Op een mooie, zonnige ochtend in januari van dit jaar bezocht ik de beroemde kathedraal van Cefalù aan de noordkust van Sicilië. De treinreis van Palermo naar Cefalù was aangenaam en vlot, en vanaf het station was het nog maar een korte wandeling naar de Duomo. Het plein voor de kathedraal lag er mooi bij. De weinige aanwezige mensen dronken koffie op de terrassen van de lokale cafés en omdat het nog geen Driekoningen was geweest, stond er nog een kerststalletje voor de kathedraal. Al met al heerste er een leuke sfeer in het kleine stadje, waarvan de naam is afgeleid van de enorme rots die achter de kathedraal oprijst. De Grieken die Sicilië in de Oudheid koloniseerden, vonden de rots kennelijk op een mensenhoofd lijken en gaven de nederzetting aan de voet ervan de naam Kephaloidion, naar het Griekse woord voor ‘hoofd’ (κεφαλή). Helaas had mijn bezoek in januari ook enige nadelen. Zo was het klooster naast de Duomo gesloten en bleek het niet mogelijk de torens van de kathedraal te beklimmen. Het deerde mij niet veel. De kathedraal zelf was gewoon geopend en gratis toegankelijk. Op dit vroege uur had ik het prachtige Normandisch-Romaanse gebouw geheel voor mezelf.
De stichtingslegende
De kathedraal van Cefalù is zeer nauw verbonden met Rogier II, de Normandisch-Siciliaanse vorst die tussen 1105 en 1130 grootgraaf en vanaf 1130 tot aan zijn dood in 1154 koning van Sicilië was. Rogier had het koningschap niet cadeau gekregen. Het was hem in 1130 geschonken door Paus Anacletus II, die in ruil voor de koningskroon militaire steun verlangde. Anacletus was namelijk niet de enige paus. Zijn tegenstander Paus Innocentius II (1130-1143) was weliswaar uit Rome verdreven, maar had de steun van de grote Europese mogendheden en van de befaamde prediker Bernardus van Clairvaux. Anacletus – die uiteindelijk als tegenpaus de geschiedenis is ingegaan – vond in Rogier een sterke bondgenoot. De grootgraaf heerste namelijk niet alleen over het eiland Sicilië, maar was tevens kort tevoren erkend als hertog van Apulië (inclusief Calabrië en grote delen van Campanië). Vrijwel geheel Zuid-Italië viel daardoor onder Rogiers gezag. Toen hij op 25 december 1130 in de kathedraal van Palermo werd gezalfd door een legaat van Anacletus, was hij een van de machtigste vorsten van heel Europa.
Paus Innocentius II zou Rogier pas in 1139 erkennen als koning van Sicilië. Daarvoor moest Rogier een lange strijd voeren, waarbij hij het niet alleen op moest nemen tegen pauselijke bondgenoten als de Duitse keizer Lotharius II, maar ook tegen zijn eigen zwager Rainulf van Alife, de echtgenoot van zijn zuster Matilda. Die lange strijd lag nog grotendeels in de toekomst toen Rogier in de zomer van 1131 over zee terugreisde van Zuid-Italië naar Palermo. Hij had met een leger en een vloot de stad Amalfi tot overgave gedwongen en was nu weer op weg naar zijn hoofdstad. Plotseling werden zijn schepen overvallen door een zware storm, die twee dagen lang aanhield. Op de tweede dag deed de koning een plechtige belofte: als hij en zijn bemanning het noodweer zouden overleven, zou hij een kathedraal gewijd aan Christus de Verlosser bouwen op de plek waar ze veilig aan land zouden komen.
