Wie nog steeds denkt dat mensen in de Middeleeuwen achterlijk waren, de hele dag biddend op de grond lagen en wachtten totdat ze door de Renaissance uit hun creatieve armoede werden verlost, moet maar eens een bezoek brengen aan het Museo Civico Medievale van Bologna. De prachtige kunst die daar tentoongesteld wordt, geeft toch echt een heel ander beeld van de Middeleeuwen. Het museum is, enigszins ironisch, gehuisvest in een Renaissancepaleis, het Palazzo Ghisilardi, tussen 1484 en 1491 gebouwd voor Bartolomeo Ghisilardi, een rijke notaris en kanselier van het stadsbestuur. Bezoekers betreden het Museo Civico Medievale via de binnenplaats van het stadspaleis. Na het kopen van een kaartje kunnen ze de 22 zalen van het museum bezichtigen, verdeeld over de begane grond, kelder en eerste verdieping. Hoewel middeleeuwse kunst de boventoon voert, heeft het museum ook voorwerpen uit de Renaissance en de Barok, plus een wapenverzameling en kunst uit het Midden-Oosten.
Veel van de voorwerpen in het museum zijn afkomstig uit voormalige privécollecties. Andere voorwerpen komen uit kerken en publieke gebouwen in Bologna. Afkomstig uit de kerk van San Martino is de zogenaamde Arca Saliceto uit 1403, een grafmonument gemaakt door kunstenaars uit de kring rondom Jacobello en Pierpaolo dalle Masegne, twee broers uit Venetië. Opdrachtgever voor het monument was Carlo da Saliceto, die het liet maken voor zijn grootvader Roberto en overgrootvader Riccardo. In dezelfde zaal 4 staat de Arca di Bartolomeo da Saliceto, gemaakt voor een neef van Riccardo. Pierpaolo dalle Masegne was tevens betrokken bij het vervaardigen van een groep beelden voor het Palazzo della Mercanzia in Bologna, waar de rechtbank van de kooplieden was gevestigd. De originele beelden, gemaakt tussen 1382 en 1391, bevinden zich thans in het Museo Civico Medievale. Bij het Palazzo della Mercanzia zien we nu kopieën.
Enkele van de mooiste voorwerpen van het museum vinden we in de zalen 6 en 7. Zeer fraai is een Byzantijns mozaïek van de Maagd Maria als de Theotokos, letterlijk ‘zij van wie het kind God is’. Het mozaïek wordt gedateerd op het einde van de twaalfde of begin van de dertiende eeuw. Helaas is het niet helemaal compleet: ooit moet het groter zijn geweest, want de Griekse letters MP ΘY (Μήτηρ Θεοῦ), de Moeder van God, zijn niet geheel leesbaar. Het is zeer aannemelijk dat het mozaïek onderdeel was van een draagbaar icoon. Het museum wijst op stilistische gelijkenissen tussen dit mozaïek en twee mozaïeken in de Venetiaanse lagune. Daarmee doelt het op de apsismozaïeken in de kathedraal van Torcello en de kerk van Santi Maria e Donato op Murano. Het gezicht van de Theotokos is werkelijk prachtig gedaan. Hiervoor zijn zeer kleine steentjes gebruikt.
Een bijzonder voorwerp is een schenkkan in de vorm van een ridder te paard uit ca. 1240-1250. De kan geeft een aardig idee van de wapenrusting van een ridder in het midden van de dertiende eeuw. Dit voorwerp is zeker niet Italiaans. Vermoed wordt dat het werd gemaakt in Nedersaksen of de Maasvallei.
Een waar hoogtepunt is vervolgens het beeld van Paus Bonifatius VIII (1294-1303), gemaakt van verguld brons. De betrokken beeldhouwer was Manno di Bandini da Siena, die tussen 1287 en 1316 in Bologna actief was. Paus Bonifatius VIII was geboren als Benedetto Caetani. Als paus stelde hij het eerste Jubeljaar in de kerkelijke geschiedenis in (het jaar 1300) en in 1303 stichtte hij de universiteit van Rome, La Sapienza. Bonifatius was een echte wereldse machtspoliticus die vele machtige vijanden had, onder wie de koningen van Frankrijk, Engeland en Napels, de Romeinse familie Colonna en de beroemde dichter Dante Alighieri uit Florence.[1] Dante, die mogelijk in Rome was in 1300, zag Bonifatius als de drijvende kracht achter zijn eigen verbanning. In zijn Goddelijke Komedie verhaalt Dante in Canto 19 van Inferno hoe hij in de derde buidel van de achtste kring van de hel Paus Nicolaas III (1277-1280) tegenkomt. Die veronderstelt abusievelijk (omdat hij ondersteboven in de grond gepoot is en dus niets kan zien) dat Dante Bonifatius is. Daarmee suggereert Nicolaas dat Bonifatius ook nog wel in deze buidel terechtkomt, waar de simonisten gestraft worden.[2]
Of dat laatste gebeurd is, weten we natuurlijk niet, maar in 1303 stuurde Koning Filips IV van Frankrijk een legertje naar Anagni om de paus te arresteren. De actie mislukte, maar Bonifatius was dusdanig geschokt dat hij een maand later overleed. Daarmee kwam de (ongetwijfeld apocriefe) voorspelling van zijn voorganger Celestinus V uit dat Bonifatius was binnengeslopen als een vos, zou regeren als een leeuw, maar zou sterven als een hond. In Bologna – een van de belangrijkste steden van de Pauselijke Staat – was Bonifatius niettemin erg populair, getuige het beeld dat in 1301 van hem gemaakt werd. Hiermee werd hij beloond voor zijn inspanningen om de oorlog tussen Bologna en Ferrara te beëindigen. Het beeld sierde het stadhuis en is thans een van de topstukken van het Museo Civico Medievale. Helaas ontbreken er wat onderdelen, zoals de voeten van de Heilige Vader.
