Een kleine geschiedenis van het Oude Egypte: het Nieuwe Rijk (deel 2)

De kolossen van Memnon, in werkelijkheid beelden van farao Amenhotep III (foto: Olaf Tausch, CC BY 3.0).

Farao Thoetmosis III had tijdens zijn lange regering (ca. 1479-1425 BCE) van Egypte een wereldmacht gemaakt. Egypte was rijk dankzij de controle over de goudmijnen van Nubië en kon van omstreeks de vijfde cataract van de Nijl in het zuiden tot aan de Eufraat in het noorden haar gezag afdwingen. De zoon van Thoetmosis III, Amenhotep II (ca. 1427-1401 BCE), en zijn kleinzoon Thoetmosis IV (ca. 1401-1391 BCE), profiteerden van de basis die hun vader respectievelijk grootvader had gelegd. Amenhotep II regeerde twee jaar samen met zijn vader en vervolgens nog 24 jaar alleen. Hij leidde succesvolle veldtochten in Kanaän en tegen Mitanni, maar breidde het Egyptische grondgebied waarschijnlijk niet meer uit. Omdat Mitanni onder toenemende druk van de Hittieten in het huidige Turkije stond, zocht de koning van dat land, Artatama I, toenadering tot Egypte. Het resultaat was dat Artatama en Thoetmosis IV tot een vergelijk kwamen, dat er mogelijk ook toe leidde dat de laatstgenoemde met de dochter van de eerstgenoemde trouwde. Thoetmosis IV had overigens al twee en misschien wel drie Egyptische vrouwen.

De internationale contacten van Amenhotep III

Thoetmosis IV werd opgevolgd door zijn zoon Amenhotep III (ca. 1391-1353 BCE). Zijn moeder Moetemwia was mogelijk de bovengenoemde dochter van koning Artatama I van Mitanni, maar direct bewijs hiervoor is er niet. Zeker aan het begin van zijn regering had de nieuwe farao het relatief gemakkelijk. In de door Egypte geannexeerde gebieden in Nubië en Kanaän heerste een betrekkelijke rust. Alleen in Nubië waren enkele militaire operaties nodig. De farao had daarmee alle tijd voor het bouwen van monumenten, waarvan de twee ‘kolossen van Memnon’ (ca. 1360 BCE) in de Thebaanse necropolis misschien wel de bekendste zijn (zie de afbeelding hierboven). De Romeinse keizer Septimius Severus bezocht ze rond het jaar 200 en hij was zeker niet de enige toerist in de Oudheid. Daarnaast besteedde de farao veel tijd aan diplomatie. De diplomatieke taal van die tijd was het Akkadisch, afkomstig uit Mesopotamië. In Tell el-Amarna in Egypte (zie hieronder) is in 1887 een compleet archief teruggevonden met bijna vierhonderd kleitabletten aan correspondentie. De kleitabletten bevatten een schat aan informatie.

Runderhuidgod, beschermer van het koper van Cyprus (Allard Pierson Museum, Amsterdam).

Amenhotep III onderhield in elk geval contacten met Cyprus (Alasjiya), de Hittieten, Mitanni, Babylon, Assyrië en Arzawa, een rijkje in het zuidwesten van het huidige Turkije dat doorgaans vijandig stond tegenover de Hittieten. Contacten met Cyprus waren belangrijk vanwege de rijke kopervoorraden die het eiland had en waaraan het mogelijk zijn naam ontleent. De diplomatieke contacten van Amenhotep III leidden tot verschillende huwelijken. Zijn eerste en belangrijkste vrouw bleef echter Teje, de dochter van de hoge Egyptische hoffunctionaris Joeja, die afkomstig was uit Akhmim in Opper-Egypte. Het Egyptisch Museum in Berlijn bezit een prachtig houten hoofd van Teje met een nog fraaiere hoofdtooi (ca. 1350 BCE). Teje had als primaire koningin grote invloed op haar echtgenoot, maar moest als gezegd wel verschillende andere vrouwen onder zich dulden. Amenhotep III was namelijk ook getrouwd met twee prinsessen uit Mitanni, Kelu-Hupa en Tadu-Hepa. Zij waren respectievelijk de zuster en de dochter van koning Tusjratta. Deze koning was daarmee zowel de zwager als de schoonvader van de farao. Daarnaast trouwde Amenhotep III met dochters van twee Babylonische koningen (Kurigalzu I en diens zoon en opvolger Kadashman-enlil I), met een dochter van de heerser over Arzawa en met een vrouw uit het huidige Syrië. Uiteraard werden zulke huwelijken niet uit liefde gesloten. Er lagen telkens diplomatieke overeenkomsten aan ten grondslag.