De volgende dag ging de wind liggen en kon de vloot van Rogier aanleggen in de baai van Cefalù. De koning gaf vrijwel direct opdracht een kapel gewijd aan Sint Joris te bouwen, die hij tijdens de storm in een visioen zou hebben gezien. De Normandiërs op Sicilië hadden een bijzondere band met deze soldatenheilige. In 1063 had de vader van Rogier – die eveneens Rogier heette – bij Cerami tegen de moslims gevochten en daar een verpletterende overwinning behaald. Volgens de overlevering had Sint Joris zich bij de Normandische troepen gevoegd en was de overwinning mede aan hem te danken. Na de opdracht voor de kapel te hebben gegeven, begon Rogier met de bouw van de door hem toegezegde kathedraal. Omdat de vloot op de dag van de Transfiguratie in Cefalù was geland, werd het gebouw aan de Transfiguratie van de Redder gewijd. De eerste steen zou al op 7 juni 1131, met Pinksteren, gelegd zijn. Op 14 september 1131 werd bovendien door Anacletus II een bisschop van Cefalù benoemd, een zekere Jocelmo, afkomstig uit Bagnara in Calabrië.
Latere geschiedenis
Het verhaal over de stichting van de kathedraal is vaak betwijfeld en als een legende bestempeld, mede omdat de lokale en contemporaine bronnen erover zwijgen. Aan de andere kant staat vast dat koning Rogier II een zeer special band met de kathedraal had. Hij volgde de bouw ervan vanuit een paleis in Cefalù (thans het Osterio Magno) en wilde er na zijn dood begraven worden. Met het oog op de toekomstige koninklijke begrafenis werden er twee porfieren praalgraven gemaakt, die tegenover elkaar in het dwarsschip van de kathedraal werden geplaatst. Het ene monument was bedoeld als laatste rustplaats voor de koning, het andere moest leeg blijven en zou gelden als eerbetoon aan de familie De Hauteville, het Normandische geslacht waaruit Rogier afkomstig was.
Toen de koning op 26 februari 1154 het tijdige met het eeuwige verwisselde, werd zijn wens echter genegeerd en werd hij begraven in de kathedraal van Palermo, waar men zijn graftombe nog altijd kan bewonderen. De kanunniken die de kathedraal van Cefalù en het klooster ernaast beheerden, gingen er nog decennialang vanuit dat de begrafenis in Palermo een tijdelijke zou zijn, en dat het lichaam van de koning alsnog naar Cefalù zou worden overgebracht. Ze kwamen bedrogen uit. De twee porfieren sarcofagen in Cefalù werden in 1215 door Rogiers kleinzoon Frederik II van Hohenstaufen weggehaald en eveneens naar de kathedraal van Palermo overgebracht. Daar staan ze nog steeds en bevatten ze de stoffelijke resten van Frederik II zelf en van zijn vader Hendrik VI, de Duitse echtgenoot van Rogiers postume dochter Constance.
Dat de kathedraal van Cefalù niet het door Rogier beoogde koninklijke pantheon is geworden, heeft zeer waarschijnlijk te maken met haar toch enigszins besmette oorsprong. Als gezegd is Anacletus II uiteindelijk als tegenpaus de geschiedenis ingegaan, waardoor het door hem gestichte bisdom van Cefalù lange tijd niet door Rome erkend werd. Sterker nog, pas in 1166 verleende Paus Alexander III (1159-1181) toestemming voor de wijding van een bisschop aldaar, en de formele wijding van de kathedraal vond pas in 1267 plaats. Waar Cefalù werd gezien als een symbool van Rogiers verzet tegen de paus in Rome, had de kathedraal van Palermo zulke problemen niet. Palermo was als stad ook oneindig veel groter, prestigieuzer en belangrijker dan het nietige Cefalù. Het heeft er verder alle schijn van dat de kathedraal nooit afgebouwd is zoals Rogier dat beoogd had. Hoe schitterend de mozaïeken binnen in het gebouw ook zijn, ze beslaan alleen de apsis. De kathedraal van Cefalù verschilt daarmee wezenlijk van die van Monreale (een creatie van Rogiers kleinzoon Willem II ‘de Goede’) of van Rogiers eigen Cappella Palatina in Palermo, gebouwen waarvan geen muur onversierd is gelaten. Dat Rogier zo’n zelfde decoratie had bedacht voor zijn kathedraal in Cefalù is heel aannemelijk, maar het was de koning niet gegund.
