Dominicus de Guzmán behoorde samen met Franciscus van Assisi tot de belangrijkste kerkhervormers van de dertiende eeuw. Hij werd omstreeks het jaar 1170 geboren in het toenmalige Castilië, tegenwoordig onderdeel van Spanje. Eind 1216 keurde Paus Honorius III (1216-1227) zijn nieuwe Orde van de Dominicanen of Predikheren goed. De nieuwe orde was een bedelorde, die zich richtte op soberheid, spiritualiteit, studeren en natuurlijk preken. Een link met de beruchte kerkelijke Inquisitie zou er pas na de dood van Dominicus komen.
Paus Honorius wees de Dominicanen de kerk van San Sisto Vecchio in Rome toe en vervolgens, in 1218, de kerk van Santa Sabina op de Aventijn. Eind 1218 vertrok Dominicus naar Bologna, ook toen al een grote en rijke stad, beroemd om haar in 1088 gestichte universiteit. Daar kregen de Dominicanen eerst de kerk van Santa Maria della Purificazione (ook wel della Mascarella genoemd), toegewezen. Deze stond buiten de stadsmuren en bestaat nog steeds. De kerk was al snel te klein, en reeds in 1219 konden de broeders verhuizen naar de San Nicolò delle Vigne, waar ze direct begonnen met de uitbreiding van het klooster. Dominicus kon nog persoonlijk twee generale kapittels leiden voordat hij, uitgeput van alle inspanningen, op 6 augustus 1221 in zijn klooster in Bologna kwam te overlijden. De toekomstige heilige werd bij het altaar van de San Nicolò delle Vigne begraven.
Geschiedenis van de kerk
De kerk van San Nicolò delle Vigne heet tegenwoordig de San Domenico. Dominicus zelf zou in het huidige immense bouwwerk zijn oude vertrouwde kerk niet meer herkend hebben, want er is in de loop der eeuwen ongelooflijk veel aan verbouwd en toegevoegd. De huidige kerk – sinds 1884 een kleine basiliek – is een wat vreemde mengelmoes van stijlen, een gebouw met vele bijgebouwde kapellen dat eerder intrigerend dan echt mooi is. Naast de Romaanse gevel (middeleeuws, maar eigenlijk ook modern) staat bijvoorbeeld de Cappella Ghisilardi uit de zestiende eeuw, een kapel die bijna net zo breed is als de gevel. De grote Cappella di San Domenico en Cappella del Rosario kunnen gemakkelijk voor kleine kerken doorgaan. Het loont beslist de moeite om de 97 meter hoge Asinelli-toren in Bologna te beklimmen en van boven te bezien hoe de kerk is opgebouwd. Naast de basiliek is er dan nog een kloostergang waar het aangenaam wandelen is.
De oorspronkelijke kerk van San Nicolò werd tussen 1228 en 1240 uitgebreid. De reeds genoemde uitbreiding van het klooster werd drie jaar later afgerond. Op 17 oktober 1251 werd de sterk vergrote kerk van San Domenico door Paus Innocentius IV (1243-1254) gewijd. Diens voorganger Gregorius IX (1227-1241) had Dominicus in 1234 heilig verklaard. De heiligverklaring zou grote gevolgen hebben voor de laatste rustplaats van Dominicus, waarover hieronder meer. De klokkentoren van de San Domenico dateert van 1313 en is 51 meter hoog. In de veertiende en vijftiende eeuw werden verschillende kapellen bijgebouwd, terwijl tussen 1530 en 1534 de al genoemde Cappella Ghisilardi verrees, ontworpen door de bekende architect Baldassare Peruzzi (1481-1536), maar gebouwd door diens veel minder bekende collega Jacopo Ranuzzi. Wie de Romaanse gevel van de San Domenico bekijkt, zou wellicht ook een interieur in Romaanse stijl verwachten. Het interieur van de kerk is echter in Barokstijl, het gevolg van een verbouwing onder leiding van Carlo Francesco Dotti (1670-1759) die tussen 1728 en 1732 werd uitgevoerd.
Alfonso Rubbiani (1848-1913) nam in 1909-1910 de gevel van de kerk onder handen en gaf deze haar min of meer middeleeuwse uitstraling terug. Daarbij werd onder meer het roosvenster hersteld. De gevel is verder erg eenvoudig en bestaat, zoals de rest van het exterieur van de basiliek, hoofdzakelijk uit baksteen. Het mozaïek (een replica overigens) dat onderdeel is van het portaal is in feite de enige echte decoratie aan de buitenkant. Rondom de kerk staan, net als bij de kerk van San Francesco elders in Bologna, enkele graftomben van ‘glossatoren’, rechtsgeleerden uit Bologna die het Romeinse recht van aantekeningen (‘glossen’) voorzagen. In dit geval gaat het om de tomben van Rolandino de’ Passaggeri uit 1306 en Egidio Foscherari uit 1289. De tombe van Rolandino staat dicht bij de kerk, die van Egidio iets verder weg.
