“No one can fail to be impressed by Monreale, ablaze as it is with over an acre and a half of superb mosaics, all completed within five or six years, between 1183 and the end of the decade. It lacks the gemlike perfection of the Palatine Chapel, the Byzantine mystery of the Martorana, or the sheer magic that streams down from the great Pantocrator at Cefalù. Its impact is chiefly due to its size and splendour. But this impact, like the cathedral itself, is colossal. Wandering slowly through the vast length of the building, one might be forgiven for thinking that virtually every Bible story is here illustrated.” – John Julius Norwich[1]
De mozaïeken in de kathedraal van Monreale beslaan bij elkaar meer dan 6.000 vierkante meter. Voor de productie ervan werden honderden kilo’s goud gebruikt. Hoewel het dus om een enorm project moet zijn gegaan, hebben de mozaïekmakers hun werk in recordtempo afgeleverd. Ze begonnen in 1183 en rondden hun werkzaamheden af omstreeks 1189 (zoals uit het citaat van Norwich hierboven volgt) of anders enkele jaren na de dood van koning Willem II van Sicilië – de stichter van de kathedraal – in 1189.[2] Het is duidelijk dat er verschillende teams van werklieden in de kathedraal actief waren, onder leiding van de onbekende hoofdarchitect van Monreale. De mozaïeken vertonen veel overeenkomsten met die in de Cappella Palatina in Palermo, voltooid in 1143. Het gaat dan vooral om de verhalen uit het Oude Testament en de levens van Petrus en Paulus. Toch is het heel goed mogelijk dat deze koninklijke kapel niet de bron voor Monreale was, maar dat voor beide bouwwerken gebruik werd gemaakt van een beschikbare Byzantijnse iconografie.
Binnengevel
Uiteraard zijn er ook de nodige verschillen tussen de mozaïeken in de immense kathedraal van Monreale en de veel kleinere kapel in Palermo. Zo vinden we aan de binnengevel van de kathedraal enkele mozaïeken over de levens van de heiligen Cassius, Castus en Castrensis. Deze zijn waarschijnlijk weinig bekend en behoeven enige introductie. Cassius en Castus waren volgens de overlevering twee bisschoppen die in de eerste eeuw de marteldood stierven, al zijn ze hier in Monreale afgebeeld met een tonsuur in plaats van een mijter. De twee werden door de Romeinse prefect eerst voor de leeuwen gegooid, maar die wierpen zich als tamme poesjes aan hun voeten. Daarna werden ze gedwongen mee te komen naar een tempel van de heidense god Apollo om daar een offer te brengen. Door hun vrome gebed viel echter het beeld van de godheid aan diggelen en stortte de tempel in. Verschillende heidenen, onder wie de prefect, kwamen om het leven onder het puin. De boze heidenen vermoordden vervolgens uit wraak Cassius en Castus.
Sint Castrensis is al even obscuur; zijn naam betekent letterlijk ‘van het legerkamp’. Volgens de overlevering was hij in de vijfde eeuw de bisschop van het stadje Sessa Aurunca in Campanië. Zijn overblijfselen kwamen in 1177 naar Monreale als geschenk van de bisschop van Capua voor het huwelijk van koning Willem II met Joanna, de dochter van de Engelse koning Hendrik II. Sindsdien geldt Sint Castrensis als beschermheilige van de stad en het aartsbisdom Monreale. Een kapel in de rechter zijbeuk is aan hem gewijd en daar worden ook zijn relikwieën bewaard. De kapel werd gebouwd in opdracht van Ludovico de Torres, die tussen 1588 en 1609 als aartsbisschop van Monreale diende. Hij was de opvolger van zijn in 1583 gestorven oom, die eveneens Ludovico de Torres heette en verantwoordelijk was voor de zestiende-eeuwse graftombe van koning Willem II (zie deel 2 van deze reeks). De tweede Ludovico de Torres wilde aanvankelijk in de kapel van Sint Castrensis begraven worden, maar vond uiteindelijk zijn laatste rustplaats in zijn titelkerk in Rome.
