Op typisch Siciliaanse wijze reisde ik naar de wereldberoemde kathedraal van Monreale: per rammelbus zonder nummer. De bus vertrok vanaf de Piazza Indipendenza in Palermo, direct achter het Palazzo dei Normanni. Het ontbreken van een nummer op het voertuig maakte mij enigszins onzeker, maar de norse chauffeur bromde dat hij toch echt naar Murriali reed. Inderdaad zette hij mij en een handvol andere toeristen een half uur later en na een steile klim af in het stadje op de Monte Caputo. Het uitzicht op de mistige Conca d’Oro, de vallei waarin Palermo ligt, was prachtig. Ik was echter in de eerste plaats gekomen voor de kathedraal van het stadje, een waar wereldwonder en sinds 2015 UNESCO werelderfgoed. Omdat ik heel vroeg was en de kathedraal ook nog maar net haar deuren opende, was het nog erg rustig binnen. Toen ik na een wandeling over de daken van de zijbeuken en de apsis terugkeerde in het schip van het gebouw, was de situatie compleet veranderd. Hele hordes toeristen met luidruchtige gidsen hadden de kathedraal overgenomen. Mijn advies is dus simpel: kom vroeg.
Omdat er zeer veel over de kathedraal van Monreale te vertellen is, zal ik mijn bijdrage in vier delen opsplitsen:
De stichting van Monreale: legende en werkelijkheid
De kathedraal van Monreale is het belangrijkste project van de Normandisch-Siciliaanse koning Willem II ‘de Goede’, die tussen 1166 en 1189 op de troon zat. Volgens de overlevering was de koning omstreeks 1174 buiten Palermo aan het jagen en rustte hij even uit bij een oude kapel toen plotseling de Maagd Maria aan hem verscheen in een droom. Ze vertelde hem waar zijn vader, koning Willem I ‘de Slechte’, een schat had verstopt en droeg hem op de schat op te graven en te gebruiken voor een heilig doeleinde. Willem besloot daarop in Monreale een grote kerk gewijd aan de Maagd en een klooster van Benedictijner monniken te bouwen. Het werk ging vlot van start en vorderde in recordtempo. Dankzij steun van Paus Alexander III (1159-1181) verkreeg Monreale een speciale status. De abt van het klooster werd automatisch ook bisschop, waarmee de kerk de status van een kathedraal verwierf. Terwijl de bouw van het complex nog gaande was, nam Paus Lucius III in 1183 het besluit het bisdom Monreale op te waarderen tot een aartsbisdom, waarmee de bisschop van Monreale dezelfde rang verwierf als de aartsbisschop van het naburige Palermo. De werkzaamheden aan de kathedraal werden in of rond 1189 afgerond, het jaar waarin koning Willem II kwam te overlijden. De nog jonge koning – hij was pas 36 jaar oud – vond er ook zijn laatste rustplaats.
Het verhaal van de verschijning van de Maagd kan natuurlijk naar het rijk der vrome fabelen worden verwezen. Het enige wat ervan klopt, is dat de kathedraal aan Santa Maria Nuova[1] is gewijd. Het element van de schat duidt ongetwijfeld op de astronomische bedragen die koning aan zijn kathedraal en het naastgelegen klooster uitgaf. Zo werd voor de mozaïeken in het gebouw zo’n 2.200 kilo goud gebruikt. Maar als inspiratie van bovenaf niet het motief voor de bouw van de kathedraal kan zijn geweest, wat was dat dan wel? Vele auteurs hebben in dit verband gewezen op de rivaliteit tussen de koning en de aartsbisschop van Palermo, de Engelsman Walter of the Mill. De aanwezigheid van een Engelsman in het Normandisch-Siciliaanse koninkrijk behoeft niet te verbazen. Engeland was immers in 1066 door de Normandische hertog Willem de Veroveraar ingelijfd. Als gevolg van deze veel bekendere Norman Conquest waren de Engelse koningen, hun edellieden en vele hoge geestelijken vaak meer Frans dan Engels. Koning Willem II van Sicilië zou in 1177 trouwen met prinses Joanna, een dochter van Hendrik II van Engeland en een zuster van Richard Leeuwenhart. De politieke banden tussen Sicilië en Engeland waren dus sterk. Bovendien trok het rijke en machtige Sicilië vele gelukszoekers en avonturiers aan. Walter was ook zeker niet de enige Engelsman op het eiland: zijn landgenoot Richard Palmer was bijvoorbeeld bisschop van Syracuse en aartsbisschop van Messina.