De diplomatieke contacten van Amenhotep III strekten zich verder uit tot het Griekse vasteland, dat in het Egyptisch Tanaja werd genoemd. Mycene was hier uitgegroeid tot de machtigste stadstaat. De Myceners beheersten sinds enkele decennia ook het eiland Kreta, dat door de Egyptenaren Keftiu werd genoemd en waarmee ze al langere tijd betrekkingen hadden. De aanwezigheid van Myceners op Kreta kan voor Amenhotep III of zijn voorgangers reden zijn geweest ook diplomatieke missies naar het vasteland van Griekenland te sturen. Er is zeer veel archeologisch bewijs voor diplomatieke betrekkingen tussen Mycene en Egypte. Zo is in Mycene onder meer een vaas van Amenhotep III opgegraven. De Myceners hadden voorts zeker contacten met de Hittieten. De Hittitische koning Tudhaliya I/II[1] had omstreeks 1430 BCE de zogenaamde Assuwa-opstand neergeslagen. Dit was een rebellie van een coalitie van 22 staten in het noordwesten van het huidige Turkije. Tot deze staten behoorden Wilusiya (vermoedelijk Troje) en Taruisa (het gebied daaromheen, Troas). In de buurt van de Hittitische hoofdstad Hattusa is in 1991 een Myceens zwaard teruggevonden, dat mogelijk door de koning werd gewijd nadat hij de opstand had bezworen.

Amenhotep III als god (Rijksmuseum van Oudheden, Leiden).

De huwelijken van de farao met zowel Kelu-Hupa als Tadu-Hepa geven aan dat Egypte zeer nauwe banden onderhield met Mitanni. De eveneens nauwe banden met Babylonië blijken uit de twee huwelijken met Babylonische prinsessen uit de dynastie van de Kassieten. Zowel Mitanni als Babylon stonden echter onder zware druk van Assyrië, een nieuwe opkomende macht in het Midden-Oosten. In de periode 1431-1426 BCE had koning Shaushtatar van Mitanni nog de stad Assur, hoofdstad van Assyrië, veroverd, maar 60-70 jaar laten waren de rollen omgedraaid. De Assyriërs wierpen het juk van Mitanni af en gingen in de aanval. Omstreeks 1360 BCE slaagde de Assyrische koning Assur-uballit I (ca. 1365-1330 BCE) erin zijn tegenstander koning Sjuttarna van Mitanni te verslaan. Assur-uballit I breidde vervolgens de macht van Assyrië sterk uit, onder meer door de Babylonische koning Burna-Buriasj II te dwingen met zijn dochter te trouwen. Omstreeks 1333 BCE nam Assur-uballit I Babylon in, waarbij de moord op zijn kleinzoon als casus belli diende. De Assyriër zette een marionettenkoning op de troon. Hoewel deze Kurigalzu II hem niet lang trouw bleef, was de macht van Assyrië gevestigd en dienden Egyptische farao’s hun Assyrische tegenhangers volstrekt serieus te nemen. Die taak berustte allereerst bij de nieuwe farao Amenhotep IV (ca. 1353-1336 BCE). Amenhotep hield zich echter met heel andere dingen bezig.

De religieuze revolutie van Amenhotep IV

De nieuwe farao was getrouwd met een van de beroemdste vrouwen uit het Oude Egypte, koningin Nefertiti. Haar buste van beschilderde kalksteen – die zich tot groot verdriet van Egypte in Berlijn bevindt – behoort tot de bekendste kunstvoorwerpen ter wereld. Er zijn vele kopieën van gemaakt en een daarvan staat in het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden. Het origineel wordt toegeschreven aan de beeldhouwer (niet de farao) Thoetmosis. Net als zijn vader had Amenhotep IV ook andere vrouwen. Sterker nog, hij nam een van de vrouwen van zijn vader na diens dood over. Het betrof de Mitanni-prinses Tadu-Hepa, van wie niet bekend is of ze blij was met de nieuwe (of zelfs maar de oude) verbintenis. Daarnaast was Amenhotep IV in elk geval ook getrouwd met een dochter van de Babylonische koning Burna-Buriasj II, hierboven reeds genoemd.

Nefertiti, gipsen kopie uit 1932 (Rijksmuseum van Oudheden, Leiden).