In de kathedraal van Monreale zien we hoe Sint Castrensis een gevleugelde demon uitdrijft bij een man en vervolgens een schip vol mensen redt dat door diezelfde demon in de problemen wordt gebracht. Tussen en onder de mozaïeken over Cassius en Castus enerzijds en die over Castrensis anderzijds zien we een mozaïek van de Madonna met het Kind. De Madonna is de Hodegetria (Ὁδηγήτρια), zij die de weg wijst. Die weg is natuurlijk Christus. De kathedraal is aan de Maagd Maria gewijd. Zij kijkt hier vanaf de binnengevel van het gebouw naar de grote Christus Pantokrator in de apsis, met daaronder haar evenbeeld (zie hierna).
Middenschip, zijbeuken, dwarsschip
De mozaïeken in het middenschip zijn allemaal gebaseerd op verhalen uit het Bijbelboek Genesis. Wie in de Cappella Palatina is geweest, herkent direct Adam en Eva, Kain en Abel, Abraham en Isaak, Jakob en Esau, de Ark van Noah, de toren van Babel, Sodom en Gomorra en vele andere verhalen. De mozaïeken zijn verdeeld in twee rijen, de bovenste in de lichtbeuk en de onderste boven de arcades. Helemaal bovenin zien we overigens nog een derde rij mozaïeken, net onder het plafond, die geheel bestaat uit tondi met bustes van engelen. Bij het zien van alle verhalen had ik inderdaad, net als Lord Norwich (zie citaat hierboven), het gevoel dat werkelijk ieder Bijbelverhaal terugkomt op de muren. Bij nadere beschouwing blijkt dat toch niet helemaal waar te zijn. De verhalen over bijvoorbeeld Mozes en Jozua, de uittocht uit Egypte en de intocht in het Beloofde Land, zijn hier afwezig. Ze zijn wel te vinden in bijvoorbeeld de basiliek van Santa Maria Maggiore in Rome.
De mozaïeken in de zijbeuken en in het dwarsschip gaan over het leven van Jezus. De bekende verhalen uit de vier evangeliën zijn afgebeeld, variërend van de wonderbaarlijke vermenigvuldiging en de verdrijving van de geldwisselaars uit de tempel tot de laatste levensdagen van de Heiland, met diens arrestatie, veroordeling, kruisiging en wederopstanding. Hier en daar zijn wat moderne, niet bepaald middeleeuws uitziende gezichten te ontwaren, ongetwijfeld het gevolg van latere restauraties, want de blokjes (tesserae) waaruit mozaïeken zijn opgebouwd hebben – ook hier in Monreale – helaas de neiging nogal eens los te laten. Zie bijvoorbeeld het hoofd van Maria Magdalena in de noli me tangere-afbeelding (foto hieronder). Dat is evident niet twaalfde-eeuws. Toch lijkt de hoeveelheid restauratiewerk hier beperkter te zijn geweest dan in de koninklijke kapel in Palermo, waar een aantal mozaïeken echt geruïneerd is.
Koor en apsissen
De immense Christus in de schelp van de centrale apsis is onmogelijk te missen, want alleen al het gezicht van de Heiland is drie meter hoog. Christus is de Pantokrator (Ὁ Παντοκράτωρ), de “Heerser over Alles”. Terwijl hij met zijn rechterhand zijn zegen geeft, houdt hij in zijn linkerhand een boek vast met de tekst van Johannes 8:12, die in vertaling luidt: “Ik ben het licht voor de wereld. Wie mij volgt loopt nooit meer in de duisternis”. De tekst op de linker pagina is in het Latijn, die op de rechter pagina in het Grieks. Het gebaar dat Christus met zijn rechterhand maakt, zit vol symboliek. De vingers vormen de Griekse letters IC XC (Iesous Christos; Ἰησοῦς Χριστός), dezelfde letters die aan weerszijden van het hoofd van de Heiland te zien zijn. De twee gekruiste vingers (wijs- en middelvinger) verwijzen verder naar de twee onscheidbare naturen van Christus[3] en dat doen de twee haarlokken op Christus’ voorhoofd waarschijnlijk ook. De drie andere vingers (ringvinger, pink, duim) verwijzen naar de Drie-eenheid.
