Het oude Bibracte was een belangrijke versterkte nederzetting (oppidum) van de Gallische stam van de Aedui. Volgens de Romeinse veldheer Gaius Julius Caesar was het hun grootste en welvarendste stad.[1] Deze stad was gelegen op de meer dan achthonderd meter hoge Mont-Beuvray. Wie daar tegenwoordig rondloopt, snapt direct waarom de Aedui voor deze plek kozen. De grote hoogte bood uitstekende bescherming tegen vijandelijke aanvallen, en vijandelijke legers konden al van grote afstand worden waargenomen. Toch heeft Bibracte maar relatief kort bestaan, grosso modo een eeuw. Tegenwoordig is de plek een archeologisch park, met een interessant museum, schitterende vergezichten en rondleidingen in vier talen, inclusief Nederlands!
De slag bij Bibracte
De naam Bibracte is onlosmakelijk verbonden met de slag bij Bibracte, die in juni van het jaar 58 voor onze jaartelling werd uitgevochten tussen enerzijds de Romeinen en anderzijds de Helvetii, een coalitie van Keltische stammen. De Romeinen werden geleid door genoemde Gaius Julius Caesar. Hij was in het jaar 59 BCE consul geweest en had op basis van de Lex Vatinia een speciaal vijfjarig commando gekregen over de provincies Illyricum en Gallia Cisalpina (het huidige Noord-Italië). Hieraan was, na de plotselinge dood van gouverneur Metellus Celer, ook de provincie Gallia Transalpina toegevoegd, grofweg de huidige Provence in Frankrijk. Juist in Gallia Transalpina zouden zich belangrijke gebeurtenissen voordoen.
De Keltische stam van de Helvetii was samen met andere stammen in de buurt van het Geneefse Meer aan een grote, goed voorbereide migratie begonnen. Er waren zeker enkele tienduizenden mensen bij de migratie betrokken, al mogen we gerust aan het door Caesar gegeven aantal van 368.000 personen twijfelen.[2] De Kelten wensten door Gallia Transalpina te trekken, maar Caesar weigerde hun de doortocht en begon met het organiseren van de verdediging door lokaal troepen te lichten en verdedigingswerken te bouwen. Enkele Helvetii probeerden daarop toch de rivier de Rhône over te steken, maar zij werden gemakkelijk teruggedreven. De Helvetii besloten vervolgens een andere route te kiezen en door de Jura en het land van de Sequani te trekken. De Sequani gaven hun daar ook toestemming voor. Vermoedelijk vanwege voedseltekorten plunderden de Helvetii echter ook verschillende boerderijen in de gebieden die van de Aedui waren. En de Aedui waren al enkele decennia Romeinse bondgenoten, vermoedelijk al sinds de jaren 120 BCE.
De aanvallen op de boerderijen werden door Caesar enorm opgeklopt en vormden voor hem de ideale aanleiding voor een militaire interventie. Caesar had geen opdracht of mandaat voor de verovering van Gallië en op basis van de Lex de provinciis praetoriis mocht een magistraat in beginsel niet buiten zijn provincie optreden zonder goede reden. Expedities rei publicae causa (in het belang van de staat) waren echter nog steeds geoorloofd, en juist Caesars Gallische oorlog toont aan dat er heel wat onder dat begrip rei publicae causa kon vallen. Op het moment dat de Helvetii zijn provincie naderden, beschikte Caesar over vier legioenen. Drie daarvan waren echter bij Aquileia gelegerd, slechts één bevond zich reeds in Gallia Transalpina. Dit verklaart waarom Caesar aanvankelijk vooral op lokale hulptroepen was aangewezen, maar nadat de Helvetii hun koers hadden verlegd, liet hij snel de drie legioenen vanuit Aquileia overkomen. Zonder toestemming van de Senaat lichtte hij bovendien twee nieuwe legioenen in Gallia Cisalpina. In de nieuwe legioenen dienden vrijwel zeker ook mannen die niet over Romeins burgerrecht beschikten, iets wat formeel was verboden.