Na de dood van koning Rogier in 1154 zijn er nog diverse wijzigingen aan de kathedraal doorgevoerd. De gevel van het gebouw, met mooi vlechtwerk en een dubbele blinde colonnade, dateert bijvoorbeeld van 1240. De portiek met drie bogen daaronder is nog jonger: ze werd in 1471 aan de kathedraal toegevoegd. De kathedraal staat enigszins op een helling en bezoekers moeten dan ook een trap beklimmen om bij het gebouw te komen. Ze gaan dan door een hekwerk dat is gedecoreerd met beelden uit de tijd van de Barok. We zien een paus en een bisschop, maar helaas heb ik de identiteit van de beide mannen niet kunnen achterhalen. De voorzijde van de kathedraal is van ongekende schoonheid, en het verbaasde mij dan ook niet dat hier opnames zijn gemaakt voor de nieuwste Indiana Jones-film. Dat in die film de kathedraal zogenaamd in Syracuse staat, is dan wel weer verrassend te noemen.
Bezienswaardigheden
De kathedraal van Cefalù is in 2015 aangemerkt als UNESCO-werelderfgoed. Dat is volkomen terecht, want het gaat om een zeer indrukwekkend bouwwerk. De twee torens van de Duomo lijken sterk op elkaar, maar ze zijn toch niet helemaal identiek (“fraternal rather than identical”[1]). Wie de bovenste gedeelten goed bestudeert ziet enkele verschillen als het gaat om de ramen, de kantelen en de torenspitsen (toevoegingen uit de vijftiende eeuw). Het loont zeer de moeite om de rots achter de kathedraal te beklimmen en het gebouw van bovenaf te bekijken. Men ziet dan goed dat het dwarsschip en het koor van het gebouw veel hoger zijn gebouwd dan het middenschip, wat kenmerkend is voor de Normandisch-Romaanse architectuur. Ook is van bovenaf de kruisgang naast de kathedraal goed zichtbaar. Ik heb dit gedeelte van het complex als gezegd niet kunnen bezoeken, maar de kruisgang heeft de naam erg mooi te zijn.
Het interieur van de Duomo is tamelijk eenvoudig. De zuilen in het gebouw zijn spolia, dat wil zeggen hergebruikte bouwmaterialen uit de Oudheid. Ze delen het interieur op in een middenschip en zijbeuken, waarbij de rechter zijbeuk tijdens mijn bezoek vanwege werkzaamheden helaas niet toegankelijk was (nou ja, helaas… erg veel lijkt er niet te zien te zijn). Het kan vrij donker zijn in de kathedraal, maar gelukkig staat er bij het koor een machine waarmee bezoekers het licht kunnen aanzetten. Ze kunnen daarbij kiezen tussen het verlichten van een beeld van de Madonna met het Kind uit de studio van Antonello Gagini (1478-1536) of van de mozaïeken in de apsis. Tenzij u over onuitputtelijke voorraden muntgeld beschikt, zou ik u echt willen aanraden voor het verlichten van de mozaïeken te kiezen.
De Byzantijnse mozaïeken in de apsis werden gemaakt door Griekse ambachtslieden afkomstig uit Constantinopel. Volgens de Latijnse tekst onder de mozaïeken werden ze voltooid ANNO AB INCARNATIONE D(OMI)NI MILLESIMO CENTISIMO XLVIII, oftewel in het jaar 1148. Bovenin, in de schelp van de apsis, zien we een immense Christus Pantokrator, ‘Heerser over Alles’. John Julius Norwich, de grote Britse schrijver en populair historicus die in 2018 overleed, was diep onder de indruk van het mozaïek. Vol lof sprak hij van “the greatest advertisement for Christianity that I know anywhere on earth” en “the most sublime representation of the Redeemer in all Christian art”.[2]
Lord Norwich had het goed gezien. Inderdaad gaat het om een schitterend mozaïek. Christus houdt met zijn linkerhand een opengeslagen Bijbel vast met op de twee zichtbare pagina’s de tekst van Johannes 8:12 in het Grieks (links) en Latijn (rechts). Met zijn rechterhand geeft hij zijn zegen, maar de symboliek van de hand gaat verder. De vingers vormen tevens de Griekse letters IC XC (Iesous Christos; Ἰησοῦς Χριστός), dezelfde letters die aan weerszijden van het hoofd van de Heiland te zien zijn. De twee gekruiste vingers (wijs- en middelvinger) verwijzen verder naar de twee onscheidbare naturen van Christus[3] en dat doen de twee haarlokken op Christus’ voorhoofd waarschijnlijk ook. De drie andere vingers (ringvinger, pink, duim) verwijzen naar de Drie-eenheid.