Walter of the Mill was oorspronkelijk aangesteld als leraar van Willem en zijn broers toen die nog kinderen waren. Daarnaast had hij carrière gemaakt binnen de kerk en was hij successievelijk benoemd tot aartsdiaken van Cefalù en kanunnik van de Cappella Palatina in Palermo. In 1168 volgde de hoofdprijs toen Walter tot aartsbisschop van Palermo werd benoemd. De Engelsman was hiermee een uiterst machtige speler in het Siciliaanse koninkrijk, iemand die grote invloed op de Normandische adel had en de onafhankelijkheid van de katholieke kerk op Sicilië wilde verdedigen tegenover de paus én de koning. In dat licht beschouwd is het niet vreemd dat Willem streefde naar een nieuw aartsbisdom zo dicht bij dat van Walter. In de pausen in Rome – in het verleden zo vaak tegenstanders van de Normandische koningen van Sicilië – vond hij in dit geval bondgenoten. De stokoude Paus Lucius III – hij was al ver in de tachtig – bewilligde in de creatie van een nieuw aartsbisdom slechts enkele kilometers buiten Palermo. Monreale knabbelde diverse kerken en parochies van het aartsbisdom Palermo af, waarmee de macht van Walter of the Mill stukje bij beetje kleiner werd gemaakt. Mede als reactie hierop zou Walter rond 1179 aan de bouw van een grandioze nieuwe kathedraal in Palermo zijn begonnen.
Dat rivaliteit met aartsbisschop Walter of the Mill ten grondslag lag aan de stichting van de kathedraal van Monreale is wel bestreden.[2] Inderdaad hadden de Normandische koningen van Sicilië dergelijke rivaliteiten niet nodig om tot grootste religieuze projecten te komen. Men denke alleen al aan de prachtige kathedraal van Cefalù, in 1131 gesticht door Willems grootvader koning Rogier II (1130-1154). Maar waar Cefalù hemelsbreed zo’n 60 kilometer van Palermo verwijderd ligt, is de afstand tussen Monreale en Palermo slechts een kilometer of 6-7. Koning Willem II en zijn pauselijke bondgenoten hadden overal op Sicilië een nieuw aartsbisdom kunnen stichten, maar ze kozen voor Monreale. Degene die daar direct de gevolgen van voelde, was aartsbisschop Walter. Dat de wens diens macht te beknotten een belangrijke reden voor het hele project was, is daarmee toch uiterst aannemelijk.
Exterieur
De architect van de kathedraal en het klooster is niet bekend. Wel is duidelijk dat er verschillende teams van ambachtslieden in Monreale actief waren. Sommigen van hen kwamen uit het koninkrijk Sicilië zelf, anderen van daar buiten. Tot die laatste categorie behoorde Bonanno Pisano, die verantwoordelijk was voor de bronzen deuren in de hoofdingang van de kathedraal. Zoals zijn naam al aangeeft, was Bonanno Pisano afkomstig uit de stad Pisa in Toscane. Hij had daar naam gemaakt met een set deuren voor de kathedraal van die stad. De Pisaanse deuren zijn ondanks een brand in 1595 gelukkig bewaard gebleven. Koning Willem II ontbood de beeldhouwer naar Sicilië, waar Bonanno in 1186 een set deuren opleverde voor de hoofdingang, die als bijnaam de Porta del Paradiso meekreeg. Op de deuren zijn 40 verschillende voorstellingen uit het Oude en het Nieuwe Testament te zien. Helaas is het hek voor de gevel van de kathedraal doorgaans gesloten, terwijl ik ook geen mogelijkheid zag om vanuit het gebouw door de hoofdingang naar buiten te lopen. Ik moest de voorstellingen daarom noodgedwongen van een afstandje bewonderen.
Aan de kathedraal van koning Willem II is in de loop der eeuwen het nodige verbouwd. Dat geldt in het bijzonder voor het exterieur, wat duidelijk wordt als we een rondje om het gebouw lopen. Laten we beginnen bij de voorzijde, die uitkijkt op de naar Willem vernoemde Piazza Guglielmo II. De marmeren portiek tussen de twee torens dateert pas van 1770. De portiek is een werk van de beeldhouwer Ignazio Marabitti (1719-1797). Ze bestaat uit vier zuilen en drie bogen en is gemaakt van wit en grijs marmer. De achttiende-eeuwse portiek verving een eerdere portiek – waarschijnlijk de originele uit de twaalfde eeuw – die niet meer te restaureren viel. De twee massieve torens zijn niet van gelijke hoogte. Geen van beide is ooit afgebouwd, wat ongetwijfeld samenhangt met de vroege dood van koning Willem II. De rechter toren had oorspronkelijk nog een torenspits, maar deze is door een blikseminslag in 1807 verloren gegaan. De linker toren is feitelijk niet meer dan een stompje. In de zestiende eeuw werd hij omgebouwd tot klokkentoren.