Met zijn zes legioenen en Keltische hulptroepen ging Caesar achter de Helvetii aan, zogenaamd om zijn bondgenoten de Aedui te beschermen. Bij de rivier de Arar (thans de Saône) stuitte hij op de Helvetische achterhoede. Een groot deel van de Kelten was de rivier al overgestoken, maar de stam van de Tigurini nog niet. Die waren geen partij voor de Romeinen en werden bijna allemaal afgeslacht. Voor Caesar zat er een persoonlijk element aan dit bloedbad. De Tigurini hadden in 107 BCE een Romeins leger verslagen.[3] Daarbij was ene Lucius Calpurnius Piso gesneuveld, de grootvader van de schoonvader van Caesar zelf. Ook al was Caesar in 107 BCE nog niet eens geboren, met zijn overwinning op de Tigurini had hij zijn schoonfamilie gewroken. De Romein zette de achtervolging voort, maar zijn veel talrijkere ruiterij werd door de Helvetii in een hinderlaag gelokt en moest zich terugtrekken. In juni van 58 BCE bevond Caesar zich op 18 Romeinse mijl (ca. 26,5 kilometer) van Bibracte. In verband met de graanvoorziening van zijn leger besloot hij de achtervolging van de Helvetii af te breken en naar deze grote en welvarende stad te trekken. Nu waren het de Kelten die Caesar achtervolgden en zijn achterhoede belaagden. De slag bij Bibracte stond op het punt te beginnen.
Hoewel de naam ‘slag bij Bibracte’ is ingeburgerd, vonden de gevechten in werkelijkheid ten zuiden van deze stad plaats. Het slagveld moet ten noordwesten van Toulon-sur-Arroux hebben gelegen. Hier zijn sporen van het Romeinse legerkamp en het Keltische wagenfort gevonden, alsook greppels waarin de gecremeerde resten van de Romeinse doden werden begraven.[4] Caesar stelde zijn leger op een heuvel op en wachtte daar de Helvetische aanval af. De vier ervaren legioenen zouden het gevecht leveren, terwijl de twee nieuw gelichte legioenen en de bondgenoten de bagage bewaakten. De Helvetii beklommen in een dichte formatie de heuvel en werden verwelkomd met een regen van Romeinse projectielen. De Romeinse pilum (werpspeer) bleek uitermate effectief te zijn en richtte een ravage aan onder de Kelten in de voorste gelederen. De legioensoldaten zetten het gevecht voort met het zwaard en dreven de Helvetii weer van de heuvel af. Ook op vlak terrein hadden de Romeinen de overhand, maar dat veranderde toen de Helvetii op hun beurt een heuvel bezetten. Nu waren het de Romeinen die heuvelopwaarts moesten vechten. Bovendien werden ze op hun kwetsbare rechterflank aangevallen door troepen van de Boii en Tulingi, die ook tot de Helvetische coalitie behoorden, maar nog niet aan de strijd hadden deelgenomen.
Op dit moment bewees zich de flexibiliteit van de Romeinse legioenen. Caesar liet de voorste twee slaglinies de strijd tegen de Helvetii voortzetten, terwijl de achterste slaglinie van de acies triplex zich omdraaide en de Boii en Tulingi terugdreef. Tot na zonsondergang werd er doorgevochten. Langzaam maar zeker kregen de Romeinen de overhand. De Helvetii werden verder de heuvel op gedrongen, terwijl de Boii en Tulingi zich terugtrokken naar het Keltische wagenfort. Daar zouden volgens Plutarchus ook de vrouwen en kinderen van de Helvetii zich in de strijd geworpen hebben.[5] Uiteindelijk slaagden de Romeinen in het vijandelijke kamp in te nemen. De slag bij Bibracte eindigde daarmee in een grote Romeinse overwinning, maar de Romeinen hadden zelf ook aanzienlijke verliezen geleden. Caesar meldt dat er drie dagen nodig waren om de gewonden te verzorgen en de doden te begraven.[6] Op de vierde dag hervatten de Romeinen de achtervolging. De Helvetii, die zelf tienduizenden manschappen verloren moeten hebben, bevonden zich inmiddels in het gebied van de Lingones, een stam waarvan de belangrijkste stad Andematunnum (Langres) was. Een Helvetische delegatie meldde zich al spoedig bij Caesar om zich over te geven. De meeste Helvetii werden vervolgens gedwongen terug te keren naar hun thuisland.
