Andematunnum (Langres)

Gallo-Romeinse poort en stadsmuren van Langres.

Andematunnum was een van de belangrijkste plaatsen (oppida) van de Gallische stam van de Lingones. Deze stam stond aan de kant van de Romeinen tijdens de Gallische Oorlog van Julius Caesar (58-50 BCE). Dat blijkt onder meer uit het feit dat Caesar zijn legioenen in hun gebied liet overwinteren[1] en uit het feit dat de Lingones weigerden deel te nemen aan de grote vergadering in Bibracte waarin Vercingetorix, de leider van het verzet tegen de Romeinen, tot opperbevelhebber van de Galliërs werd benoemd.[2] Bovendien leverden ze ruiters voor het Romeinse leger.[3] Door hun nauwe banden met de Romeinen raakten de Lingones al snel geromaniseerd. Een schatrijk lid van de stam liet even buiten het huidige Faverolles een enorm Gallo-Romeins mausoleum oprichten.

Het oude Andematunnum lag aan een kruispunt van wegen en kan dan ook als een belangrijke stad worden beschouwd. Er was een weg naar Durocortorum (Reims) en er waren verbindingen met bijvoorbeeld Augustodunum (Autun), Lugdunum (Lyon), Vesontio (Besançon), Argentoratum (Straatsburg) en Augusta Treverorum (Trier). Het huidige Andematunnum heet Langres en is een aangenaam stadje met zo’n 7.700 inwoners dat zich voornamelijk beroemt op het feit dat het de geboorteplaats is van de Verlichtingsfilosoof en Encyclopedist Denis Diderot (1713-1784). Het Maison des Lumières Denis Diderot is een museum dat aan hem is gewijd. Deze bijdrage gaat echter vooral over een ander museum in Langres, het Musée d’Art et d’Histoire de Langres, dat veel vertelt over het Romeinse verleden van het stadje. De stadsmuren van Langres zijn zeker 2.000 jaar oud. Van de verschillende poorten is de Gallo-Romeinse uit de tijd van keizer Augustus (27 BCE-14 CE) de interessantste.

Standbeeld van een onbekende keizer.

Musée d’Art et d’Histoire de Langres

Een van de topstukken in het archeologisch museum van Langres is een beeld van een onbekende keizer. Toen het beeld in 1660 werd gevonden, had het geen hoofd meer, zodat identificatie erg moeilijk was. Toch gaat het museum er zonder meer van uit dat het om een Romeinse keizer gaat. De kwaliteit van het beeldhouwwerk, de afmetingen van het beeld en het gebruikte materiaal, alsmede de toga, de patricische sandalen en de doos met boekrollen aan de voeten van de man laten volgens het museum geen andere conclusie toe. Vermoedelijk gaat het om een keizer uit het Julisch-Claudische huis, dat van 27 BCE tot 68 CE regeerde en waartoe de keizers Augustus, Tiberius, Caligula, Claudius en Nero behoorden. Het beeld heeft een interessante geschiedenis. Het werd gevonden door de burgemeester van Langres en enige jaren in het stadhuis tentoongesteld, maar in 1684 opgeëist door Louvois, een minister van Koning Lodewijk XIV. Lodewijk had beelden nodig voor de tuinen van het paleis van Versailles en de ‘togatus’ – zoals het beeld werd genoemd – zou een mooie toevoeging zijn.

Het beeld werd vervolgens naar het Louvre overgebracht waar het door de beeldhouwer François Girardon (1628-1715) van een nieuw hoofd werd voorzien. Dit nieuwe hoofd dateerde weliswaar uit de Oudheid en was eveneens uit Langres afkomstig, maar het hoorde natuurlijk niet bij het keizersbeeld. Het herstelde beeld kwam uiteindelijk als ‘senator uit Langres’ in de tuinen van Versailles terecht. Daar stond het tot kort na de Franse Revolutie van 1789, toen het naar de Tuilerieën werd verplaatst. Tijdens de Commune van Parijs in 1871 brandden de Tuilerieën volledig af, maar het beeld kon worden gered en kwam weer in het Louvre terecht. Daar werd het in 1980 teruggevonden, waarna het in 1981 de reis terug naar Langres kon maken.

Tegel met stempel van Legio VIII Augusta.

Dat Andematunnum contacten onderhield met het Romeinse leger blijkt onder meer uit een tegel waarop het stempel van het Achtste Legioen werd gezet. Dit Legio VIII Augusta was in Argentoratum (Straatsburg) gelegerd. Overigens is het stempel maar gedeeltelijk leesbaar: er staat LEGIO VI. Toch is duidelijk dat het om Legio VIII Augusta moet gaan, en niet om Legio VII Gemina, Legio VI Victrix, Legio VII Claudia of Legio VI Ferrata. Die legioenen waren namelijk veel verder weg gelegerd, te weten in Spanje, Brittannië, de Balkan en Syrië.