Cappella di San Domenico
De Cappella di San Domenico is zonder enige twijfel de belangrijkste kapel in de hele kerk. Het is namelijk de kapel waarin Sint Dominicus uiteindelijk zijn laatste rustplaats kreeg. De oorspronkelijke middeleeuwse kapel werd tussen 1597 en 1605 in de stijl van de vroege Barok verbouwd door de architect Floriano Ambrosini (1557-1621) uit Bologna. De kapel is erg groot en heeft als enige in de kerk een koepel. De schilderijen aan de muren zijn van de lokale meesters Lionello Spada (1576-1622), Alessandro Tiarini (1577-1668) en Giovanni Andrea Donducci (1575-1655), en hebben de wonderen die Dominicus zou hebben verricht als thema. De grote apsisschildering is van de hand van Guido Reni (1575-1642), een van de bekendste Barokschilders uit Bologna. In de nissen achter in de kapel staan zeven beelden van Giovanni Todeschi die de drie theologische en vier kardinale deugden voorstellen. Over deze beeldhouwer heb ik verder geen biografische informatie kunnen vinden.
Het hoogtepunt in de kapel is natuurlijk de graftombe van de heilige, de Arca di San Domenico. Het lichaam van Dominicus werd in 1233, twaalf jaar na zijn dood, weer opgegraven. Het werd in een kist van cipressenhout gelegd, die op zijn beurt weer in een marmeren sarcofaag werd geplaatst. De sarcofaag werd naar een aparte kapel overgebracht zodat mensen dichter bij de stichter van de Orde van de Dominicanen konden komen. Het bezoek aan de kapel zal alleen maar zijn toegenomen toen Dominicus in 1234 heilig werd verklaard. Ook al was de heilige de voorman van een bedelorde, de drang om hem een fraaiere graftombe toe te kennen was kennelijk buitengewoon sterk. En dus werden in 1264 Nicola Pisano (ca. 1220-1284) en zijn leerlingen ingehuurd om de sarcofaag te decoreren met zes panelen waarop voorstellingen en wonderen uit het leven van Dominicus werden gebeiteld. Tot de leerlingen zouden Arnolfo di Cambio (de eerste architect van de Duomo van Florence) en de Dominicaanse lekenbroeder Frà Guglielmo Agnelli hebben behoord (zie voor de laatste, ook bekend als Guglielmo da Pisa, Pistoia: San Giovanni Fuorcivitas). In 1267 was het beeldhouwwerk gereed.
Nicola Pisano en zijn leerlingen leverden schitterend werk af. We zien op de voorzijde van de sarcofaag de vuurproef bij de Katharen, waarbij de boeken van deze Franse ketters door het vuur verzwolgen worden, maar die van Dominicus boven het vuur blijven zweven. De andere voorstelling op de voorkant stelt de wederopstanding voor van Napoleone Orsini, een jongetje dat stierf na een val van zijn paard, maar door Dominicus weer tot leven werd gewekt. Vervolgens krijgt Dominicus op de zijkant van de sarcofaag van Petrus en Paulus een Bijbel en een staf en ontmoet hij op de achterzijde Paus Innocentius III, de voorganger van Honorius. Innocentius lijkt eerst helemaal niet geïnteresseerd te zijn, maar droomt dan dat Dominicus een instortende kerk stut (een voorstelling die we ook van Franciscus van Assisi kennen). Daarna is hij zeer ontvankelijk voor de ideeën van de hervormer. Het was echter Honorius die de nieuwe orde goedkeurde.
De vijfde voorstelling gaat over Réginald d’Orléans, hoogleraar in het canonieke recht aan de Sorbonne in Parijs. Hij sloot zich in Bologna aan bij de Dominicanen. Het paneel suggereert dat dit tijdens een ernstige ziekte gebeurde: de Maagd Maria zou hem in een droom de habijt van de Dominicanen hebben getoond. De laatste voorstelling gaat over een maaltijd van de Dominicanen, waarbij engelen brood en vijgen brengen (Dominicus zou vegetariër zijn geweest). Tussen de zes voorstellingen staan zes beeldjes, die Christus, de Madonna met het Kind en – vermoedelijk – de vier kerkvaders voorstellen.
Het bovenste gedeelte van de graftombe, zeg maar het ‘deksel’ (cimatium), is grotendeels het werk van de beeldhouwer Niccolò da Bari (ca. 1435-1494), die vanwege dit werk ook wel Niccolò dell’Arca wordt genoemd. Tussen 1469 en 1473 werkte Niccolò aan het monument. Daarna kwam in 1494 een piepjonge beeldhouwer naar Bologna toe. Zijn naam was Michelangelo Buonarroti (1475-1564) en hij was pas 19 jaar oud. Michelangelo maakte het beeld van de rechter engel die als kaarsenhouder fungeert. Daarnaast was hij verantwoordelijk voor de beelden van de heiligen Proculus en Petronius. De eerstgenoemde was een Romeinse soldaat die tijdens de christenvervolgingen van keizer Diocletianus in Bologna de marteldood zou zijn gestorven. Petronius diende van ca. 431 tot aan zijn dood omstreeks 450 als bisschop van de stad en geldt als beschermheilige van Bologna.
