Septimius Severus: De Jaren 203-208

Nadat hij van zijn Afrikaanse expeditie was teruggekeerd in Rome, was Severus waarschijnlijk getuige van de voltooiing van zijn triomfboog op het Forum Romanum. Zo omstreeks deze tijd zal hij ook opdracht hebben gegeven voor de bouw van het Domus Severiana op de Palatijn, waarvan de restanten nog altijd zichtbaar zijn. Het Domus Severiana  was een uitbreiding van het Domus Augustana van Domiatianus en omvatte onder meer een complex van baden. Een monument van deze keizer dat niet bewaard is gebleven, is het zogenaamde Septizonium (of Septizodium). Dit tamelijk obscure bouwwerk wordt genoemd in de Historia Augusta. Het bevond zich waarschijnlijk ten zuidoosten van het Domus Severiana, op de plek waar de weg die in het verlengde van de Via Appia ligt noordwaarts naar de Palatijn afbuigt. Er was waarschijnlijk sprake van een façade of portiek van drie verdiepingen die uitsluitend ter versiering diende. “Toen hij het Septizonium liet bouwen, dacht hij aan niets anders dan de blik waarmee mensen uit Africa zijn werk zouden aanschouwen”, aldus de Historia Augusta.[1] De overblijfselen van het bouwwerk werden in de zestiende eeuw afgebroken.

Ruïnes van de keizerlijke paleizen op de Palatijn, Rome. Rechts op de foto de overblijfselen van het Domus Severiana.

In mei en juni van het jaar 204 werden de Ludi Saeculares gevierd. Een saeculum was doorgaans een periode van 110 jaar. Nu waren de laatste Ludi Saeculares gehouden in het jaar 88, tijdens de regering van Domitianus. Het is echter aannemelijk dat de priesters van Severus rekenden vanaf de spelen die keizer Augustus in 17 BCE had georganiseerd, en dus van een periode van 220 jaar uitgingen. De groots opgezette Ludi Saeculares bestonden uit offers en gebeden, maar ook uit theatervoorstellingen, spelen en banketten. De keizer, zijn vrouw Julia Domna en zijn beide zonen speelden een voorname rol tijdens de plechtigheden.

Een plan voor een keizermoord

Septimius Severus en zijn vrouw Julia Domna, Arcus Argentariorum, Rome.

Ik heb eerder besproken hoe Caracalla een grote hekel had aan zijn vrouw Plautilla en haar vader, de praetoriaanse prefect en consul van 203, Fulvius Plautianus. Plautianus kwam uit Leptis Magna en was dus een landgenoot en naaste vriend van de keizer. Het lijkt er echter op dat hij niet goed op kon schieten met de keizerin, Julia Domna. Sterker nog, hij haatte haar, en deze gevoelens waren waarschijnlijk wederzijds.

In januari van het jaar 205 liet de keizer zijn prefect terechtstellen. Zowel Herodianus als Cassius Dio vertellen ons hoe dit kon gebeuren, maar hun verhalen zijn niet identiek. De eerstgenoemde schrijft dat Plautianus, die nu fabelachtig rijk en machtiger dan ooit was, aspiraties had om zelf keizer te worden. Hij gaf een krijgstribuun, een Syriër genaamd Saturninus, de opdracht om Severus en zijn zoon ter vermoorden. Saturninus deed net alsof hij gehoorzaamde, maar vertelde alles door aan Severus. Aanvankelijk weigerde Severus de beschuldigingen tegen zijn oude vriend te geloven en nam hij aan dat het Caracalla was die probeerde Plautianus in een kwaad daglicht te stellen. Uiteraard ontkende Caracalla dit met klem, en uiteindelijk mocht Saturninus een boodschapper naar Plautianus sturen met het bericht dat hij zijn opdracht had uitgevoerd. Zo kon worden bekeken hoe Plautianus zou reageren. Die ging ervan uit dat zowel Severus als Caracalla dood waren en begaf zich naar het paleis met een kleine groep officieren. Daar ontdekte hij tot zijn verbijstering dat beide mannen nog in leven waren, waarop hij werd gearresteerd. Toen onder de kleding van Plautianus een borstpantser werd ontdekt, gaf Caracalla de soldaten het bevel de man te doden.

Het verhaal van Dio is iets anders. In zijn versie was Plautianus al uit de gratie geraakt bij Severus. Het lijkt erop dat de broer van Severus hier verantwoordelijk voor was:

“Zijn broer Geta maakte op zijn sterfbed allerhande feiten bekend over Plautianus, want Geta haatte de prefect en was nu niet langer bang voor hem. De keizer liet daarop een bronzen beeld van zijn broer op het Forum plaatsen, maar had niet meer hetzelfde respect voor de man die zijn dienaar was geweest. Hij nam hem het grootste gedeelte van zijn macht af.”[2]

Plautianus gaf de schuld aan Caracalla, en Caracalla wilde op zijn beurt van Plautianus af. In de versie van Dio is het Caracalla die Saturninus inhuurt (bij hem een centurion in plaats van een krijgstribuun) om de keizer wijs te maken dat er een complot tegen zijn leven is gesmeed. Hoewel het verhaal één grote leugen is, gelooft Severus dat het waar is. Hij roept Plautianus naar het paleis, en terwijl hij hem de les leest, stormt Caracalla binnen en wil hij de prefect vermoorden. Severus houdt zijn zoon nog tegen, maar Caracalla geeft een van zijn begeleiders de opdracht de onfortuinlijke Plautianus te doden.

Buste van Julia Domna, Caracalla’s moeder (Museo Palatino, Rome).

Het is heel goed mogelijk dat het in feite Caracalla was die al lange tijd van Plautianus af wilde, maar we zullen het nooit zeker weten. Julia Domna was zeer verheugd over de dood van de prefect, maar uiteraard was Plautilla juist diepbedroefd over de dood van haar vader. Zowel Herodianus als Dio beweren dat het lichaam van Plautianus op straat werd gedumpt, al stelt Dio tevens dat het later in opdracht van Severus werd geborgen en de man een waardige uitvaart kreeg. Severus liet Plautilla en haar broer Plautius naar Sicilië verbannen en vervolgens naar Lipari. Daar werden ze op een later moment op bevel van Caracalla vermoord. Ook Saturninus zou gedood worden. De keizer stelde Quintus Maecius Laetus en de beroemde jurist Aemilius Papinianus als nieuwe praetoriaanse prefecten aan. Het was de laatstgenoemde die het proces leidde tegen Bulla Felix (‘Geluksamulet’), een beruchte Romeinse roverhoofdman die pas in 206 of 207 aangehouden kon worden. Bulla had aan het hoofd gestaan van een bende van zo’n 600 rovers en had zich als een soort Robin Hood avant la lettre gedragen. Twee jaar lang had hij uit handen van justitie weten te blijven, maar uiteindelijk werd hij gearresteerd en voor de wilde beesten gegooid (damnatio ad bestias). Na de executie viel zijn stuurloos geworden bende al snel uit elkaar.

Bronnen

Primaire bronnen

Secundaire bronnen

  • Adrian Goldsworthy, The Fall of the West, p. 67;
  • Timothy Venning, A Chronology of the Roman Empire, p. 573-576.

Noten

[1] Severus 24 (vertaling: John Nagelkerken).

[2] Epitome van Boek 77.2.

Bijgewerkt 30 december 2022.

2 Comments:

  1. Pingback:Caracalla: Het Jaar 212 – – Corvinus –

  2. Pingback:Constantijn de Grote: De Jaren 313-315 – – Corvinus –

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.