Palermo: Cappella Palatina

Interieur van de Cappella Palatina.

Het was behoorlijk druk bij de Cappella Palatina, de koninklijke kapel in het Palazzo dei Normanni in Palermo. De kapel is niet al te groot, en er wordt dus ook maar een beperkt aantal bezoekers tegelijkertijd binnengelaten. Wie in de rij buiten staat te wachten, kan een blik werpen op de mozaïeken waarmee het exterieur van de kapel in de negentiende eeuw is gedecoreerd. Eerlijk gezegd verbleken deze suffe plaatjes compleet bij de pracht en praal van de Cappella Palatina zelf. Deze is een verbluffende samensmelting van Oost en West. De kapel is gebouwd in de vorm van een klassieke Romeinse basilica, met een middenschip en zijbeuken. Ze heeft Cosmatenversieringen die je veelvuldig in de Eeuwige Stad aantreft, maar aangevuld met Byzantijnse mozaïeken met Griekse en Latijnse teksten en ten slotte een houten plafond in islamitische stijl. Terecht staat de Cappella Palatina sinds 2015 op de UNESCO-lijst van werelderfgoed.

Geschiedenis

De geschiedenis van de kapel begint met de bouw in 1117 van de crypte, die thans bekend staat als Santa Maria delle Grazie. Vervolgens werd in 1129 begonnen met de bouw van de Cappella Palatina zelf. Verantwoordelijk voor deze privékapel van het paleis was Rogier II, de zoon van Rogier I, de veroveraar en eerste grootgraaf van Sicilië (1072-1101). Toen Rogier I in 1101 kwam te overlijden, werd hij aanvankelijk opgevolgd door zijn acht jaar oude zoontje Simon. Deze overleed echter al in 1105, waarna diens broer Rogier II de nieuwe grootgraaf werd. Ook de tweede Rogier was op dat moment nog erg jong – negen jaar om precies te zijn – zodat zijn moeder Adelaide del Vasto als regent moest optreden. Zij hertrouwde in 1113 met Boudewijn van Boulogne, de koning van Jeruzalem. Hij was echter nog getrouwd met een Armeense, waardoor het huwelijk illegaal was. In 1117 verstootte Boudewijn Adelaide en stuurde haar terug naar Sicilië. Haar zoon Rogier kon nu geen aanspraak meer maken op de troon van Jeruzalem.

Interieur van de kapel. Let ook op het bijzondere plafond.

Rogier wist zijn gebieden echter prima op andere wijze uit te breiden. In 1127-1128 annexeerde hij Apulië, het deel van Zuid-Italië waarvan zijn neef Willem tot aan zijn dood in 1127 de hertog was geweest. Paus Honorius II (1124-1130) vreesde een sterke staat ten zuiden van de pauselijke territoria en was aanvankelijk een verklaard tegenstander van Rogier, maar in 1128 moest hij de Normandische Siciliaan toch als hertog van Apulië erkennen. Op het moment dat Rogier II begon met de bouw van de Cappella Palatina was hij dus grootgraaf en hertog, maar zijn ambities strekten verder. Toen de kapel op 28 april 1140 (Palmzondag) werd gewijd, was hij inmiddels erkend als koning van Sicilië.[1] Daar was wel een lange strijd aan voorafgegaan. Die strijd was in Rome begonnen toen er na de dood van de genoemde Paus Honorius II twee nieuwe pausen werden gekozen (zie Rome: Santa Maria in Trastevere). Paus Innocentius II had verreweg de meeste steun in Europa, maar niet in Rome zelf. Zijn tegenstander Anacletus II was in Rome populair, maar daarbuiten waren zijn bondgenoten schaars. Eén man was echter bereid het voor Anacletus op te nemen: Rogier II van Sicilië. De prijs die hij vroeg in ruil voor steun was de koningskroon.