Onder de Pantokrator zit de Madonna op een troon met het Christuskind op schoot. Christus is hier conform de Byzantijnse traditie afgebeeld als een mini-volwassene. Hij houdt een boekrol in zijn linkerhand, de Madonna een zakdoek, een keizerlijk attribuut. De Madonna is blijkens de Griekse letters rondom haar hoofd de MP ΘY (Μήτηρ Θεοῦ), de Moeder van God. Ook lezen we het woord πανάχραντο (panachranto), wat ‘geheel zonder zonde’ betekent. De troon wordt geflankeerd door de aartsengelen Michael en Gabriel, gekleed als Byzantijnse keizers. Zij hebben een standaard (labarum) in hun ene hand en een wereldbol met kruis (globus cruciger) in de andere. Ook dragen ze net als de Madonna de τζαγγία, de keizerlijke rode schoenen. De aartsengelen worden op hun beurt geflankeerd door verschillende apostelen, onder wie in de eerste plaats Petrus en Paulus, en de vier evangelisten.
Nog een niveau lager zijn verschillende heiligen afgebeeld. Anders dan bij de Madonna, de aartsengelen, de apostelen en de evangelisten zijn de bijschriften hier niet in het Grieks, maar in het Latijn. De keuze van de heiligen zal zijn ingegeven door persoonlijke smaak. Sint Benedictus van Nursia, de tweede van rechts, zal bijvoorbeeld gekozen zijn omdat naast de kathedraal een klooster van Benedictijner monniken gevestigd werd, terwijl Sint Nicolaas van Bari een van de belangrijkste beschermheiligen van het Normandische koninkrijk was.
De opvallendste verschijning is de figuur met het bijschrift SCS THOMAS CANTVR. Hij is Thomas Becket, de aartsbisschop van het Engelse Canterbury die in 1170 werd vermoord door aanhangers van koning Hendrik II, met wie hij in een hoogoplopend conflict was verwikkeld. Als gezegd trouwde koning Willem II van Sicilië in 1177 met Hendriks dochter Joanna. Inmiddels was Becket in 1173 door Paus Alexander III heilig verklaard. Dat hij is opgenomen tussen de heiligen is enerzijds wat vreemd, want hij was de aartsvijand van zijn schoonvader. Die aartsvijand was echter inmiddels een wijd en zijd vereerde martelaar, heilig verklaard door een paus met wie Willem op goede voet wenste te staan (Alexander had al eens een voorgenomen huwelijk van hem geblokkeerd). Mogelijk was het Joanna zelf die voor opname van haar landgenoot Thomas Becket heeft gepleit. Ze schijnt hem persoonlijk bewonderd te hebben.[4] Hoe dit ook zij, het gaat om een van de oudste afbeeldingen van de vermoorde aartsbisschop.
Koning Willem II is tweemaal afgebeeld op een mozaïek in het koor. Op het ene mozaïek ontvangt hij zijn koningskroon van Jezus Christus. Christus is gezeten op een troon en torent hoog boven Willem uit. Hij drukt hem met zijn rechterhand de kroon op het hoofd en houdt met zijn linkerhand een boek vast met – wederom – de tekst van Johannes 8:12, nu echter alleen in het Latijn en enigszins afgekort. De jonge Willem is gekleed als een Byzantijnse keizer. Het mozaïek lijkt zeer sterk op – en is ongetwijfeld ook geïnspireerd door – het mozaïek van de kroning van Willems grootvader Rogier II (1130-1154) in de kerk van Santa Maria dell’Ammiraglio (La Martorana) in Palermo. Maar waar Rogier in het Grieks werd aangeduid als ΡΟΓΕΡΙΟΣ ΡΗΞ (Rogerios Rex) is Willem II in het Latijn REX GVILIELMVS S[E]C[VN]D[VS]. De andere Latijnse tekst luidt MANVS ENI[M] MEA AVXILIABITVR EI (“mijn hand geeft hem steun”) en deze is afkomstig uit het Bijbelboek Psalmen.
