op het onderste, toegeschreven aan Paolo da Caylina de Oudere, vereren twee engelen het lichaam van Christus in de vorm van de heilige hostie. Het bovenste fresco is een nauwelijks nog zichtbare Annunciatie die wordt toegeschreven aan de jonge Il Moretto (Alessandro Bonvicino; ca. 1498-1554/1564). Als u de kerk bezoekt, zult u de hoofdingang doorgaans gesloten aantreffen. U betreedt de kerk via het naastgelegen klooster, dat een bijzonder aangename rust uitstraalt. In de refter (gesloten toen wij de kerk in juli 2019 bezochten) is een fresco van het Laatste Avondmaal van Romanino te bewonderen.

Interieur

Benedetto da Marone was niet de enige zestiende-eeuwse kunstenaar die in de kerk actief was. Zijn tijdgenoot Lattanzio Gambara beschilderde, mogelijk tegelijkertijd, de narthex of voorhal van het gebouw. Van zijn hand zijn de vier grote fresco’s over het leven van Christus. We zien diens geboorte, zijn presentatie in de tempel, zijn twist met de Schriftgeleerden en zijn doop.

Geboorte van Christus – Lattanzio Gambara.

Madonna met Kind en de heiligen Rochus en Christoforus – Paolo da Caylina de Oudere.

Op de triomfboog aan het einde van het schip zijn vier fresco’s uit de vijftiende eeuw bewaard gebleven. Twee daarvan zijn als gezegd van Paolo da Caylina de Oudere. Linksonder zien we een Aanbidding van het Christuskind, rechtsboven een Madonna met Kind en de heiligen Rochus en Christoforus. Als pestheilige wijst Rochus naar de tekenen van de pest op zijn dijbeen. Vaak wordt hij met een hond afgebeeld (zie bijvoorbeeld Brescia: Santi Nazaro e Celso), maar die is hier afwezig. Christoforus – ‘Christus-drager’ – torst het Christuskind op zijn sterke schouders. De andere twee vijftiende-eeuwse fresco’s zijn van minder bekende schilders uit Brescia. Op deze fresco’s zijn ook belangrijke leden van de Gesuati te zien, te weten Giovanni Tavelli en de reeds genoemde Giovanni Colombini.

De kapellen aan de rechterzijde van Pier Maria Bagnadore zijn niet bijster interessant, dus laten we ons richten op de overgebleven fresco’s van Benedetto da Marone. Dat zijn er gelukkig nog tamelijk veel. Op de linker muur zien we de laatste zes van de in totaal twaalf kruiswegstaties (zie de vierde afbeelding in deze bijdrage). Tegenwoordig zijn het er meestal veertien, maar in deze kerk waren het er twaalf. Misschien werden sommige gebeurtenissen gewoon samengenomen, want de Kruisafneming en de Graflegging zijn in één scène vereeuwigd. De fresco’s van de kruiswegstaties zijn tamelijk klein vergeleken bij de fresco’s daaronder. Die stellen imitatie-architectuur voor met enkele trompe-l’oeil doorkijkjes.

Triomfboog en koor.

Op het bovenste gedeelte van de triomfboog schilderde Fra Benedetto een Laatste Oordeel. In het koor vinden we vervolgens verschillende voorstellingen uit het Oude Testament die door de christenen met hun eucharistieviering en dus met het lichaam en bloed van Christus werden verbonden. Zo zien we onder meer Abraham die Isaak offert en Abraham die Melchisedek, de Koning van Salem, ontmoet. De link tussen deze verhalen en de eucharistieviering is al heel oud (zie bijvoorbeeld Ravenna: San Vitale). Op het ribgewelf zijn de vier evangelisten afgebeeld en in de apsis treffen we voorstellingen uit het leven van Christus aan, waaronder grote fresco’s van het Wassen van de Voeten en het Laatste Avondmaal.

Ten slotte moet het fraaie plafond genoemd worden. Centraal staan de letters IHS, een verwijzing naar de eerste drie letters van de naam van Jezus in het Grieks: Jota, Èta, Sigma. Later is er van alles en nog wat van die letters gemaakt, variërend van Iesuiti Habent Satis (‘De Jezuïeten hebben genoeg’) tot Iesus Hominem Salvator (‘Jezus de Redder van de Mens’) en In Hoc Signo (‘in dit teken’; een verwijzing naar het hemelse teken dat keizer Constantijn zou hebben gekregen). Historisch bezien zijn al deze verklaringen echter onjuist. In de grote ruiten rondom de naam van Jezus zijn de twaalf apostelen afgebeeld. Op de afbeelding hieronder ziet u acht van de twaalf, ieder herkenbaar aan zijn eigen attribuut. Zo heeft Thomas een winkelhaak, Philippus een groot kruis en Bartholomeus een mes.

Plafond van de kerk.

Bronnen

3 Comments:

  1. Pingback:Brescia: San Pietro in Oliveto – – Corvinus –

  2. Pingback:Brescia: Santissimo Corpo di Cristo – – Corvinus –

  3. Pingback:Parma: De Duomo – – Corvinus –

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.