Anacletus was bereid de gevraagde prijs te betalen, en zo werd Rogier II op 25 december 1130 in de kathedraal van Palermo gekroond tot koning van Sicilië. Uiteraard legden Innocentius II en zijn bondgenoten zich daar niet bij neer. Wat volgde was een zware strijd in Zuid-Italië, waarbij Rogier vooral veel last had van zijn zwager Rainulf van Alife, de echtgenoot van zijn zuster Matilda. Een andere geduchte tegenstander was de Duitse keizer Lotharius II. Rogier leed twee zware nederlagen op het slagveld, maar stond altijd weer op en heroverde de gebieden die hij kwijt was geraakt. Na de dood van Anacletus in 1138 leek Innocentius even aan het langste eind te trekken. De paus werd echter overmoedig, viel de gebieden van Rogier in Zuid-Italië binnen en liep in een hinderlaag bij Galluccio. Het leger van Rogier behaalde hier niet alleen een overwinning, maar wist de paus ook gevangen te nemen. Op 25 juli 1139 moest Innocentius het verdrag van Mignano tekenen. Rogier II werd hierbij erkend als koning van Sicilië en heerser over geheel Italië ten zuiden van de rivier de Garigliano. De kroon die Rogier al sinds eind 1130 droeg, was nu eindelijk zeker. En de Cappella Palatina was nu definitief de kapel van de koninklijke familie geworden. In 1143, het sterfjaar van Paus Innocentius II, was de kapel gereed.

Abraham en de drie vreemdelingen bij Mamre.

Dronkenschap van Noach.

In de Cappella Palatina vonden diverse belangrijke historische gebeurtenissen plaats. Zo werd in 1177 prinses Joanna, dochter van Hendrik II van Engeland en zuster van Richard Leeuwenhart, hier gekroond tot koningin van Sicilië. Zij was net gehuwd met koning Willem II ‘de Goede’ (1166-1189), kleinzoon van Rogier II. Lodewijk Filips, de hertog van Orléans, trouwde in 1809 in de kapel met Maria Amalia van Napels en Sicilië. In 1830 werd hij de koning van Frankrijk. De Cappella Palatina bleef gelukkig gespaard toen in januari 1848, het revolutiejaar in Europa, een volksoproer uitbrak in Palermo. Een meute bestormde het koninklijk paleis en sloeg alles kort en klein, maar liet de kapel met rust. Een nieuw oproer volgde in september 1866, en dit keer werd de kapel gered door een persoonlijke interventie van de burgemeester van Palermo. De Cappella Palatina liep helaas wel schade op door een aardbeving in september 2002. De restauratie van de kapel liep vervolgens door tot juli 2008. Dit waren niet de enige restauraties die het bouwwerk moest ondergaan. Ook in de vijftiende, achttiende en negentiende eeuw werd er in de kapel restauratiewerk verricht, zoals hieronder nog ter sprake zal komen.

Toren van Babel.

Jakobsladder.

Mozaïeken

De kapel is terecht beroemd om haar prachtige mozaïeken. Helaas hebben de steentjes waaruit de mozaïeken bestaan de neiging na verloop van tijd los te laten. Het behoeft dan ook geen verbazing te wekken dat de mozaïeken in de Cappella Palatina bij verschillende gelegenheden gerestaureerd zijn, wat zeker niet altijd tot een bevredigend resultaat heeft geleid. Duidelijk is dat de mozaïeken in verschillende fasen zijn gelegd. Het oudste zijn de mozaïeken van de viering, aan de binnenzijde van de koepel en in de drie apsissen. Deze dateren van de tijd van koning Rogier II. Verondersteld wordt dat ze gelegd zijn door ambachtslieden uit Constantinopel. De teksten bij de mozaïeken zijn in het Grieks. Zo zien we aan de binnenzijde van de koepel Christus de Pantokrator, omringd door acht aartsengelen. Bij Christus staan de Griekse letters IC XC, die natuurlijk staan voor Iesous Christos (Ἰησοῦς Χριστός). De prachtig uitgedoste aartsengelen dragen Byzantijnse gewaden, houden een standaard (labarum) in hun rechterhand en een wereldbol met kruis (globus cruciger) in hun linkerhand. Tijdens de regering van koning Rogier waren de meeste christenen op Sicilië nog Grieks-orthodox. Rooms-katholieken vormden nog een minderheid, maar door immigratie vanaf het vasteland wel een snel groeiende minderheid.

