We weten helaas niet precies hoeveel mensen er in het oude Ostia hebben gewoond. Misschien waren het er net iets meer dan 20.000, misschien wel 50-60.000. Een ding staat echter vast: de inwoners hadden meer dan voldoende plekken om een bad te kunnen nemen. Een badhuis was niet alleen een plek om het lichaam te reinigen en te verzorgen, maar tevens een sociale ontmoetingsplek. Hier konden zaken worden gedaan en huwelijken worden gesloten. De vraag is wel of de aanwezigheid van baden in een stad echt de hygiëne ten goede kwam. Wassen is natuurlijk altijd verstandig, maar juist in de omgeving van de warme baden konden bacteriën heel goed gedijen. Omdat de mensen dicht bij elkaar baadden, kon een badhuis zo een besmettingshaard worden. Heel veel andere mogelijkheden voor een bad waren er echter niet, want alleen de superrijken konden zich een privé badkamer veroorloven. In deze bijdrage laat ik het vraagstuk van de hygiëne links liggen en richt ik me op vijf grote badencomplexen in Ostia. De meeste daarvan hebben interessante mozaïeken.
Dicht bij de ingang van het archeologisch park stuit de bezoekers als eerste op de baden van de Cisiarii. Cisiarii zijn wagenmenners, of preciezer: de mannen die een cisium bestuurden. Een cisium was een open Romeinse wagen op twee wielen die doorgaans door muilezels werd getrokken. Naast de baden was een standplaats van waaruit de cisia over de Via Ostiensis van en naar Rome reden. De baden zelf dateren van de tweede eeuw en werden in de tweede helft van de derde eeuw verbouwd. Verreweg de interessantste ruimte is het frigidarium, het koudwaterbad. Dit heeft een prachtig vloermozaïek in zwart en wit. Daarop zien we een aantal cisia, muilezels, wagenmenners en klanten. In het midden is een stad afgebeeld, die mogelijk naar Ostia of Rome verwijst. Het aardigste detail is toch wel dat op het mozaïek de namen van enkele van de muilezels zijn vermeld. Op de foto in deze bijdrage zien we links de namen Pudes (“Bescheiden”) en Podagrosus (“Jichtig”), en bovenin Potiscus (betekenis onduidelijk, mogelijk “Dorstig” of “Aangeschoten”) en Barosus (“Dom”).
Als de bezoeker zijn weg vervolgt, komt hij al snel bij de veel grotere baden van Neptunus. Ook deze dateren van de tweede eeuw. Aan het einde van de derde eeuw en in de vierde eeuw werden nog wijzigingen aangebracht. Het complex bestond uit een frigidarium (koudwaterbad), twee tepidaria (lauwwaterbaden) en twee caldaria (warmwaterbaden), waarvan er een later in onbruik raakte. Ten westen van de baden lag een groot sportveld of palaestra. De baden ontlenen hun naam aan een groot mozaïek in de ruimte ten zuiden van het koudwaterbad. Daarop zien we de god van de zee Neptunus terwijl hij (zonder zichtbare wagen) voortgetrokken wordt door vier hippocampi. Deze mythologische wezens zijn een kruising tussen een paard en een vis. Rondom de god zijn nog meer zeewezens afgebeeld. Neptunus was getrouwd met Amphitrite, die we op een ander mozaïek terugzien. Ze ligt daar op de rug van een hippocampus. Voor haar zweeft een eroot door de lucht met een fakkel. Daarin wordt Hymenaeus gezien, de god van het huwelijk.
Ook de baden van het Forum zijn bijzonder groot. Ze worden ook wel de baden van Gavius Maximus (Thermae Gavii Maximi) genoemd, naar de praetoriaanse prefect die ze omstreeks het jaar 160 liet bouwen. Naast de gebruikelijke koud-, lauw- en warmwaterbaden en een sportveld beschikte het complex ook over een zweetruimte (sudatorium) en diverse kleedkamers (apodyteria). In de kamer naast de zweetruimte – een heliocaminus – konden bezoekers in de zon liggen. De baden waren afgesloten tijdens mijn laatste bezoek aan Ostia, maar in principe moet het mogelijk zijn er doorheen te lopen. Helaas zullen bezoekers in deze baden geen mozaïeken vinden, op een aardig mozaïek van een slang en een ibis in de zweetruimte na dan.
In het uiterste zuidwesten van Ostia stuiten we vervolgens op de baden van de Porta Marina. Ostia had drie belangrijke stadspoorten. Naast de Porta Marina, aan de kant van de zee, waren dit de Porta Laurentina en de Porta Romana, waar de wegen naar respectievelijk Laurentum en Rome begonnen. De baden van de Porta Marina lagen buiten de stadsmuren. In de Oudheid lagen ze zelfs op het strand, maar inmiddels stroomt de zee zo’n 2,5 kilometer westelijker. Net ten oosten van de baden stond de joodse synagoge van Ostia. Bijzonder interessant aan de baden van de Porta Marina is de meerkleurige mozaïekvloer van het frigidarium. Waar de baden zelf waarschijnlijk van 138-139 dateren, werd de vloer in de vierde of vijfde eeuw toegevoegd. Het westelijke gedeelte van het frigidarium heeft een aparte mozaïekvloer waarop verschillende atleten te zien zijn. De sporten die zij beoefenen werden allemaal uitgevoerd op het grote palaestra ten noorden van de baden. Het gaat om boksen, worstelen, verspringen en discuswerpen. In het midden staat een tafel met prijzen, met daarop een palmtak en een kroon. Naast de tafel ligt nog een opvallend voorwerp, dat veel weg heeft van een moderne voetbal.
Ten slotte enkele opmerkingen over de baden van de Zeven Wijzen, gelegen in het westen van de stad. De baden zijn vernoemd naar fresco’s van de Zeven Wijzen van Griekenland. Helaas zijn ze niet alle zeven bewaard gebleven: dat geldt alleen voor Solon, Thales, Chilon en Bias. De namen van de Wijzen zijn in het Grieks genoteerd, met daarboven tamelijk vulgaire teksten over poepen in het Latijn. Kennelijk was de ruimte op enig moment in gebruik als latrine. Helaas kunnen we de fresco’s niet van dichtbij bewonderen. Daar zijn ze waarschijnlijk te kwetsbaar voor. Wel goed zichtbaar is een groot mozaïek in een opvallende ronde ruimte van de baden. Mogelijk werd hier aanvankelijk een markt gehouden, later werd de ruimte een frigidarium, wat de aanwezigheid van een afvoerput verklaart. Het mozaïek dateert van de tweede of derde eeuw. Het toont ons een jachtscène met verschillende wilde dieren, waaronder tijgers, herten en zwijnen.
Pingback:De mozaïeken van Ostia – – Corvinus –