Het voorafgaande jaar was geëindigd met een poging van de troepen van Severus om een doorbraak te forceren in de Cilicische passen in het Taurusgebergte. Aanvankelijk waren hun aanvallen afgeslagen. De troepen van Niger, die de sterke en strategische posities beheersten, boden felle tegenstand. Naarmate echter de belegering van de stellingen Niger vorderde, begon het winterweer in het voordeel van Severus te werken. Zware regenval en sneeuwbuien verzwakten de verdedigingswerken van Niger, en de strijdkrachten van Severus, die het weer als een vorm van goddelijke interventie zagen, slaagden er eindelijk in om door te breken. Nu konden ze Cilicië binnentrekken.
De legers van Severus en Niger troffen elkaar bij Issus, waar ze de beslissende veldslag van de oorlog in het Oosten uitvochten. De troepen van Severus stonden onder bevel van zijn generaals Valerius Valerianus en Publius Cornelius Anullinus, terwijl Niger zijn strijdmacht in hoogsteigen persoon aanvoerde. De veldslag vond waarschijnlijk in april of mei plaats, op een plek die van groot historisch belang was: hier bij Issus had Alexander de Grote in 333 BCE Darius verslagen, de Koning van de Perzen. Nu werd er opnieuw fel gevochten bij Issus en de troepen van Severus stelden zich op in testudo-formatie om zich te beschermen tegen de projectielen waarmee hun tegenstanders hen bestookten. De legers waren aan elkaar gewaagd en de veldslag werd een bloederig gebeuren, waarin beide partijen zware verliezen leden. Uiteindelijk werd de uitkomst van het gevecht misschien wel bepaald door het abominabel slechte weer. De soldaten van Niger kregen donder, bliksem en zware regenval recht in hun gezicht en als gevolg hiervan begonnen zijn manschappen te wijken. Volgens Cassius Dio werden 20.000 van Nigers soldaten gedood. Severus had een beslissende zege behaald. Niger probeerde nog naar Antiochië te vluchten, maar werd onderweg gepakt en gedood.
Severus had nu de complete controle verworven over de oostelijke provincies en een van zijn belangrijkste maatregelen was de splitsing van de provincie Syrië in twee afzonderlijke provincies[1], Coele-Syrië en Phoenice. Het doel was waarschijnlijk te voorkomen dat toekomstige Syrische gouverneurs te machtig zouden worden. Vervolgens ging Severus over tot bestraffing van de senatoren die Niger hadden gesteund. Ze mochten blijven leven, maar velen van hen werden verbannen naar kleine eilandjes en moesten toezien hoe hun bezittingen in beslag genomen werden. Dio – een tijdgenoot van de keizer – beweert dat hij “genadeloos in zijn zoektocht naar geld” was.[2] Een aantal senatoren dat zijn bezit kwijtraakte, was waarschijnlijk gewoon onschuldig. Vele anderen hadden Niger alleen maar gesteund omdat hij een tegenstander was geweest van Julianus, de man die zichzelf geblameerd had door het Rijk van de praetorianen te kopen.
Bronnen
Primaire bronnen
- Cassius Dio, Epitome of Book 75;
- Herodianus, The Roman Histories III.4-5;
- Historia Augusta, Severus 9;
- Historia Augusta, Pescennius Niger 5-6.
Secundaire bronnen
- Adrian Goldsworthy, The Fall of the West, p. 65;
- Timothy Venning, A Chronology of the Roman Empire, p. 564-565.
Noten
[1] Mogelijk deed hij dit iets later dan in 194, bijvoorbeeld in 197, toen hij naar het Oosten terugkeerde.
[2] Het relaas van Dio plaatst deze maatregelen direct na de Slag bij Issus. Als dat correct is, dan strafte Severus vermoedelijk de aanhangers van Niger onder de senatoren die zich daadwerkelijk in het Oosten bevonden, i.e. in Syrië of de naburige provincies. Severus zou in 197 nogmaals aanhangers van Niger straffen, nadat hij zijn overgebleven rivaal Albinus had gedood.
Bijgewerkt 29 december 2022.
Pingback:Septimius Severus: Het Jaar 197 – – Corvinus –
Pingback:Constantijn de Grote: De Jaren 313-315 – – Corvinus –