Amenhotep IV is vooral bekend én berucht vanwege zijn ingrijpende religieuze hervormingen. Die kwamen erop neer dat de cultus van Amun-Re en die van de andere Egyptische goden werden afgeschaft. De nieuwe staatsgodsdienst was die van de zonneschijf Aten, voor wie bij Karnak een nieuw tempelcomplex werd gebouwd. Dit complex verrees naast het complex van Amun-Re, dat verlaten werd en waarvan de schatten werden geconfisqueerd. Nefertiti en haar dochter Meritaten – ‘geliefd bij Aten’ – kregen in het nieuwe complex belangrijke religieuze functies. Alleen de farao mocht Aten vereren, voor gewone burgers was dat verboden. Zij mochten natuurlijk wel de farao aanbidden, die daarmee in feite de tweede toegestane god binnen het Rijk was. De macht van de priesterklasse, die voor de troonsbestijging van Amenhotep IV bijzonder groot was, werd hiermee tenietgedaan. Dat zal zeker een van de motieven achter de hervormingen zijn geweest.

In het vijfde jaar van zijn regering besloot Amenhotep IV tot de bouw van een nieuwe hoofdstad, die de naam Akhetaten (‘horizon van Aten’) kreeg en tegenwoordig als Tell el-Amarna bekendstaat. Vandaar dat wel van de Amarna-periode van de Achttiende Dynastie en met betrekking tot de religieuze hervormingen van de Armarna-revolutie wordt gesproken. Als kroon op deze hervormingen veranderde de farao zijn naam in Echnaton of Akhenaten, wat zoiets als ‘dienstbaar aan Aten’ betekent. Tot ca. 1340 BCE kon Echnaton zich vrijwel uitsluitend met zijn nieuwe cultus bezighouden, maar daarna vergden de diplomatieke betrekkingen zijn aandacht. De prins van Kadesh was opstandig en de macht van de Hittieten in de regio nam gestaag toe. Kanaän behoorde nu al ruim een eeuw tot de Egyptische invloedssfeer en dus kon de farao zich niet afzijdig houden.

Egypte en het Midden-Oosten ten tijde van de Achttiende Dynastie. De grote machten zijn met een letter weergegeven. E = Egypte; H = Hatti (i.e. de Hittieten); M = Mitanni; A = Assyrië; B = Babylonië. Bron: Ancient World Mapping Center. “À-la-carte”; CC BY 4.0.

De Hittieten werden op dat moment geregeerd door koning Suppiluliuma I, een uiterst krachtig heerser en militair aanvoerder die omstreeks 1350 BCE aan de macht was gekomen. Eigenlijk had hij niet eens op de troon moeten zitten, want die was bestemd geweest voor zijn broer Tudhaliya de Jongere. Tudhaliya was echter vermoord en Suppiluliuma was hoogstwaarschijnlijk bij deze moord betrokken. Onder de nieuwe koning breidde de macht van de Hittieten zich uit naar het westen en het oosten. In het oosten werden enkele oorlogen met Mitanni uitgevochten, die uiteindelijk resulteerden in de verwoesting van de hoofdstad van Mitanni, het nog niet teruggevonden Wasjukanni. Mitanni werd vervolgens gereduceerd tot een vazalstaat. Het conflict met Egypte om de gebieden in Kanaän liep min of meer met een sisser af, omdat Suppiluliuma zich waarschijnlijk beperkte tot het opstoken van de lokale heersers. Tot een directe militaire confrontatie met Egypte lijkt het niet te zijn gekomen. Dat zou onder een van de opvolgers van Echnaton veranderen.

Chaos in Egypte

Toen Echnaton omstreeks 1336 BCE stierf, werden zijn hervormingen binnen enkele jaren teruggedraaid. De Armarna-revolutie had daarmee nog geen twee decennia geduurd. Amun-Re werd in ere hersteld als oppergod van Egypte en voor de culten van de andere goden gold hetzelfde. Akhetaten werd als hoofdstad verlaten en er werd een damnatio memoriae over Echnaton uitgesproken, inhoudende dat er een poging werd gedaan zijn nagedachtenis geheel uit te wissen. Toch was er zeker geen sprake van een ‘return to normalcy’. Integendeel, Egypte verkeerde in een bestuurlijke chaos. De twee opvolgers van Echnaton regeerden samen hooguit drie jaar en het is niet zeker of het mannen of vrouwen waren. Mogelijk regeerden Nefertiti en Meritaten als vrouwelijke farao’s, maar zeker is dit niet. Uiteindelijk zorgde de oude generaal Eje uit Akhmim voor een oplossing. Anchesenamon, een andere dochter van Echnaton en Nefertiti, trouwde op zijn instigatie met Toetanchamon, een zoon van Echnaton en – vermoedelijk – een van diens zusters. Toetanchamon was pas acht jaar oud en had een klompvoet, mogelijk het gevolg van de incestueuze relaties binnen de familie.