In 1985 en 1986 werden er, voorafgaand aan de bouw van het museum, opgravingen verricht. Daarbij werd een prachtig vloermozaïek van 58 vierkante meter uit de tweede eeuw teruggevonden. Het gaat waarschijnlijk om de ontvangstruimte van een stadsvilla. Onderdeel van het mozaïek is een paneel met daarop de jonge Bacchus. De god van de wijn is slechts gehuld in een mantel en hij wordt vergezeld door een panter. In zijn hand houdt hij een thyrsus, een bepaald type staf.

Mozaïekvloer.

De Jonge Bacchus.

In het museum staat veel Gallo-Romeins beeldhouwwerk uit de eerste tot en met de derde eeuw. Dit geeft ons een redelijk goed idee van het leven in die tijd in en rondom Andematunnum en beantwoordt vragen als: welke goden werden er vereerd, welke beroepen werden er uitgeoefend en hoe kleedden mensen zich? Om de eerste vraag te beantwoorden: de populairste godin lijkt Epona te zijn geweest, een Keltische godin die nauw verbonden was met paarden. Het museum heeft een aantal steles waarop zij is afgebeeld, allemaal zonder tekst. Op elke stele zit Epona overdwars te paard en op een ervan houdt ze de hoorn des overvloeds (cornucopia) en een schotel vast. Ze heeft dus ook een duidelijke relatie met vruchtbaarheid. Epona was populair in het Romeinse Rijk, en die populariteit strekte zich uit tot ver buiten Gallië. Afbeeldingen van deze godin zijn onder meer teruggevonden in Brittannië, Noord-Afrika, Oost-Europa en Rome. De verspreiding van haar cultus was waarschijnlijk nauw verbonden met de inzet van Gallische ruiters in het hele Rijk. In Rome had Epona zelfs een eigen feestdag, op 18 december. Voor een buitenlandse godin was dat uitzonderlijk.[4]

Stele met Epona / grafsteen van een smid (?)

Qua beroepen en werkzaamheden zijn enkele grafstenen en ander beeldhouwwerk interessant. Op een grafsteen zien we een man met een hamer en zijn echtgenote. Het vermoeden is dat hij een smid is geweest. Daarnaast heeft het museum twee blokken kalksteen waarop wagens te zien zijn. Op de wagen van het ene blok zitten zeker drie mensen en deze wagen wordt duidelijk door paarden getrokken. Dit zou heel goed een reiswagen kunnen zijn. De wagen op het andere blok is een oogstwagen. Op de wagen lijken hooibalen te liggen. Muildieren trekken het gevaarte.

Gallische wagen.

Oogstwagen.

Man met bardocucullus.

Grafsteen van Divixta.

Qua kleding is de kalkstenen buste van een man interessant. Hij draagt een bardocucullus, een Gallische mantel met een kap. Als u in de man een monnik ziet, dan zal ik u geen verwijten maken. Het is heel goed mogelijk dat de habijt van middeleeuwse monniken op de bardocucullus is gebaseerd. Een goed voorbeeld van vrouwenkleding is te zien op de grafsteen van Divixta, gemaakt in opdracht van haar man Scottus. De overledene draagt een tunica en een mantel, en ze houdt een fruitschaal vast. Oorspronkelijk was het reliëf beschilderd. Een grappig detail is dat de beeldhouwer aanvankelijk de naam van de echtgenoot verkeerd had gespeld. Er stond ‘Scotus’, met één ‘t’. De tweede ‘t’ is er wat knullig tussen gebeiteld.

De kathedraal van Langres

De kathedraal van het stadje dateert van de twaalfde eeuw. De bouw ervan begon omstreeks 1150, en het gebouw werd in 1196 gewijd. Het interieur is nog steeds in de sobere Cisterciënzisch-Gotische stijl met imposante ribgewelven, maar dat geldt niet voor de gevel. In de achttiende eeuw werd geconstateerd dat die op instorten stond, waarna de beslissing werd genomen haar te slopen en te herbouwen. De herbouw in neoclassicistische stijl vond tussen 1761 en 1768 plaats.

Kathedraal van Langres.

Het gebouw is gewijd aan Saint-Mammès, oftewel Sint Mammas van Caesarea.[5] Hij was een kindermartelaar uit de derde eeuw, afkomstig uit het huidige Kayseri in Turkije. Volgens de overlevering werd hij voor de leeuwen gegooid, maar weigerden deze dieren hem te verscheuren. Vergezeld door een leeuw predikte Mammas vervolgens voor de dieren, als een soort Sint Franciscus van Assisi avant la lettre. Uiteindelijk stierf hij alsnog de marteldood. Zijn relikwieën kwamen in 1209 in Langres aan.

