De vroege geschiedenis van Spello is slecht gedocumenteerd. Het stadje was oorspronkelijk een nederzetting van de Umbriërs en het omliggende gebied wordt al sinds tenminste de zevende eeuw BCE bewoond. Tijdens de Romeinse tijd stond Spello bekend als Hispellum. Veel meer dan een dorpje kan het niet geweest zijn, en dat dorpje was waarschijnlijk in hoge mate afhankelijk van het nabijgelegen Mevania (tegenwoordig Bevagna), dat toentertijd een veel belangrijkere plaats was. In 241 BCE werd de Latijnse kolonie Spoletium gesticht en in 220 BCE werd de Via Flaminia aangelegd. Vermoedelijk leidden deze ontwikkelingen voor Hispellum tot een zekere mate van urbanisatie, maar er is geen bewijs dat daardoor ook de status van het stadje veranderde. Tijdens en na de Bondgenotenoorlog (91-88 BCE) kregen veel steden in Italië de status van municipia en werd aan hun burgers het Romeinse burgerrecht toegekend, maar er zijn geen aanwijzingen dat Hispellum tot die steden behoorde. Het stadje moest nog zo’n vijftig jaar wachten op een grote omwenteling. Omstreeks 41 BCE, in de tijd dat de Romeinse Republiek op instorten stond, viel aan Hispellum een grote eer te beurt: het stadje werd een Romeinse kolonie, waar veteranen uit het Romeinse leger werden gevestigd. Hispellum werd vernoemd naar de gens Julia en ging voortaan door het leven als Colonia Julia Hispellum.
In 43 BCE had Gaius Julius Caesar Octavianus – de adoptiezoon van Julius Caesar en de toekomstige keizer Augustus – samen met Marcus Antonius en Marcus Aemilius Lepidus het Tweede Triumviraat gevormd. Volgens de Romeinse geschiedschrijver Appianus “beloofden ze de soldaten naast andere geschenken ook dat ze achttien steden van Italiërs als kolonie zouden krijgen, die door hun rijkdom, landerijen en bebouwing zich schitterend onderscheidden van de andere steden”.[1] Tot deze steden behoorden roemrijke plaatsen zoals Capua, Beneventum en Ariminum, maar het lijkt nogal onaannemelijk dat ook een onbeduidende nederzetting als Hispellum een van de achttien oorspronkelijk kolonies was. Niettemin staat buiten kijf dat het land hier gekoloniseerd werd en dat dit leidde tot een proces van toenemende verstedelijking. De burgers van Colonia Julia Hispellum werden opgenomen in de tribus Lemonia en de kolonie zelf werd bestuurd door twee magistraten, de duoviri.
De triumviri moesten een groot aantal veteranen van land voorzien. In 42 BCE versloegen ze de moordenaars van Caesar bij Philippi, en vervolgens behaalde Caesar Octavianus een overwinning op Antonius’ broer Lucius Antonius tijdens de zogenaamde Oorlog van Perusia (41-40 BCE). In 31 BCE versloeg hij ten slotte Antonius zelf in de Slag bij Actium. Het is aannemelijk dat Hispellum in verschillende ‘golven’ werden gekoloniseerd, dus wellicht werd na iedere overwinning een nieuwe lichting veteranen naar de steeds maar uitdijende kolonie gestuurd. Toen het oude Hispellum verderging als Colonia Julia Hispellum werd het stadje – waarschijnlijk voor het eerst in zijn geschiedenis – van muren voorzien. Van de poorten in die muren zijn er flink wat bewaard gebleven, al werden deze in latere eeuwen wel verbouwd. We gingen de stad binnen via de Porta Consolare in het zuiden van het historische stadscentrum (zie de eerste afbeelding hierboven). Deze poort werd vermoedelijk omstreeks 41 BCE gebouwd. Het onderste gedeelte ervan is nog origineel, maar dat geldt niet voor de middeleeuwse toren aan de rechterkant en het huis aan de linkerkant. Waarschijnlijk vervingen de toren en het huis twee Romeinse torens aan weerszijden van de poort. De beelden boven de centrale doorgang zijn ook origineel, maar ze zijn hier pas tamelijk recent geplaatst. Ooit waren ze namelijk onderdeel van een sarcofaag die werd ontdekt in de buurt van het Romeinse amfitheater van het stadje.
En nog indrukwekkendere poort is de Porta Venere in het westen (zie de tweede afbeelding hierboven). Deze poort is jonger dan de Porta Consolare en werd waarschijnlijk omstreeks 27 BCE gebouwd. De twee twaalfhoekige torens die de poort flankeren, worden de Torri di Properzio genoemd, ‘de Torens van Propertius’. De naam verwijst naar de bewering dat de Romeinse dichter Propertius in Spello geboren is (zie Assisi: Santa Maria sopra Minerva). De originele Romeinse poort had zeker twee torens, maar de Torri di Properzio dateren van de twaalfde eeuw.