De kunst in Bologna onderging ook Toscaanse invloeden. Dat blijkt uit een klein beeldje van hoge kwaliteit van de martelaar Petrus van Verona (1205-1252). Petrus was de eerste martelaar van de Orde der Dominicanen. Hij was een berucht inquisiteur en werd in 1252 vermoord door een ketter. Al een jaar later werd hij heilig verklaard door Paus Innocentius IV (1243-1254). Het marmeren beeldje van Petrus in het Museo Civico Medievale werd omstreeks 1332 gemaakt door de beeldhouwer Giovanni di Balduccio uit Pisa. Het was onderdeel van een altaarstuk in de kapel van het paleis dat als de Rocca di Galliera bekendstond. Nadat dit paleis in 1334 door het volk was verwoest, werd het altaarstuk overgebracht naar de kerk van San Domenico in Bologna. Kennelijk is alleen het beeldje van Petrus van Verona bewaard gebleven. Opvallend is dat de heilige nog niet voorzien is van de karakteristieke hakbijl in zijn schedel. Giovanni di Balduccio zou in 1339 ook de graftombe van de heilige voltooien, die men vindt in de kerk van Sant’Eustorgio in Milaan.
Een volgend hoogtepunt is de grafzerk van Domenico Garganelli. De grafzerk dateert van 1478 en werd ontworpen door Francesco del Cossa uit Ferrara (ca. 1436-1478). Deze geniet vooral bekendheid als schilder, maar was ook actief als beeldhouwer. Samen met zijn stadgenoot Ercole de’ Roberti (ca. 1451-1496) decoreerde hij de Cappella Garganelli in de kathedraal van Bologna. Van deze decoraties is helaas nauwelijks iets bewaard gebleven. In de Pinacoteca Nazionale in Bologna vinden we nog een frescofragment van Ercole en hier in het Museo Civico Medievale dus de door Francesco vervaardigde (maar volgens het museum nooit voltooide) grafzerk. De zerk is gemaakt van kalksteen, gekleurd marmer en brons. Geheel van brons is de buste van Paus Gregorius XV (1621-1623), gemaakt door de beroemde beeldhouwer Gian Lorenzo Bernini (1598-1680). Net als het beeld van Paus Bonifatius VIII komt de buste uit het stadhuis. Paus Gregorius XV was zelf afkomstig uit Bologna. Hij was een telg van de familie Ludovisi, een adellijk Bolognees geslacht.
Tijdens mijn bezoek aan het museum was er een speciale tentoonstelling gewijd aan de schilder Lippo di Dalmasio (ca. 1352-1410). Zijn vader Dalmasio Scannabecchi was ook een schilder, net als zijn oom Simone dei Crocifissi. De tentoonstelling richtte zich op Lippo’s vroege werk in Toscane[3], zijn werk na terugkeer in Bologna rond 1387 en ten slotte zijn late werk tot aan zijn dood in 1410. De ca. 30 stukken waaruit de tentoonstelling bestond, waren niet allemaal werken van Lippo. Er stonden ook beeldhouwwerken tussen van de reeds genoemde broers Jacobello en Pierpaolo dalle Masegne. In de Pinacoteca Nazionale had ik al een fraai drieluik uit ca. 1390 van de hand van Lippo gezien. Het drieluik was echter niet compleet: het linker paneel met daarop Johannes de Doper, Augustinus en Petronius was uitgeleend aan het Museo Civico Medievale. Ik was het dus aan mijn stand verplicht ook dat museum te bezoeken.
Website van het museum: Museo Civico Medievale | Musei Civici Bologna | Iperbole (museibologna.it)
Noten
[1] Zie John Julius Norwich, De Pausen, Hoofdstuk XIV.
[2] Paus Nicolaas III heette eigenlijk Giovanni Gaetano Orsini. De familie Orsini en de familie Caetani, waartoe Bonifatius behoorde, waren bondgenoten.
[3] De familie Scannabecchi leefde toen in ballingschap. Bologna werd op dat moment geregeerd door de Welfen, terwijl de Scannabecchi tot hun tegenstanders, de Ghibellijnen, behoorden.