Onder de panelen van Nicola Pisano en zijn leerlingen zien we nog meer voorstellingen uit het leven van Dominicus. Deze zijn van Alfonso Lombardi (ca. 1497-1537) en dateren van 1532. Jean-Baptiste Boudard (1710-1768) beeldhouwde het onderste reliëf waarop de dood van Dominicus te zien is. Het was zijn laatste werk: kort na voltooiing van het werk in 1768 kwam hij zelf te overlijden. Aan de achterzijde van het monument zien we ten slotte nog de reliekschrijn van Jacopo Roseto da Bologna uit 1383 waarin het hoofd van de heilige wordt bewaard.
Overige bezienswaardigheden
Tegenover de Cappella di San Domenico staat de eveneens reusachtige Cappella del Rosario. De Rosario is de rozenkrans, een gebedssnoer dat door Dominicus zou zijn geïntroduceerd. Voor deze traditie bestaat geen bewijs, maar dat doet er in het land der religie natuurlijk minder toe. Waar het om gaat, is wat mensen geloven. De kapel dateert van de vijftiende eeuw en was oorspronkelijk een familiekapel, door de architecten Francesco Abaco uit Bologna en Giovanni di Pietro gebouwd voor de familie Guidotti.
In de zestiende eeuw kwam de kapel in handen van een broederschap die de Heilige Rozenkrans vereerde. Dit leidde tot wijzigingen in de kapel. Het altaar uit 1589 is van de al genoemde Floriano Ambrosini en de vijftien schilderingen met de mysteriën van de rozenkrans zijn van een keur aan meesters uit Bologna en omgeving. In 1655-1657 schilderden Angelo Michele Colonna (1604-1687) en Agostino Mitelli (1609-1660) de fresco’s op het gewelf en in de schelp van de apsis. De twee cantorie (koorbalkons) in de kapel zijn van de al genoemde Carlo Francesco Dotti en dateren van 1736. Twee bijzondere weetjes nog: het wonderkind Mozart speelde ooit op het orgel in de kapel en de schilders Guido Reni en Elisabetta Sirani liggen hier begraven. De jong gestorven Sirani (1638-1665) behoorde tot de weinige vrouwelijke schilders uit de zeventiende eeuw. Lavinia Fontana (1552-1614), eveneens een vrouw, leverde overigens een bijdrage aan de schilderingen met de mysteriën van de rozenkrans.
Het middenschip en het koor van de kerk waren lange tijd van elkaar gescheiden door een doksaal. Op het doksaal was een crucifix van Giunta Pisano uit ca. 1250 geplaatst. Mogelijk was dit geschilderd ter gelegenheid van de wijding van de kerk door Paus Innocentius IV. Doksalen verdwenen grotendeels uit katholieke kerken als gevolg van het Concilie van Trente (1545-1563), dat een antwoord op de Reformatie moest zien te vinden. Ook in de San Domenico werd de afscheiding verwijderd. Het kostbare crucifix vinden we nu in het linker dwarsschip. Daar staat ook het grafmonument voor Taddeo Pepoli, de jurist die tussen 1337 en zijn dood in 1347 heerser over Bologna was. Het monument dat we zien is een reconstructie uit de zestiende eeuw, maar de gebeeldhouwde panelen met voorstellingen uit het leven van Pepoli zijn origineel veertiende-eeuws. In de buurt kunnen dan nog een stukje fresco, eveneens uit de veertiende eeuw, bewonderen waarop Thomas van Aquino (ca. 1225-1274), zelf een Dominicaan, en waarschijnlijk Antonius-Abt te zien zijn.
Voor een bezoek aan het koor schijnen bezoekers te moeten betalen. Wij bezochten Bologna in de zomer van 2020, toen Italië nog in de greep was van de coronapandemie. De hekken van het koor waren gesloten, dus een bezoek aan dit gedeelte van de kerk zat er niet in. Door de spijlen heen waren de kunstwerken echter goed te zien. Ik wijs op het altaarstuk met de Aanbidding der Wijzen van Bartolomeo Cesi (1556-1629) en de prachtige houten koorbanken. Die banken werden gemaakt door Damiano da Bergamo (ca. 1480/90-1549), zelf een Dominicanenbroeder. Bij het verlaten van de kerk viel ons oog nog op een schilderij met de aartsengel Michael van Giacomo Raibolini, ook bekend als Giacomo Francia (1484-1557). Aangezien dit werk van deze plaatselijke schilder niet genoemd wordt in de bronnen die ik voor deze bijdrage heb geraadpleegd, is er alle aanleiding om een plaatje van het schilderij in dit stuk op te nemen.
Bronnen: website van de kerk, het Italiaanse Wikipedia, Bologna Welcome, Bologna Guide en artikel over de Arca di San Domenico.
Pingback:Bologna: San Francesco – – Corvinus –
Pingback:Bologna: San Domenico – – Corvinus –
Pingback:Venetië: Santi Giovanni e Paolo – – Corvinus –
Pingback:Bologna: Pinacoteca Nazionale – – Corvinus –
Pingback:Bologna: Museo Civico Medievale – – Corvinus –