Een niveau lager zien we de Maagd Maria, afgebeeld als de Madonna orans. De Griekse letters rondom haar hoofd geven aan dat zij de MP ΘY is, de Μήτηρ Θεοῦ of Moeder van God. De Maagd wordt geflankeerd door de aartsengelen Raphael , Michael , Gabriel en Uriel. Zij zijn gekleed als Byzantijnse keizers, houden een staf (labarum) en wereldbol met kruis (globus cruciger) vast, en dragen de τζαγγία, de keizerlijke rode schoenen. De namen van de aartsengelen zijn in het Grieks weergegeven. Dat geldt eveneens voor de namen van Petrus, Paulus en de vier evangelisten die een niveau lager zijn afgebeeld. Die evangelisten zijn natuurlijk Marcus, Mattheus, Johannes en Lukas. Interessant is dat Johannes expliciet Ιω(άννης) ο Θεολόγος wordt genoemd, ‘Johannes de Theoloog’.
Onderin zijn nog zes apostelen afgebeeld, te weten Filippus, Jakobus en Andreas (links) en Simon, Bartholomeus en Thomas (rechts). Hun namen zijn wederom in het Grieks. Al deze mozaïeken zouden volgens de Latijnse tekst eronder dus in 1148 voltooid moeten zijn geweest, maar dat geldt niet voor de mozaïeken van het gewelf. Deze tonen cherubijnen, serafijnen en andere engelen, en dateren vermoedelijk van de dertiende eeuw. Ook de koormuren zijn deels bedekt met mozaïeken van na 1148. Deze bestaan uit afbeeldingen van profeten en heiligen, maar omdat bezoekers het koor niet mogen betreden, zijn ze slecht zichtbaar. Ik had bovendien het idee dat ze met washipapier waren bedekt, dus wellicht worden ze momenteel gerestaureerd. Ten slotte is het houten crucifix boven het hoogaltaar interessant. Het dateert van ca. 1468 en werd beschilderd door Guglielmo da Pesaro (1430-1487).
Bronnen
- Capitool reisgids Sicilië (2019), p. 94;
- Cattedrale di Cefalù » Storia (cattedraledicefalu.com);
- John Julius Norwich, Sicily, hoofdstuk 4;
- John Julius Norwich, The Kingdom in the Sun, p. 10-15 en p. 160-161.
Noten
[1] John Julius Norwich, The Kingdom in the Sun, p. 13.
[2] John Julius Norwich, Sicily, p. x en p. 79.
[3] Op het Concilie van Chalcedon van 451 werd bepaald dat Christus één persoon is met twee onscheidbare naturen, een goddelijke en een menselijke. Het Concilie sprak het uit dat “onze Heer Jezus Christus één en dezelfde Zoon is, volmaakt in zijn Godheid en volmaakt in zijn mensheid, waarlijk God en waarlijk mens”.
Pingback:Cefalù: Museo Mandralisca – – Corvinus –
Pingback:In de straten van Cefalù – – Corvinus –
Pingback:De rots van Cefalù – – Corvinus –
Pingback:De kathedraal van Monreale (deel 1): geschiedenis en exterieur – – Corvinus –
Pingback:Palermo: De Duomo – – Corvinus –