Constantijn de Grote: De Jaren 335-337

Krijgsscène op de sarcofaag van Helena, moeder van Constantijn.

In juli van het jaar 335 vierde Constantijn zijn Tricennalia, dat wil zeggen zijn dertigjarig regeringsjubileum. Uiteraard vonden de festiviteiten ter gelegenheid van dit jubileum plaats in zijn nieuw hoofdstad Constantinopel. Constantijn was de langstzittende Romeinse keizer sinds de grote Augustus. Pas in de vijfde eeuw zouden aanzienlijk zwakkere keizers als Honorius (395-423), Theodosius II (408-450) en Valentinianus III (425-455) weer bij hem in de buurt komen of hem zelfs – in het geval van Theodosius – overtreffen. Na zijn Tricennalia zou Constantijn nog iets minder dan twee jaar leven. Tijdens deze periode ontstond er een conflict met koning Shapur II van Perzië. In 299 had het Romeinse Rijk een zeer gunstige vrede gesloten met de Sassaniden. Deze vrede had decennialang standgehouden, maar omstreeks 334 was Shapur Armenië binnengevallen, dat een eigen koning had – Khosrov III – maar als Romeinse cliëntstaat gold. Shapur was nog maar 25 jaar oud, maar zat al sinds 309 op de Perzische troon. Deze achterkleinzoon van de grote Shapur I (ca. 240-270) zou zich spoedig ontwikkelen tot de gevaarlijkste vijand die de Romeinen in de vierde eeuw tegenover zich vonden.

Een grote familie

Constantijn was al begin zestig toen hij zijn Tricennalia vierde en moet beseft hebben dat ook hij niet het eeuwige leven had. De grote vraag was wie hem na zijn dood zou opvolgen. Zijn oudste zoon Constantijn (Constantinus) was al sinds 317 caesar en resideerde in Augusta Treverorum (Trier). De een jaar jongere Constantius was in 324 tot caesar benoemd en verbleef in Antiochië in het oosten. Dit was economisch en qua bevolking het belangrijkste deel van het Romeinse Rijk. De derde en jongste zoon, Constans, was nog niet volwassen. Zijn aanstelling tot caesar dateerde van 333 en hij was naar Mediolanum (Milaan) gestuurd om op den duur het bestuur over Italië en Noord-Afrika op zich te nemen. Verder was er nog een neef genaamd Dalmatius, van wie de leeftijd niet bekend is. Als zoon van Constantijns halfbroer Flavius Dalmatius had hij in 335 de titel van caesar gekregen. Dalmatius was op de Balkan neergestreken en resideerde mogelijk in Naissus (Niš) of Sirmium (Sremska Mitrovica). Aldus leek zich een vierdeling in het Romeinse Rijk af te tekenen, maar er was nog altijd maar één augustus, Constantijn zelf.[1]

Santa Costanza, het mausoleum van de dochters van Constantijn.

Niet alleen weigerde Constantijn zich uit te laten over de vraag wie na hem de nieuwe augustus zou worden, hij maakte de zaak in 336 nog een tikje gecompliceerder. In dat jaar trouwde namelijk Dalmatius’ broer Hannibalianus met Constantijns dochter Constantina. Van Constantina is niet bekend wanneer ze geboren is, alleen dat ze in 354 is gestorven en dat haar mausoleum in Rome nog altijd bezocht kan worden. Mogelijk was ze ook verantwoordelijk voor de bouw van een grote gravenbasiliek in Rome, gewijd aan de heilige Agnes. Hannibalianus werd geen caesar, maar kreeg de titel ‘koning’ of zelfs ‘koning der koningen’ van Pontus en omstreken.[2] Wat Constantijn precies beoogde met dit koningschap is niet geheel duidelijk, maar het had ongetwijfeld te maken met de oorlog tegen Shapur die de keizer aan het voorbereiden was.

