Constantijn de Grote: De Jaren 326-327

Gouden solidus van Constantijn (Crypta Balbi, Rome).

Het jaar 326 had een feestjaar voor keizer Constantijn moeten worden. Zijn laatst overgebleven rivaal Licinius was dood, het Romeinse Rijk was weer verenigd onder één keizer en ook de eenheid binnen de christelijke kerk was dankzij het Concilie van Nicaea voorlopig hersteld. Constantijn had al in juli 325 zijn twintigjarig regeringsjubileum of Vicennalia gevierd, maar zou dat in 326 dunnetjes overdoen in Rome, de stad waar zijn immense Verlossersbasiliek (tegenwoordig San Giovanni in Laterano) inmiddels was voltooid. Het is echter weinig waarschijnlijk dat de keizer veel plezier heeft beleefd aan zijn verblijf in de Eeuwige Stad. In het voorjaar zag Constantijn zich namelijk genoodzaakt zijn zoon Crispus te laten executeren, waarna enkele maanden later ook zijn vrouw Fausta onder mysterieuze omstandigheden om het leven kwam. De beweegredenen voor de terechtstelling van Crispus en de precieze omstandigheden van de dood van Fausta zullen waarschijnlijk nooit meer achterhaald worden, maar geschiedschrijvers hebben hierover al sinds de vierde eeuw volop gespeculeerd.

De dood van Crispus en Fausta

De omstreeks 300 geboren Crispus was de zoon van Constantijn uit zijn eerdere relatie met Minervina. De jongeman had zich als generaal onderscheiden in de strijd tegen de Alemanni en als admiraal in de oorlog tegen Licinius. Toch lijkt hij niet heel populair te zijn geweest bij zijn vader, die de voorkeur gaf aan zijn zonen uit zijn huwelijk met Fausta. Zij was de dochter van de voormalige keizer Maximianus (284-305), die overigens door Constantijn zelf uit de weg was geruimd. In april of mei 326 werd Crispus in Pola in het huidige Kroatië gearresteerd en geëxecuteerd. Enkele maanden later werd Fausta dood gevonden in een loeihete badkamer, waar ze zou zijn bezweken aan de hitte. Wat was hier gebeurd? Vierde-eeuwse bronnen zijn hierover uitermate summier. Aurelius Victor stelt dat de reden voor de terechtstelling van Crispus onbekend is en hij noemt de dood van Fausta helemaal niet.[1] Eutropius laat het bij de mededeling dat Constantijn zijn zoon en vrouw ter dood liet brengen.[2] De Epitome de Caesaribus verschaft ons iets meer informatie: Constantijn zou Crispus hebben laten terechtstellen na daartoe aangespoord te zijn door Fausta. Deze daad had weer de woede opgewekt bij de oma van de jongeman, Constantijns moeders Helena. Zij had haar zoon fel toegesproken, waarna die Fausta in haar bad had laten verstikken.[3]

Gemma Constantiniana: Constantijn in zijn strijdwagen na zijn zege op Maxentius (in 312) of Licinius (in 324). De vrouwen in de wagen zijn Helena en Fausta. Het jongetje is ofwel Crispus ofwel Constantius II. Rijksmuseum van Oudheden, Leiden.

Fausta zal zeker haar redenen hebben gehad om Crispus van het toneel te laten verdwijnen. Hij was als volwassene met een indrukwekkende staat van dienst immers een concurrent van haar eigen nog jonge zonen Constantijn, Constantius en Constans. Zosimus, die begin zesde eeuw schreef, beweert dat Constantijn Crispus ervan verdacht zich aan Fausta vergrepen te hebben en dat dat de reden voor de terechtstelling van zijn zoon was.[4] Joannes Zonaras (twaalfde eeuw) houdt het erop dat Fausta had geprobeerd Crispus te verleiden, maar dat de jongeman haar had afgewezen. Vervolgens had ze Constantijn wijsgemaakt dat Crispus haar had verkracht. Dit verhaal is wel vergeleken met het verhaal van Phaidra en Hippolytos uit de Griekse mythologie. Naast een beschuldiging van verkrachting, al dan niet vals, wordt ook wel geponeerd dat Crispus en Fausta een incestueuze relatie met wederzijdse instemming hadden. Qua leeftijd scheelden ze misschien tien jaar; het leeftijdsverschil tussen Fausta en Constantijn was veel groter. Constantijn zou de relatie hebben ontdekt en uit woede zijn zoon en vrouw hebben laten doden. Dit verklaart echter niet waarom Crispus enkele maanden eerder stierf dan Fausta.