Opnieuw Bibracte
De migratie van de Helvetii was op een mislukking uitgelopen, terwijl Caesars Gallische oorlog nog maar net begonnen was. Nog hetzelfde jaar versloeg hij de Germaanse koning Ariovistus van de Suebi, het volgende jaar stond in het teken van zijn veldtocht tegen de Belgae, die hij bij de rivier de Sambre een nederlaag toebracht. In 56 BCE versloeg Caesar met zijn schepen de vloot van de Veneti, een zeevarend volk in Zuid Bretagne. Zijn legaten trokken door Normandië en Aquitanië, terwijl Caesar zelf de strijd aanbond met de Menapii en Morini bij het Pas de Calais. In 55 BCE bouwde de Romeinse veldheer een brug over de Rijn en trok hij Germaans gebied binnen, gevolgd door een eerste expeditie aan de andere kant van het Kanaal, in Brittannië. De Britse expeditie leverde materieel weinig op, maar was een geweldig propagandasucces. Het volgende jaar stak Caesar opnieuw over, maar zijn veldtocht werd overschaduwd door een opstand van de Eburones onder Ambiorix, die onder meer een compleet Romeins legioen vernietigden. Het grootste gedeelte van 53 BCE was Caesar vervolgens bezig met strafexpedities tegen verschillende stammen. Ambiorix kreeg hij echter niet te pakken.
Net toen de rust in Gallië leek te zijn weergekeerd, brak in 52 BCE de Grote Gallische opstand uit. De oorzaak van de opstand is tamelijk eenvoudig samen te vatten: bij de Gallische stammen was langzaam maar zeker het besef ingedaald dat de Romeinen en hun legioenen niet meer weg zouden gaan. Wat was verkocht als een reeks veldtochten in het belang van bondgenoten was de facto in een bezetting ontaard. De bondgenoot was de veroveraar geworden. De opstand begon bij de stam van de Carnutes in Cenabum (Orléans), maar veel belangrijker was de verkiezing van een zekere Vercingetorix, zoon van Celtillus, tot koning van de Arverni. De Arverni hadden bijna zeventig jaar eerder een korte oorlog met de Romeinen uitgevochten, maar daarna lijken de verhoudingen tussen de beide volkeren goed te zijn geweest en de gebieden van de Arverni hadden geen last van Caesars veldtochten gehad. Dat de Arverni zich nu samen met naburige stammen bij de Gallische opstand aansloten, was zeer slecht nieuws voor de grote veroveraar. Caesar reageerde echter zoals we van Caesar gewend waren: pijlsnel en zeer doortastend. Hij veroverde Cenabum en vervolgens na een beroemd beleg ook Avaricum (Bourges).
Bij Gergovia leed Caesar echter een nederlaag tegen de Arverni. Het was geen grote nederlaag, maar de gevolgen waren dat wel. De nederlaag leidde namelijk tot het afvallen van de Aedui. Hun loyaliteit was de afgelopen jaren al flink afgekalfd, mede door de betrokkenheid van Caesar bij de dood van de anti-Romeinse leider Dumnorix. Nadat de Aedui zich bij de opstand hadden aangesloten, legden ze contact met Vercingetorix en stelden ze zelfs voor het opperbevel in de oorlog op zich te nemen. Teneinde dit vraagstuk te bespreken, kwam een groot aantal Gallische leiders samen in een vergadering die gehouden werd te Bibracte. Dit is de tweede keer dat Caesar de stad in zijn verslag van de Gallische oorlog noemt.[7] De vergadering te Bibracte bevestigde het opperbevel van Vercingetorix, die vervolgens door Caesar bij Alesia (Alise-Sainte-Reine) werd verslagen. Na de overgave van Vercingetorix capituleerden ook de meeste stammen die aan de opstand hadden deelgenomen. De Aedui en Arverni werden, als belangrijkste stammen, tamelijk mild behandeld, om de simpele reden dat Caesar ze nog nodig had. De Romeinse veldheer noemde Bibracte vervolgens nog eenmaal in zijn verslag, namelijk als de plek waar hij eind 52 BCE zijn winterkamp opsloeg.[8]
Oppidum van de Aedui
Bibracte werd aan het einde van de tweede eeuw BCE door de Aedui gesticht als oppidum (versterkte nederzetting). Oorspronkelijk besloeg de stad een oppervlakte van 200 hectare en werd zij omgeven door wallen met een lengte van 7 kilometer. Deze wallen zijn ouder dan de kortere set wallen met een lengte van 5,2 kilometer die later binnen de oorspronkelijke wallen werden gebouwd en een oppervlakte van 135 hectare omgaven. Het lijkt er dus op dat Bibracte in omvang slonk. De stad had tussen de 5.000 en 10.000 inwoners. Archeologische vondsten bewijzen dat Bibracte een stad was van ambachtslieden en handelaars. Er zijn veel gebouwen gevonden waar metaal werd bewerkt en gevonden munten tonen aan dat mensen van heinde en verre kwamen om in de stad handel te drijven. Tussen grofweg 20 BCE en 10 CE werd Bibracte echter verlaten. Inwoners vertrokken naar een nieuwe stad, het door de Romeinen gestichte Augustodunum (Autun). Door de Pax Romana was het wonen in versterkte nederzettingen niet langer nodig en door nieuwe nederzettingen te stichten moedigden de Romeinen verhuizingen van de Gallische bevolking sterk aan.