Koepel van de Cappella Palatina.

Christus Pantokrator.

De aartsengelen Michael en Gabriel.

In de centrale apsis treffen we opnieuw Christus Pantokrator aan, met boven hem de lege troon (hetoimasia) die zijn wederkomst symboliseert. Op de troon zit de duif van de Heilige Geest en de troon wordt geflankeerd door de aartsengelen Michael en Gabriel. Gabriel en de duif keren terug in de voorstelling van de Annunciatie die daar weer boven is afgebeeld. Uiteraard is de Maagd Maria onderdeel van die voorstelling, en haar zien we opnieuw op de muur van de apsis, geflankeerd door Petrus en Maria Magdalena (links) en Johannes de Doper en Jakobus de Meerdere (rechts). Helaas is het heel duidelijk dat veel van deze mozaïeken in de achttiende eeuw zwaar gerestaureerd zijn. Dat is nog veel duidelijker in de linker en rechter apsis. In de schelpen van de beide apsissen zijn Petrus en Paulus afgebeeld, maar deze zijn werkelijk foeilelijk; toen de bekende Britse schrijver John Julius Norwich sprak van “eighteenth-century monstrosities”[2], moet hij deze creaties op het oog hebben gehad. De mozaïeken op de muren zijn niet veel beter.

Christus Pantokrator met Annunciatie en Hetoimasia.

Gelukkig zijn er achter in de kapel ook nog de mozaïeken met verhalen uit het Nieuwe Testament. Ook deze dateren van de tijd van koning Rogier en hebben Griekse bijschriften. Zo zien we de intocht van Christus in Jeruzalem, vergezeld van de tekst  Ή ΒΑHΦΩΡΟC, de ‘palmtakdrager’. Zie hiervoor bijvoorbeeld Johannes 12:12-13:

“De volgende dag was er al een grote menigte in Jeruzalem voor het feest [i.e. Pesach]. Toen ze hoorden dat Jezus ook zou komen, haalden ze palmtakken en liepen ze de stad uit, hem tegemoet, terwijl ze riepen: ‘Hosanna! Gezegend hij die komt in de naam van de Heer, de koning van Israël.’”

Intocht van Christus in Jeruzalem ( Ή ΒΑHΦΩΡΟC).

Daarboven zijn de doop van Christus (ΒΑΠΤHΣΙΣ) en de Transfiguratie (ΜΕΤΑΜΟΡΦΟΣΙΣ) afgebeeld, met daar weer boven de Droom van Jozef en de Vlucht naar Egypte. Uiteraard ontbreekt een mozaïek met de geboorte van Christus (Ή ΧΥ ΓΕΝΝΗΣΙΣ) niet. Ook aan deze mozaïeken zal het een en ander gerestaureerd zijn, maar dat is dan een stuk competenter gedaan dan in de apsissen.

Geboorte van Christus (Ή ΧΥ ΓΕΝΝΙΣΙΣ).

De mozaïeken in het middenschip en in de zijbeuken zijn van latere datum. Ze werden rond 1160 gelegd, dus tijdens de regering van koning Willem I ‘de Slechte’ (1154-1166), de zoon van Rogier II. Het is niet ondenkbaar dat het werk nog niet klaar was toen Willem I in 1166 overleed en werd voortgezet onder diens zoon en opvolger, de al genoemde Willem II ‘de Goede’. De mozaïeken in het middenschip behandelen allerhande verhalen uit het Oude Testament, meer in het bijzonder het Bijbelboek Genesis. We herkennen direct de lotgevallen van Adam en Eva, Kaïn en Abel, de ark van Noach, Abraham en Isaak, Jakob en Esau, en nog veel meer. De teksten bij deze mozaïeken zijn zonder uitzondering in het Latijn. Hoewel de stijl niet radicaal anders is dan bij de oudere mozaïeken, gaat het vermoedelijk wel om werken van lokale Siciliaanse ambachtslieden. Dat sommige mozaïeken stevig gerestaureerd zijn, blijkt vooral als we enkele gezichten bestuderen. Of de restaurateurs nog gepoogd hebben in dezelfde stijl te werken als hun middeleeuwse voorgangers, waag ik te betwijfelen.