Boog van Constantijn in Rome.

Gregorius van Tours, die net als Zosimus in de zesde eeuw schreef, houdt het op een politieke samenzwering tussen Crispus en Fausta die door Constantijn was ontdekt.[5] Details geeft hij niet, maar het is denkbaar dat Crispus vond dat zijn vader lang genoeg op de troon had gezeten. De jongeman moest, zo kan men redeneren, nu zijn kans grijpen, want straks zouden de andere zonen van Constantijn meerderjarig zijn. Maar misschien was het wel Constantijn zelf die vooruit dacht en Crispus liet terechtstellen ten faveure van zijn andere zonen, van wie zeker de negenjarige Constantius tot de favoriet van de keizer aan het uitgroeien was. En misschien was de dood van Fausta gewoon een ongeluk, zoals die wel vaker gebeurden in de Oudheid. We zullen het nooit weten.

Toen de keizer in juli van 326 zijn Vicennalia in Rome vierde, was Crispus al terechtgesteld en aan een damnatio memoriae onderworpen. De dood van Fausta vond waarschijnlijk kort na de festiviteiten plaats. Erg feestelijk kunnen de Vicennalia dan ook niet geweest zijn, hoe prachtig Rome op dat moment ook was. Constantijn had de stad al bij zijn Decennalia meer dan tien jaar eerder de Basilica Nova en openbare baden geschonken. Zijn triomfboog bij het Colosseum stond fier overeind. Naast de genoemde Verlossersbasiliek moet ook de kleine basiliek over het graf van de apostel Paulus al gereed zijn geweest, terwijl het aannemelijk is dat de bouw van een veel grotere basiliek over het graf van de apostel Petrus al begonnen was. Constantijn zou de voltooiing van die laatste basiliek niet meer meemaken. Na 326 heeft hij Rome niet meer bezocht. Het is duidelijk dat de keizer met zijn hoofd bij het Nieuwe Rome was, de door hemzelf gestichte stad Constantinopel, de inmiddels al aardig vorm aan het krijgen was.

Uitzicht over het Forum Romanum.

Het Heilige Land

Heilig Grafkerk (foto: Gerd Eichmann, CC BY-SA 4.0).

Constantijns betrokkenheid bij de bouw van drie van de belangrijkste kerken in Rome staat vast. Maar ook buiten Rome is zijn religieuze nalatenschap omvangrijk.[6] Het was waarschijnlijk tijdens het Concilie van Nicaea dat Constantijn kennis had gemaakt met bisschop Macarius van het stadje Aelia Capitolina in de provincie Syria Palaestina. Aelia stond voorheen bekend als Jeruzalem, de stad waar Jezus Christus had gepreekt en waar hij was gekruisigd. Op de plek waar een tempel voor Venus stond, was een grot ontdekt die was geïdentificeerd als de graftombe van Christus. Met financiële steun van Constantijn had Macarius vervolgens de tempel laten afbreken en een kerk laten bouwen, die in 335 zou worden gewijd door zijn metropoliet, bisschop Eusebius van Caesarea.[7] De kerk staat thans bekend als de Heilig Grafkerk. In feite was er sprake van een heel religieus complex. Boven het beweerde graf verrees een rond gebouw dat de Rotunda of Anastasis (‘wederopstanding’) werd genoemd. Ten zuiden ervan stond een baptisterium en aan de oostkant grensde het aan een binnenplaats die Golgotha werd genoemd. Hier zou de gelijknamige rots, waarvan de naam ‘schedelplaats’ betekent, hebben gestaan waarop de kruisiging plaats had gevonden. Ten oosten van de binnenplaats stond een grote basiliek die het Martyrium werd genoemd. In de Italiaanse stad Bologna staat een complex dat duidelijk op de Heilig Grafkerk is gebaseerd.