Nadat de inwoners van Bibracte waren vertrokken, bleven alleen de heilige plekken nog langere tijd in gebruik. Op enig moment was het oude Bibracte vergeten. Toen de Fransen weer interesse kregen in de geschiedenis van Gallië begonnen ze zich ook af te vragen waar deze stad had gelegen. Doorgaans werd aangenomen dat Autun simpelweg het geromaniseerde Bibracte was. De wijnhandelaar Jacques-Gabriel Bulliot (1817-1902) was het niet eens met deze aanname: hij wees als eerste de Mont-Beuvray aan als de plek van het oude Bibracte. Uiteindelijk kon Bulliot met financiële steun van keizer Napoleon III opgravingen op de berg beginnen. Deze werden tussen 1867 en 1895 uitgevoerd, waarna Bulliot het stokje overdroeg aan zijn neef Joseph Déchelette (1862-1914). Helaas sneuvelde Déchelette in de Eerste Wereldoorlog[9], waarna aan de opgraving van Bibracte voorlopig een einde kwam. Pas in 1984 werden de opgravingen hervat en ze gaan nog steeds door. ’s Zomers werken onder meer studenten van diverse universiteiten zich in het zweet om nieuwe ontdekkingen te doen.
Bibracte verkennen
Wij verkenden het archeologisch park onder leiding van de deskundige gids Josje, die haar uiterste best deed de rondleiding ook voor kinderen interessant te maken. Zij vertelde ons onder meer dat van de oude stad nog maar vijf procent is opgegraven. U moet dan ook zeker geen Gallisch Forum Romanum of grote kunstwerken verwachten, de sporen van het oude Bibracte bestaan vooral uit fundamenten. Wij legden aan onze gids ook de vraag voor wat de naam Bibracte eigenlijk betekent. Josje verwees naar het Griekse woord Βι-φρακτος, wat ‘tweemaal versterkt’ betekent. Deze verklaring sluit goed aan bij de twee sets wallen waardoor Bibracte omgeven werd. De vraag is natuurlijk wel waarom een Gallische stad een Griekse naam zou hebben, en er wordt ook wel een andere etymologie gegeven. In de alternatieve verklaring betekent Bibracte zoiets als ‘beverstad’ of ‘bruine stad’. Een definitieve verklaring van de naam is dus nog niet te geven.
Onze rondleiding begon op een hoogte van 814 meter, zeven meter onder de top van de Mont-Beuvray (foto hierboven). Hier heeft de bezoeker een weids uitzicht richting het zuiden, dus naar de plek waar de slag bij Bibracte werd uitgevochten. Op deze plek is tevens een monument voor Jacques-Gabriel Bulliot opgericht, met daarop de drie citaten uit Caesars De Bello Gallico waarin Bibracte wordt genoemd (foto hierboven). Even verderop staan een kruis en een kleine kapel voor Sint Maarten (foto hierboven), gebouwd in 1873 op de plek waar ooit een Gallo-Romeinse tempel stond. Vanaf de kapel liepen we naar een gereconstrueerde Gallische bron, tegenwoordig bekend als de Fontaine Saint-Pierre (foto hierboven). Aan het water zijn altijd bijzondere krachten toegeschreven. Dat was al zo in de Oudheid, en in de eeuwen daarna veranderde dat nauwelijks. Nog in de negentiende eeuw kwamen zoogsters naar deze plek om hun borsten in het water te dompelen. Dat zou de productie van moedermelk bevorderen. De bron die we tegenwoordig zien, is een replica van de bron zoals die er in de eerste eeuw BCE uit moet hebben gezien.