Verdrijving uit het Paradijs.

Isaak, Rebecca, Jakob en Esau.

De mozaïeken in de zijbeuken vertellen verhalen uit de levens van de twee belangrijkste apostelen, Petrus en Paulus. Wederom zijn de bijschriften in het Latijn. Uit het leven van Petrus zien we bijvoorbeeld hoe de apostel een kreupele geneest en door een engel uit de gevangenis wordt bevrijd. Als het gaat om Paulus zien we onder meer hoe hij op weg naar Damascus met blindheid wordt geslagen, zijn doop door Sint Ananias en zijn ontsnapping uit de stad in een mand. De twee apostelen treden ook samen op. Ze omhelzen elkaar in Rome en zorgen dat de tovenaar Simon Magus te pletter valt uit de hemel (zie Rome: Santa Francesca Romana). Uit de Bijbel blijkt overigens dat de twee mannen eerder elkaars rivalen waren, die ook verschillende opvattingen huldigden over de spijswetten en de verplichting tot besnijdenis.

Petrus door een engel bevrijd uit de gevangenis.

Paulus in Damascus.

Paulus gedoopt door Sint Ananias.

Omhelzing van Petrus en Paulus.

Het nieuwst zijn de mozaïeken boven de troon voor in de Cappella Palatina. Deze dateren van de dertiende eeuw en werden mogelijk gelegd tijdens de korte periode (1266-1282) dat Karel van Anjou koning van Sicilië was. De koning bezocht het eiland overigens maar één keer en was weinig geliefd. De mozaïeken met de leeuwen en de vogels doen Perzisch aan. Erboven zit een zegenende Christus op zijn troon, geflankeerd door Petrus en Paulus en de aartsengelen Michael en Gabriel. Bij Christus en de aartsengelen zijn de (afgekorte) namen in het Grieks weergegeven, bij Petrus en Paulus in het Latijn.

Mozaïeken boven de troon.

In de kapel treffen we ook nog vele tientallen mozaïeken van heiligen aan, maar die zal ik verder niet bespreken. Wel is het interessant naar de verschillende inscripties in de kapel te kijken die reppen van restauraties. Onder een raam wordt bijvoorbeeld verwezen naar een restauratie van koning Johan II van Aragon, tevens koning van Sicilië (1458-1479). De inscriptie noemt het jaartal MCCCCLXIII, oftewel 1463. Dezelfde inscriptie verwijst naar een restauratie in 1753 van een koning Karel III en zijn zoon Ferdinand. Bedoeld is Karel III van Spanje, die overigens Karel V van Sicilië was (en Karel VII van Napels). Zijn weinig intelligente zoon en opvolger op Sicilië, Ferdinand III (vanaf 1816 Ferdinand I van de Twee Siciliën), verwoestte een deel van de twaalfde-eeuwse mozaïeken om een nieuwe ingang naar de kapel te maken.[3] Hij was ook verantwoordelijk voor de mozaïeken aan de buitenkant van de kapel. In de lange tekst op de lijst onder het prachtige houten plafond wordt opnieuw naar Johan II van Aragon verwezen, ditmaal met het jaartal 1478 (MCCCCLXXVIII). Ten slotte staat op de troon het jaartal 1719 (MDCCXIX) met de vermelding van een Filips V. Bedoeld is Filips V van Spanje, die in 1719 overigens al geen koning van Sicilië meer was (hij had het koninkrijk in 1713 moeten afstaan aan Savoye).