Op het tweede mozaïek biedt koning Willem II een schaalmodel van de kathedraal aan aan de Maagd Maria, aan wie de kathedraal ook gewijd is (foto in deel 1 van deze serie). De Maagd zit op een troon en wordt net als voor in de kathedraal aangeduid als MP ΘY, terwijl Willem wederom REX GVILIELMVS S[E]C[VN]D[VS] is. Uit de hemel steekt nog de Hand van God omlaag om het project te zegenen. Het moet gezegd worden dat het schaalmodel niet erg op de kathedraal van Monreale lijkt. Het portret van de koning is daarentegen vermoedelijk tamelijk realistisch. Willem is een slanke twintiger of dertiger met heldere bruine ogen en een keurig getrimde baard. Lang na zijn dood verwierf hij de bijnaam ‘De Goede’, maar zoals elders is uiteengezet was dat nauwelijks verdiend. Zijn dood in 1189 op slechts 36-jarige leeftijd stortte zijn koninkrijk in een chaos waar het niet meer uit kwam.
De linker apsis is aan de apostel Paulus gewijd, de rechter aan diens collega Petrus. Opvallend is dat dit in de Cappella Palatina in Palermo precies omgekeerd is. Een groot mozaïek van Paulus siert de linker apsis. Hij heeft als bijschrift PREDICATOR VERITATIS ET DOCTOR GENTIVM, ‘prediker van de waarheid en leraar van de volkeren (i.e. de niet-Joden)’. Op het gewelf boven hem is Jezus Christus afgebeeld die zijn zegen geeft. Het Latijnse bijschrift bij Petrus luidt SANCTVS PETRVS PRINCEPS APOSTOLORVM CVI TRADITE SVNT CLAVES REGNI CELORVM, “Heilige Petrus, eerste onder de apostelen, aan wie de sleutels van het koninkrijk der hemelen overgedragen zijn”. Boven hem zien we Immanuël, een verwijzing naar Jesaja 7:14, waar te lezen valt “De jonge vrouw is zwanger, zij zal spoedig een zoon baren en hem Immanuël noemen”. Christenen zagen hierin een vooraankondiging van de geboorte van Christus (op basis van Mattheus 1:22-23).
De mozaïeken aan de wanden van de beide apsissen behandelen verhalen uit de levens van de beide apostelen. De twee mannen trekken de wereld in en verkondigen nu eens alleen, dan weer gezamenlijk de nieuwe religie. Uiteindelijk komen ze allebei in Rome terecht, waar ze de marteldood sterven. Paulus wordt als Romeins burger met het zwaard onthoofd, Petrus wordt ondersteboven gekruisigd.
Bronnen
- Capitool reisgids Sicilië (2019), p. 80-81;
- John Julius Norwich, Sicily, hoofdstuk 4;
- John Julius Norwich, The Kingdom in the Sun, p. 318-321;
- Lisa Sciortino, Monreale. The cathedral, the mosaics, the cloister, p. 32-147.
Noten
[1] John Julius Norwich, Sicily, p. 102-103.
[2] Lisa Sciortino, Monreale. The cathedral, the mosaics, the cloister, p. 32.
[3] Op het Concilie van Chalcedon van 451 werd bepaald dat Christus één persoon is met twee onscheidbare naturen, een goddelijke en een menselijke. Het Concilie sprak het uit dat “onze Heer Jezus Christus één en dezelfde Zoon is, volmaakt in zijn Godheid en volmaakt in zijn mensheid, waarlijk God en waarlijk mens”.
[4] John Julius Norwich, The Kingdom in the Sun, p. 320.
Pingback:De kathedraal van Monreale (deel 1): geschiedenis en exterieur – – Corvinus –