Aan de noordelijke flank van de kathedraal vinden we nog een tweede portiek. Deze is veel langer en bestaat uit elf bogen die op twaalf zuilen rusten. De portiek werd tussen 1547 en 1569 gebouwd in opdracht van kardinaal Alessandro Farnese (1520-1589). Hij was een zoon van Pier Luigi Farnese, de eerste hertog van Parma en Piacenza, en een kleinzoon van Paus Paulus III (1534-1549), die eveneens Alessandro Farnese heette. In 1536 benoemde de paus de nog maar vijftienjarige Alessandro tot aartsbisschop van Monreale, een ambt dat hij tot 1573 zou blijven uitoefenen. De portiek werd ontworpen door de obscure architect Biagio Timpanella en gebouwd door de veel bekendere Giovanni Domenico Gagini (1503-1560) en diens halfbroers Fazio Gagini (1520-1567) en Vincenzo Gagini (1527-1595). Zij waren telgen uit een familie van beeldhouwers die oorspronkelijk uit Bissone in het huidige Zwitserland kwam. Bezoekers vinden in de portiek het loket waar ze toegangskaarten voor het complex kunnen kopen.
Via een zijingang betreedt men vervolgens de kathedraal. Veel bezoekers zullen hierdoor de fraaie bronzen deuren missen die in deze zijingang zijn geplaatst. De deuren zijn het werk van Barisano da Trani (Barisanus van Trani) en ze zijn iets jonger[3] dan de deuren van Bonanno Pisano. Barisano was afkomstig uit een stadje in het Zuid-Italiaanse Apulië, dat eveneens tot het koninkrijk Sicilië behoorde. Tot 1130 was Sicilië slechts een graafschap geweest, waarvan de graaf formeel een leenman was van de hertog van Apulië en Calabrië (die weer een leenman was van de paus in Rome). Grootgraaf Rogier II van Sicilië had zich echter in 1127-1128 meester gemaakt van de gebieden van zijn overleden neef Willem van Apulië. Zijn aanspraken op de gebieden werden uiteindelijk erkend door Paus Honorius II (1124-1130), waarna Rogier II in 1130 dankzij de medewerking van tegenpaus Anacletus II (1130-1138) de koningskroon verwierf. In genoemd jaar werd Rogier koning van Sicilië, waarbij Sicilië dus niet alleen het eiland, maar tevens de door hem beheerste gebieden in Zuid-Italië besloeg. Trani, het stadje waaruit Barisano afkomstig was, was dus onderdeel van het koninkrijk van Rogier en van diens kleinzoon Willem II. Voor de kathedraal van de laatstgenoemde vervaardigde hij bronzen deuren met 28 religieuze voorstellingen.
In de Via Arcivescovado achter de kathedraal kan men een blik werpen op de machtige apsissen van het gebouw (zie foto hierboven). Deze hebben hun Normandisch-Siciliaanse uiterlijk behouden, en in de prachtige decoraties zijn de Arabische invloeden moeilijk te ontkennen. Voor de bouw van de achterzijde van de kathedraal is gebruikgemaakt van kalksteen en lavasteen. De zuidelijke flank van de kathedraal is alleen vanuit het klooster te zien.
Bronnen
- Capitool reisgids Sicilië (2019), p. 80-81;
- John Julius Norwich, Sicily, hoofdstuk 4;
- John Julius Norwich, The Kingdom in the Sun, p. 313-317;
- Lisa Sciortino, Monreale. The cathedral, the mosaics, the cloister, p. 12-25.
Noten
[1] ‘Nuova’ (nieuw), omdat de schijn werd opgehouden dat de kathedraal een voortzetting was van de oorspronkelijk Griekse kapel van Hagia Kyriake, in de buurt waarvan de koning had uitgerust. Tijdens de Arabische bezetting van Palermo (831-1072) zou de kapel de officiële zetel van de Griekse metropoliet zijn geweest (John Julius Norwich, The Kingdom in the Sun, p. 315).
[2] Zie bijvoorbeeld Lisa Sciortino, Monreale. The cathedral, the mosaics, the cloister, p. 12.
[3] Afgaande op Lisa Sciortino, Monreale. The cathedral, the mosaics, the cloister, p. 19. Capitool reisgids Sicilië (2019), p. 80 en John Julius Norwich, The Kingdom in the Sun, p. 317 stellen juist dat de deuren iets ouder zijn dan die van Bonanno Pisano en van 1179 dateren. Anders dan bij Bonnano’s deuren staat er helaas geen jaartal op de deuren zelf. Het jaartal 1179 slaat waarschijnlijk op de deuren van de Duomo van Ravello, eveneens van de hand van Barisano da Trani.
Pingback:De kathedraal van Monreale (deel 2): het interieur – – Corvinus –
Pingback:De kathedraal van Monreale (deel 4): het klooster – – Corvinus –
Pingback:Palermo: San Giovanni degli Eremiti – – Corvinus –
Pingback:Palermo: Oratorio del Rosario di San Domenico – – Corvinus –
Pingback:Palermo: De Duomo – – Corvinus –
Pingback:Palermo: San Cataldo – – Corvinus –
Pingback:Cefalù: De Duomo – – Corvinus –
Pingback:Pisa: Museo dell’Opera del Duomo – – Corvinus –