De Porta dell’Arce, in de buurt van het hoogste punt van het stadje, is niet echt een poort. Er is eerder sprake van een boog – feitelijk een dubbele boog – die waarschijnlijk werd vernoemd naar de oude citadel van het stadje (de arx). En dan is er nog de Arco di Augusto, de Boog van Augustus. Ik kon die maar met moeite vinden, en dat komt omdat er vrijwel niets van over is. Het meest zichtbare gedeelte van de boog is een inscriptie waarvan alleen de letters R DIVI F bewaard zijn gebleven. De volledige tekst van de inscriptie, die waarschijnlijk niet eens onderdeel was van de originele boog, moet IMP CAESAR DIVI FILIVS zijn geweest, oftewel ‘Imperator Caesar, zoon van de Vergoddelijkte (Julius)’.
Hoewel Colonia Julia Hispellum prachtig geweest moet zijn, is er van het Romeinse stadje, los van de genoemde muren en poorten, maar heel weinig bewaard gebleven. De kolonie had een amfitheater en een uitzonderlijk groot theater dat plaats bood aan zo’n 10.000 mensen. Dit betekent dat het theater groter was dan dat van Iguvium (het huidige Gubbio), dat zitplaatsen had voor ongeveer 6.000 bezoekers en als relatief groot werd beschouwd. Helaas kan men alleen van achter een hek (of via Google Maps) een blik werpen op de schamele restanten van het amfitheater, terwijl de overblijfselen van het theater al lang geleden werden afgebroken. Tegenover het amfitheater stond een badencomplex, waarvan de overblijfselen onder de kerk van San Claudio werden teruggevonden. Tegenover het theater stond een belangrijk religieus complex met twee tempels. De linker tempel wordt doorgaans aangeduid als de tempel van Villa Fidelia. Historici gaan er namelijk vanuit dat de tempel op de plek van de huidige villa stond. De rechter tempel was gewijd aan Venus, en de eerdergenoemde Porta Venere is naar haar vernoemd.
Een van de meest fascinerende archeologische vondsten uit Spello is een Rescript van de Romeinse keizer Constantijn (306-337) en zijn drie zoons of – volgens sommigen – van zijn zoon Constans (337-350) in naam van zijn overleden vader.[2] Een rescript of rescriptum principis is het antwoord van een keizer op specifieke verzoeken van burgers of gemeenschappen. Het Rescript van Spello werd waarschijnlijk tussen 335 en 337 uitgevaardigd. In 1733 werd het op de plek van het hiervoor genoemde theater opgegraven. Het origineel is tegenwoordig tentoongesteld in het Palazzo Comunale Vecchio, dat we echter niet bezocht hebben. Wel troffen we een moderne kopie aan aan de rand van het parkeerterrein waar we onze auto hadden achtergelaten (zie de afbeelding hieronder).
In het Rescript gingen de keizer en zijn zoons Constantinus, Constantius en Constans in op drie aanverwante verzoeken van Hispellum. Allereerst gaven ze het stadje het voorrecht om zijn naam te veranderen in Flavia Constans en zich aldus te vernoemen naar Constantijns jongste zoon.[3] Verder stonden ze het stadje toe een tempel te bouwen ter ere van de gens Flavia, maar onder één belangrijke voorwaarde: NE AEDIS NOSTRO NOMINE DEDICATA CVIVSQVAM CONTAGIOSE SVPERSTITIONIS FRAVDIBUS POLLVATUR. De keizer en zijn familie wilden dus niet dat de tempel waaraan hun naam was verbonden werd besmet met het bedrog van welke vorm van besmettelijk bijgeloof ook. Een plausibele interpretatie van deze enigszins raadselachtige voorwaarde is dat de leden van de gens Flavia er als christenen bezwaar tegen hadden dat er heidense ceremonies en – vooral – dierenoffers in hun tempel zouden plaatsvinden. Anders gezegd, er kan gerede betwijfel bestaan of er wel sprake was van een échte tempel. Het derde verzoek had betrekking op theatervoorstellingen en gladiatorengevechten. Hierboven werd reeds vermeld dat het Rescript in de buurt van het voormalige Romeinse theater werd gevonden. De templum gentis Flaviae moet daar in de omgeving hebben gestaan, dus het is weinig verrassend dat het Rescript in dit specifieke deel van Spello werd gevonden.
Op de website Key to Umbria vindt men nog veel meer informatie over het Romeinse Spello.
Noten
[1] De Burgeroorlogen, Boek IV.3 (vertaling: John Nagelkerken).
[2] Henk Singor, Constantijn, p. 449. Singor meent dat het Rescript in de zomer van 337 werd uitgevaardigd, toen Constantijn al was gestorven.
[3] Dit is een van de redenen waarom sommige historici denken dat het Constans was die het Rescript uitvaardigde. Een tweede reden is dat het Rescript mogelijk ná 22 mei 337 werd uitgevaardigd, toen Constantijn al dood was (zie de vorige noot). Constans verbleef toen in Milaan of Aquileia, wat het aannemelijk maakt dat hij het uitvaardigde.
Pingback:Spello: Villa dei Mosaici – – Corvinus –