De gids nam ons vervolgens mee naar de resten van een enorm Romeins huis (domus) dat een oppervlakte van zo’n 3.600 vierkante meter moet hebben gehad (foto hierboven). Ironisch genoeg blijkt dat het huis werd gebouwd vlak voordat de genoemde verhuizing naar Augustodunum in gang werd gezet. Lang hebben de bewoners dus waarschijnlijk niet van hun stulpje kunnen genieten, al bevatte het huis genoeg luxe om hun leven aangenaam te maken. Zo lag er een mozaïekvloer, waarvan restanten in het museum van Bibracte te vinden zijn (foto hieronder), en had het huis het kenmerkende Romeinse systeem van vloerverwarming, hypocaustum genaamd. Bij de Romeinse villa staat tevens een reconstructie van het huis dat Bulliot voor zijn opgravingen liet bouwen (foto hierboven). Het staat tegenwoordig bekend als L’Hôtel des Gaules.
Een volgende bezienswaardigheid tijdens de rondleiding was de plek waar het Romeinse forum van Bibracte moet hebben gelegen. Hier zijn onder meer restanten van een basilica en van winkels gevonden (foto hieronder). Begin vijftiende eeuw streek een kleine groep Franciscanen op deze locatie neer en bouwde er een klooster. Drie eeuwen later vertrokken ze weer. Ze zullen ongetwijfeld van het fantastische uitzicht hebben genoten, maar het leven op de Mont-Beuvray zal tegelijkertijd hard en eenzaam zijn geweest. Langs de weg vinden we nog een gereconstrueerd stenen bassin. De precieze functie ervan is niet bekend, maar op Google Maps is het bassin bekend als Druid Pink Granite Basin. Het is zeker denkbaar dat het in Bibracte een rituele functie had.
Onze rondleiding eindigde bij de Porte du Rebout, waar een gedeelte van de wallen van Bibracte is nagebouwd. Hier zien we de beroemde Murus Gallicus, die ook door Caesar in zijn verslag wordt beschreven, een muur gemaakt van een combinatie van steen en houten balken. De precieze bouwtechniek wordt in het museum van Bibracte verder uitgelegd. In dit museum vinden we een keur aan Gallische voorwerpen, waarbij ik vooral de collectie munten zeer indrukwekkend vond. Sommige voorwerpen zijn replica’s, zoals het hoofd van de Kelt uit Mšecké Žehrovice in Tsjechië. De Kelt heeft gevlochten haar, mogelijk een geschoren achterhoofd en een geprononceerde snor. Het origineel dateert van de derde of tweede eeuw BCE en werd in 1943 gevonden. Natuurlijk besteedt het museum ook aandacht aan Keltisch wapentuig, bijvoorbeeld zwaarden of helmen, waarbij opvalt dat de verschillen met Romeins wapentuig niet erg groot waren (wat archeologen natuurlijk voor uitdagingen stelt).
Meer informatie is te vinden op de officiële website van Bibracte.
Noten
[1] De Bello Gallico, Boek I.23.
[2] De Bello Gallico, Boek I.29.
[3] De Bello Gallico, Boek 1.12.
[4] Kurt A. Raaflaub, The Landmark Julius Caesar, p. 20.
[5] Plutarchus, Leven van Caesar 18.
[6] De Bello Gallico, Boek 1.26.
[7] De Bello Gallico, Boek VII.63.
[8] De Bello Gallico, Boek VII.90.
[9] Hij was al 52 jaar, maar had zich vrijwillig voor het front gemeld.
Pingback:Augustodunum (Autun) – – Corvinus –