In 326-327 bezocht Constantijns moeder Helena de gebieden die later het Heilige Land genoemd zouden worden. Sinds 324 droeg zij de titel Augusta – keizerin – en bij haar bezoek aan het oosten moet ze al ver in de zeventig geweest zijn. Het bezoek zal deels een pelgrimage zijn geweest, hetgeen aansloot bij het opkomende religieuze toerisme in die tijd. Deels moet de reis van Helena echter ook een goodwillmissie zijn geweest. Het oosten van het Romeinse Rijk, met zijn grote christelijke gemeenschappen, had met achtereenvolgens Diocletianus, Maximinus Daza en Licinius drie keizers op de troon gehad die het christendom niet bepaald goed gezind waren geweest. Het wantrouwen jegens de Romeinse autoriteiten zal daarom aanzienlijk zijn geweest. Constantijn moest de christelijke gemeenschappen dus tonen dat hij uit een ander hout gesneden was, en wie kon hij voor deze missie beter inschakelen dan zijn eerbiedwaardige oude moeder, die zich kon presenteren als een vrome christelijke dame. Helena was bovendien geboren in het oosten van het Romeinse Rijk, in de buurt van Nicomedia, en haar eerste taal was Grieks. Dit alles maakte haar voor Constantijn de ideale ambassadeur.

Mausoleum van Helena.

Op de plek in Jeruzalem die werd geïdentificeerd als de Olijfberg liet Helena de Eleonakerk bouwen. Deze stond op de plek waar Christus volgens de overlevering ten hemel was gevaren. De Eleonakerk of kerk van de Hemelvaart is helaas niet meer te bezichtigen: ze werd in 614 door de Perzen verwoest. In Bethlehem liet Helena een kerk bouwen op de plek waar Christus het levenslicht had gezien, de nog steeds bestaande Geboortekerk. De Eleonakerk en Geboortekerk zijn Helena’s bekendste bouwwerken in het Heilige Land, maar ze deed ook kleinere steden en stadjes aan, waar ze geschenken uitdeelde en kerkgebouwen verfraaide. De keizerin voorzag de soldaten van donativa en vergat daarnaast de armen en zieken niet. Zo creëerde ze draagvlak voor de regering haar zoon.

Later werden ook de vondst van het Ware Kruis en zelfs de Heilige Trap uit het paleis van de Romeinse prefect Pontius Pilatus aan Helena toegeschreven. Het Ware Kruis wordt echter pas voor het eerst genoemd in een brief van bisschop Cyrillus van Jeruzalem uit 351 en de Heilige Trap, die men thans in Rome kan beklimmen, heeft waarschijnlijk niets met het Heilige Land te maken. Helena overleed ergens tussen 327 en 330, volgens Eusebius op ongeveer tachtigjarige leeftijd.[8] Haar lichaam werd naar Rome overgebracht, waar het werd bijgezet in een rond mausoleum naast de inmiddels verdwenen basiliek van Santi Marcellino e Pietro. Helena’s schitterende porfieren sarcofaag is bewaard gebleven en kan tegenwoordig worden bewonderd in de Vaticaanse musea. Aangezien de grafkist met nogal krijgshaftige voorstellingen is versierd, wordt vrij algemeen aangenomen dat de sarcofaag oorspronkelijk voor Constantijn zelf bedoeld was.

Sarcofaag van Helena (Vaticaanse Musea).

Bronnen

Primaire bronnen

Secundaire bronnen

  • Adrian Goldsworthy, The Fall of the West, p. 189;
  • Henk Singor, Constantijn, p. 379-390;
  • Timothy Venning, A Chronology of the Roman Empire, p. 656-657.

Noten

[1] Aurelius Victor, De Caesaribus 41.

[2] Breviarium Historiae Romanae 10.6.

[3] Epitome de Caesaribus 41.11-12.

[4] Historia Nova, Boek 2.29.

[5] Historia Francorum 1.36.

[6] Zie voor het navolgende Eusebius, Vita Constantini, Boek 3.25-47.

[7] Caesarea Maritima was de hoofdstad van Syria Palaestina. De bisschop van Jeruzalem kreeg pas in 451 de status van patriarch.

[8] Vita Constantini, Boek 3.46.

3 Comments:

  1. Pingback:Constantijn de Grote: De Jaren 335-337 – – Corvinus –

  2. Pingback:Constantijn de Grote: De Jaren 327-335 – – Corvinus –

  3. Pingback:Arezzo: San Francesco – – Corvinus –

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.