Het einde van een tijdperk

De beoogde veldtocht tegen de Perzen zou er nooit komen. In het voorjaar van 337 bezocht Constantijn, op weg naar Antiochië, het stadje Drepanon in Bithynië. Dit was waar zijn moeder Helena was geboren, en Constantijn had het stadje dan ook laten omdopen tot Helenopolis. De keizer was erg ziek en voelde dat zijn laatste uur geslagen had. Daarom ontbood hij bisschop Eusebius van Nicomedia, die hem op zijn sterfbed doopte. De eerste christelijke keizer van het Romeinse Rijk was nu eindelijk ook formeel een christen. Saillant detail is overigens dat Eusebius formeel een ketter was, want hij hing de leer van Arius over de natuur van Christus aan. Een leer die op het door Constantijn bijeengeroepen Concilie van Nicaea van 325 in de ban was gedaan. Dat Constantijn geen bezwaar maakte tegen een doop door een Ariaanse bisschop is wellicht het beste bewijs dat hij zich weinig interesseerde voor doctrinaire vraagstukken. Op 22 mei 337 overleed Constantijn op ongeveer 65-jarige leeftijd op een landgoed bij Anchyrona, een dorp of stadje niet ver van Nicomedia.[3] Ondanks zijn vele oorlogen en de vele in zijn opdracht gepleegde moorden, zelfs op familieleden, had hij zijn bijnaam ‘De Grote’ meer dan verdiend.

Standbeeld van Constantijn II als Caesar, Capitool, Rome.

Constantijn werd begraven in de kerk van Heilige Apostelen in Constantinopel, ook al was deze op het moment van zijn dood nog niet voltooid. Het was zijn middelste zoon Constantius die de uitvaart in goede banen leidde, waarmee de ongeveer twintig jaar oude jongeman overtuigend demonstreerde waarom hij de oogappel van zijn vader was. Omdat Constantijn geen opvolger als augustus had aangewezen, was er feitelijk sprake van een interregnum in het Romeinse Rijk. Met steun van de keizerlijke lijfwacht en het leger trokken Constantijn II, Constantius en Constans daarin aan het langste einde, waarbij een leidende rol voor de talentvolle Constantius zeer waarschijnlijk is.[4] De soldaten ruimden Dalmatius en Hannibalianus ergens tussen eind mei en begin september uit de weg. Ook hun vader Flavius Dalmatius en diens broer Julius Constantius, beiden halfbroers van Constantijn, werden vermoord. Andere prominente slachtoffers van de zuivering aan het hof waren de senatoren Flavius Optatus (consul in 334) en Ablabius (voormalig praetoriaans prefect en consul in 331). Hoewel ook de oudste zoon van Julius Constantius werd gedood, werden zijn twee jongere zonen Gallus en Julianus gespaard.[5] Gallus zou later met Constantina trouwen, Julianus met Constantijns andere dochter, Helena. Als Julianus ‘de Apostaat’ zou hij het in 361 zelfs tot augustus schoppen.

Op 9 september 337 kwam er een einde aan het interregnum toen Constantijn II, Constantius en Constans in Viminacium op de Balkan een overeenkomst sloten. De soldaten accepteerden de drie broers als hun augusti, waarmee het Romeinse Rijk ineens drie keizers had. De verdeling van de gebieden kwam grotendeels overeen met de verdeling die had gegolden toen de broers nog caesares waren. Constantius kreeg de oostelijke provincies en Thracië, Constans de rest van de Balkan, Noord-Afrika en Italië en Constantijn II Gallië, Spanje en Brittannië. Als de broers na hun afspraken in Viminacium in goede harmonie hadden samengewerkt, hadden ze ongetwijfeld de gouden tijd van hun vader Constantijn kunnen voortzetten. In plaats daarvan stortten ze het Romeinse Rijk binnen enkele jaren in even zinloze als bloederige burgeroorlogen.

Bronnen

Primaire bronnen

Secundaire bronnen

  • Henk Singor, Constantijn, p. 428-450;
  • Timothy Venning, A Chronology of the Roman Empire, p. 661-662.

Noten

[1] Henk Singor, Constantijn, p. 444-445.

[2] Rex regum et Ponticarum gentium volgens de Origo Constantini Imperatoris 6.35. Op munten staat doorgaans FL HANNIBALIANO REGI.

[3] Aurelius Victor, De Caesaribus 41. Victor schrijft dat de keizer “meer dan 62 jaar oud” was. Timothy Venning, A Chronology of the Roman Empire, p. 661 houdt het op 61-63 jaar. Ik ga hier uit van 272 als geboortejaar van Constantijn.

[4] Zosimus, Historia Nova, Boek 2.40.

[5] Gallus was een zoon van Galla, Julianus van Basilina. De jongens waren dus halfbroers.

One Comment:

  1. Pingback:Aquileia: Overblijfselen van een Romeinse stad (deel 2) – – Corvinus –

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.