In de zestiende eeuw liet de bisschop van Langres, kardinaal Claude de Longwy de Givry (1481-1561) acht wandtapijten over de legende van Sint Mammas maken. Daarvan zijn er maar drie bewaard gebleven, waarvan er nog twee in de kathedraal hangen (de derde bevindt zich in het Louvre). Ze hangen achter gordijnen om ze tegen het licht te beschermen, maar als de kathedraal open is voor het publiek zijn de gordijnen doorgaans ook open. De maker van de tapijten was Jean Cousin de Oudere en ze werden omstreeks 1544 vervaardigd. Op een reliëf dat zo’n 25 jaar later werd gemaakt en dat achter in de kathedraal te vinden is, zien we hoe de overblijfselen van Sint Mammas in Langres aankomen. Het reliëf is vooral interessant omdat de stadmuren van Langres er zo goed op te zien zijn.

Interieur van de kathedraal.

Wandtapijt met de legende van Sint Mammas.

Aankomst van de relikwieën van Sint Mammas.

Kapel van het Heilige Kruis.

Eveneens in de zestiende eeuw kwam de kapel van het Heilige Kruis aan de linkerzijde van de kathedraal tot stand (1547-1549). Deze heeft een prachtige vloer en een schitterend versierd tongewelf. Bezoekers mogen de kapel helaas niet betreden, maar kunnen haar wel van een afstandje bezichtigen. In de kapel staat een veel ouder beeld van een Madonna met Kind en een knielende bisschop. Het beeld wordt toegeschreven aan de beeldhouwer Evrard d’Orléans, die in de veertiende eeuw leefde. De bisschop is Guy Baudet, bisschop van Langres tussen 1336 en 1338.

Voor het absolute hoogtepunt in de kathedraal was een Nederlander verantwoordelijk. De Haarlemse beeldhouwer Claus van de Werve (ca. 1380-1439) werkte als hofbeeldhouwer voor de Bourgondische hertogen Jan zonder Vrees (1404-1419) en Philips de Goede (1419-1467). Zijn oom Claus Sluter was ook hofbeeldhouwer van de Bourgondiërs geweest. Oom Claus was begonnen aan de beroemde graftombe van Philips de Stoute, de vader van Jan zonder Vrees, en deze was vervolgens door zijn neef afgemaakt. Claus van de Werve ontwierp daarna ook de graftombe van Jan, maar stierf voordat die kon worden voltooid. Beide graftombes stonden oorspronkelijk in het kartuizerklooster van Champmol, maar bevinden zich thans in het Musée des Beaux-Arts in Dijon, waar ze zonder enige twijfel tot de hoogtepunten behoren.

De gestorven Christus – Claus van de Werve.

Voor de kathedraal van Langres maakte Claus van de Werve een beeldengroep van acht beelden die samen de Graflegging van Christus vormden.[6] Zeven van de acht beelden zijn verloren gegaan, maar het achtste beeld van de gestorven Christus is bewaard gebleven. Gelukkig maar, want het is een schitterend en buitengewoon realistisch kunstwerk, ook zonder de aanwezigheid van Jozef van Arimathea, Nicodemus, de Maagd Maria, Johannes de Evangelist, Maria Magdalena en twee heilige vrouwen.[7] Christus ligt er vredig bij, maar de grote wond in zijn zij en zijn doorboorde voeten zijn duidelijk zichtbaar. Op de achtermuur zien we nog een fresco uit de veertiende eeuw dat de kruisiging van Sint Andreas, de broer van Petrus voorstelt. Dat het om Andreas gaat, is niet direct duidelijk. Volgens de overlevering werd hij immers aan een kruis in de vorm van een X genageld (het Sint Andreaskruis). De kapel waarin we het fresco vinden, was echter vroeger aan Andreas gewijd, zodat er geen twijfel bestaat dat hij het is.

Deze bijdrage is gebaseerd op informatie van het Musée d’Art et d’Histoire de Langres en op een brochure van de kathedraal. Aanvullende bronnen staan in de voetnoten.

[1] De Bello Gallico, Boek VI.44.

[2] De Bello Gallico, Boek VII.63.

[3] De Bello Gallico, Boek VIII.11.

[4] Cambridge Dictionary of Classical Civilization, Paperback edition 2008, p. 325.

[5] Eerder was het aan Johannes de Evangelist gewijd.

[6] Hierbij moet wel worden aangetekend dat de beeldengroep aan hem wordt toegeschreven. Absolute zekerheid dat hij de maker was, hebben we niet.

[7] Zijnde de ontbrekende figuren volgens Donna L. Sadler, Stone, Flesh, Spirit, p. 55.

5 Comments:

  1. Pingback:Het Gallo-Romeinse mausoleum van Faverolles – – Corvinus –

  2. Pingback:Andematunnum (Langres) – – Corvinus –

  3. Pingback:Het Romeinse badhuis van Jonvelle – – Corvinus –

  4. Pingback:Grand: in de voetsporen van Constantijn de Grote – – Corvinus –

  5. Pingback:Diocletianus: De Jaren 296-300 – – Corvinus –

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.