Wat een teleurstelling! Ik hoopte via de Via Demetriade op de oude Via Latina te kunnen komen, maar het archeologisch terrein met de restanten van de weg bleek afgesloten te zijn met een hek. En dat hek zat op slot. Ik maakte daarom maar wat foto’s door het gaas heen en liep vervolgens via de Via Appia Nuova om het terrein heen. Toen bleek natuurlijk dat de ingang van het park van de graftomben van de Via Latina zich aan de andere kant bevond… Het park was gewoon open en gratis te bezoeken, maar op een moeder met kind na was er geen enkele bezoeker. Heel plezierig is dat er zich in het bezoekersgebouwtje een toilet bevindt, zodat de fanatieke wandelaar even de blaas kan ledigen.
Graftomben langs de Via Latina
In het gebied dat ik nu bezocht werden in 1857-1858 opgravingen gedaan met toestemming van de toenmalige Paus Pius IX. De opgravingen stonden onder leiding van een zekere Lorenzo Fortunati, die overigens meer schattenjager dan archeoloog was. Hij ontdekte de restanten van een Romeinse villa die had toebehoord aan leden van de gens Anicia. Dit was interessant voor de Kerk, want er was een verband tussen deze adellijke familie en Sint Benedictus van Nursia (zie Rome: San Benedetto in Piscinula). Bovendien waren leden van de familie al in de vierde eeuw, na de zege van keizer Constantijn de Grote (306-337) tot het christendom overgegaan. Nog interessanter was de ontdekking van de restanten van de basiliek van Santo Stefano Protomartire, een populaire bestemming voor pelgrims tot in de dertiende eeuw. De basiliek zou in de vijfde eeuw zijn gesticht door Demetrias, de dochter van de consul van 395, Anicius Hermogenianus Olybrius. Demetrias onderhield contacten met de kerkvaders Hiëronymus en Augustinus, en tevens met een rivaal van Augustinus, de Britse theoloog Pelagius. De Via Demetriade is naar haar vernoemd.
Het gebied langs de oude Via Latina werd in 1879 door de Italiaanse staat aangekocht. Rome was net enkele jaren de hoofdstad van het verenigde Italië en de stad breidde zich in rap tempo uit. Doordat de autoriteiten het terrein omvormden tot een openbaar park bleef een groen stukje midden in de stad bewaard. Hiervoor mogen we vooral minister Guido Baccelli (1830-1916) uitermate dankbaar zijn. Naar hem is een kleine graftombe in het park vernoemd, het verder weinig indrukwekkende Sepolcro Baccelli.
Twee graftomben in het park zijn in het bijzonder de moeite waard. Dicht bij de ingang staat het Sepolcro Barberini. De graftombe is vernoemd naar de familie Barberini, die in het verleden de eigenaar van het terrein was. De bekendste telg van de familie was waarschijnlijk Maffeo Barberini. Hij werd in de zeventiende eeuw tot Paus Urbanus VIII (1623-1644) gekozen. De graftombe dateert van de tweede eeuw en was mogelijk bestemd voor een zekere Quintus Cornelius. Volgens een zestiende-eeuwse tekening stond deze naam op de gevel, maar thans is de naam niet meer leesbaar. De graftombe heeft twee verdiepingen en een ondergrondse ruimte of hypogeum. Uit onderzoek blijkt dat enkele tientallen mensen in deze ruimte zijn begraven. Ook stond hier een sarcofaag met daarop een voorstelling van de Griekse held Protesilaus en zijn echtgenote Laodamia. Protesilaus was de eerste Griekse krijger die sneuvelde in de Trojaanse oorlog. Laodamia kon het verlies niet verwerken en liet een bronzen beeld van haar man maken, dat ze elke dag aanbad. Toen haar vader het beeld liet omsmelten, sprong de bedroefde weduwe ook in het vuur en maakte zo een einde aan haar leven. De sarcofaag, die al in de zeventiende eeuw uit het hypogeum werd verwijderd, bevindt zich thans in de Vaticaanse Musea.
De tweede interessante graftombe staat aan het einde van het park. Dit Sepolcro dei Valeri of Tombe van de Valerii zou aan leden van de gens Valeria hebben toebehoord, al is daar volgens een informatiebordje bij de tombe geen bewijs voor. Anders dan bij het Sepolcro Barberini stond er van het Sepolcro dei Valeri weinig meer overeind toen de graftombe werd ontdekt. Alleen het hypogeum was bewaard gebleven. De twee bovengrondse verdiepingen zijn dus een reconstructie uit de negentiende eeuw (1859-1861). Ook deze graftombe dateert uit de tweede eeuw. Stempels op de gebruikte bakstenen wijzen erop dat het monument in of kort na het jaar 159 werd gebouwd. Ook in het hypogeum van deze graftombe stond een sarcofaag, waarvan Lorenzo Fortunati tijdens zijn opgravingen delen terugvond. Ook deze zouden zich in de Vaticaanse Musea moeten bevinden.
Het Sepolcro dei Valeri heeft binnenin fraai wit stucwerk en het kleinere Sepolcro dei Pancrazi – tombe van de Pancratii – ertegenover heeft mooie fresco’s. Helaas zag ik geen mogelijkheden om de graftomben van binnen te bekijken. Misschien moet hiervoor een rondleiding met gids worden geboekt. Ik bezocht het archeologisch park midden in de coronatijd, dus waarschijnlijk werden er op dat moment geen rondleiding aangeboden. Het deed er niet veel toe. Hoewel ik de graftomben interessant vond, was het mooiste aan het park dat er nog een klein stukje van (de derde mijl van) de originele Via Latina te zien was. Met de ontdekking van de originele basaltstenen van de bestrating was mijn wandeling langs de Via Latina zonder meer geslaagd.
Slotstuk
Vanaf de graftomben kan een wandelaar de nieuwe Via Latina volgen, maar leuker is een wandeling door de groene zone die het Parco della Caffarella heet. Ik was daar al eerder geweest en besloot nog even langs de graftombe van Annia Regilla (hooguit een cenotaaf) en de Casale della Vaccareccia (een grote boerderij) te lopen. Via het park en een aantal straten kwam ik weer op de moderne Via Latina terecht, waar nog wel wat sporen van grafmonumenten te vinden zijn, al zijn die doorgaans grotendeels aan het zicht onttrokken. Pas nadat ik het spoor was overgestoken zag ik op de kruising van de Via Latina met de Via Vescia weer iets substantieels, te weten een grafmonument dat de Torre dell’Angelo wordt genoemd. Het gaat om een voormalig columbarium uit de eerste of tweede eeuw waarin de urnen van verschillende doden werden bijgezet. Het gebouw is in de middeleeuwen omgevormd tot een uitkijktoren. Aan het hek voor de toren was een plakkaat bevestigd met de tekst VENDESI, ‘te koop’.
Vijfhonderd meter verderop bereikt de Via Latina een van de stadspoorten in de Aureliaanse muren uit de derde eeuw, de Porta Latina. Na door de poort te zijn gelopen kwam ik op een stukje van de Via Latina dat ik tijdens een eerdere wandeling al eens had aangedaan. Ik passeerde de kapel van San Giovanni in Oleo en de kerk van San Giovanni a Porta Latina uit ca. 500. Uiteindelijk kwam ik bij het punt waarop de Via Latina en de Via Appia samenkomen. Hier verklaarde ik mijn wandeling langs de Via Latina officieel voor beëindigd.
Pingback:My walk along the Via Latina (part 2) – – Corvinus –