Dodenmasker van Toetankhamon in het Egyptisch Museum in Caïro (foto: Roland Unger, CC BY-SA 3.0).

Toetanchamon is misschien wel de bekendste farao uit de Egyptische geschiedenis, maar hij zou slechts ongeveer tien jaar regeren (ca. 1332-1323 BC). Kort na zijn achttiende verjaardag liep hij door onbekende oorzaken – misschien een val uit zijn strijdwagen – een gebroken been op. De beenbreuk leidde tot een infectie, die de jonge farao waarschijnlijk fataal werd. Toetanchamon was toch al zwak, want hij leed tevens aan malaria. Samen met Anchesenamon had hij twee dochters gekregen, die echter kort na hun geboorte waren overleden. Het enige wat hij de wereld naliet, was zijn graftombe in de Vallei der Koningen, die in 1922 werd ontdekt door Howard Carter. In de tombe werden bijna 5.400 grafgoederen gevonden, waaronder het befaamde gouden dodenmasker. Omdat Toetanchamon echter geen opvolger had, ontstond er weer een strijd om de troon. Mogelijk speelde zijn weduwe hierin een rol. Het was vermoedelijk deze Anchesenamon – al wordt ook Nefertiti wel genoemd[2] – die een brief stuurde naar Suppiluliuma I met het verzoek haar een echtgenoot te sturen. Die kon dan de nieuwe farao van Egypte worden.

Suppiluliuma wist zich aanvankelijk niet goed raad met dit verzoek. Toen hij er eindelijk van overtuigd was dat het verzoek geen slechte grap was, stemde hij ermee in dat de weduwe met zijn vierde zoon Zannanza kon trouwen. Zannanza vertrok naar Egypte, maar werd onderweg in een hinderlaag gelokt en vermoord. De daders bleven onbekend, maar de rouwende vader wees met de beschuldigende vinger naar Egypte. Mogelijk had hij wel een punt, temeer omdat de reeds genoemde generaal Eje, die al behoorlijk op leeftijd moet zijn geweest, nu met Anchesenamon trouwde en de nieuwe farao van Egypte werd. Omstreeks 1322 BCE nam Suppiluliuma wraak door de door Egypte beheerste gebieden in Kanaän binnen te vallen.

Maya, bewaarder van het schathuis van Toetanchamon (Rijksmuseum van Oudheden, Leiden).

Ditmaal kwam het wel tot een directe confrontatie met Egyptische troepen en hun bondgenoten. De Hittitische koning boekte een zege en maakte vele krijgsgevangenen, die naar Hittitisch gebied werden afgevoerd. Mogelijk hadden deze manschappen een ziekte onder de leden, die zich vervolgens in rap tempo binnen het Hittitische koninkrijk verspreidde en vele slachtoffers maakte. Een van hen was koning Suppiluliuma zelf. Eje was hiermee zijn belangrijkste rivaal kwijt, maar zat zelf nooit stevig in het zadel. De Achttiende Dynastie van Egypte naderde met rasse schreden haar einde.

Bronnen

  • Dieter Kessler, ‘The Political History of the Eighteenth to Twentieth Dynasties’, in: Egypt. The World of the Pharaohs, p. 146-150;
  • Eric H. Cline, 1177 v. Chr. Het Einde van de Beschaving, p. 54-61 en 68-102.

Noten

[1] Het is niet bekend of hij de eerste of tweede koning met deze naam was.

[2] In de bewaard gebleven Daden van Suppiluliuma wordt geen naam genoemd. Het werk, geschreven door de zoon van de koning, gebruikt alleen de term Dahamunzu, ‘vrouw van de koning’ in het Hittitisch.

2 Comments:

  1. Pingback:Een kleine geschiedenis van het Oude Egypte: het Nieuwe Rijk (deel 3) – – Corvinus –

  2. Pingback:Een kleine geschiedenis van het Oude Egypte: de Late Periode – – Corvinus –

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.