Houten plafond

Het prachtige houten plafond is uniek voor een christelijke kapel. De stijl is namelijk evident islamitisch, of in elk geval Arabisch, en men zou de schitterend gesneden decoraties eerder verwachten in Noord-Afrika of Perzië. Toch is de aanwezigheid van deze decoraties in Palermo goed te verklaren. Toen Rogier I en diens oudere broer Robert Guiscard in januari 1072 Palermo veroverden, was dit in essentie een Arabische stad waarvan de meerderheid van de inwoners moslim was. Na de inname werden weliswaar enkele moskeeën die ooit een kerk waren geweest weer aan de christelijke eredienst gewijd, maar voor het overige stond het moslims vrij hun geloof te belijden en werd het Arabisch een van de officiële talen op Normandisch Sicilië. Toen koning Rogier II in de jaren 1130 oorlog voerde in Zuid-Italië waren veel van de soldaten in zijn leger Arabieren of Berbers. Zij waren de koning onvoorwaardelijk trouw.

Plafond van de Cappella Palatina.

Wie het houten plafond vanaf de vloer van de kapel bestudeert, ziet vooral de grote stervormige versieringen. Die zijn op zichzelf al erg mooi, maar ze blijken ook nog eens beschilderd te zijn. De temperaschilderingen tonen verrassend genoeg menselijke figuren, wat in de islamitische traditie weer tamelijk uitzonderlijk is, zeker in een religieus gebouw (al lijken de afbeeldingen zelf geen religieuze connotatie te hebben). Op de randen van de sterren zijn Arabische teksten aangebracht, geschreven in het Koefische schrift. Pas met een verrekijker of een camera met goede zoomfunctie zijn alle details goed te zien.

Plafond van de Cappella Palatina, met menselijke figuren en Arabische teksten.

Overige decoraties

De Cappella Palatina heeft verder een mooie Cosmatenvloer en verschillende andere Cosmatenversieringen. Kijk alleen al naar de wanden, de troon, de koorafscheiding of de preekstoel. Naast die preekstoel staat een metershoge marmeren Paaskandelaar, volgens mijn reisgids het oudste Romaanse kunstvoorwerp op Sicilië. Mogelijk werd de kandelaar gemaakt in Noord-Italië en betrof het een geschenk van aartsbisschop Hugo van Palermo. Deze kroonde tijdens Pasen in 1151 Rogiers zoon Willem in de kapel tot medekoning van Sicilië.

Cosmatenversieringen.

Detail van de Romaanse Paaskandelaar.

Het lijkt me gepast deze bijdrage af te sluiten met een citaat van de al genoemde schrijver John Julius Norwich, die Sicilië in 1961 voor het eerst bezocht en met veel liefde en kennis van zaken over de Cappella Palatina heeft geschreven[4]:

“Finally, as you wander through this astonishing building, remind yourself of one of its most important aspects – its date. The middle of the twelfth century was just a hundred years after the Great Schism between the Eastern and Western Churches, which everywhere else were still at daggers drawn. The Crusades, on the other hand, were at their height: while Roger’s Arab carpenters were putting together that wonderful ceiling, Christian and Muslim were slaughtering each other the length and breadth of the Levant. Only here, in this one island in the centre of the Mediterranean, did its three great civilizations [Latin, Greek, Arab] come together and work together in harmony and concord, as never before or since. Norman Sicily remains a lesson to us all.”[5]

Amen.

Bronnen

Noten

[1] Waarbij Sicilië dan bestond uit het eiland en de Normandische gebieden in Zuid-Italië, later ook bekend als de ‘Twee Siciliën’.

[2] John Julius Norwich, The Kingdom in the Sun, p. 74-75.

[3] John Julius Norwich, Sicily, p. 244.

[4] Norwich overleed in 2018. In de jaren 1960 maakte hij voor de BBC een documentaire over Normandisch Sicilië, waarbij hij ook opnamen wilde maken in de Cappella Palatina. Daarbij kreeg hij het aan de stok met de priester van de kapel, “the only really unpleasant Sicilian I have ever met”.

[5] John Julius Norwich, Sicily, p. 82-83.

4 Comments:

  1. Pingback:Palermo: Palazzo dei Normanni – – Corvinus –

  2. Pingback:Palermo: San Giovanni degli Eremiti – – Corvinus –

  3. Pingback:De kathedraal van Monreale (deel 3): de mozaïeken – – Corvinus –

  4. Pingback:Palermo: De Duomo – – Corvinus –

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.