Santarém is de hoofdstad van het gelijknamige district in de provincie Ribatejo in centraal Portugal. Een grote stad is het niet: er wonen ongeveer 30.000 mensen. Niettemin heeft Santarém veel interessante monumenten en is de stad daarom beslist een bezoek waard. U moet er alleen niet op maandagen of dinsdagen heen gaan, want dan zult u de meeste bezienswaardigheden gesloten aantreffen.
De stad is vernoemd naar een non die Iria – of Irene – heette en die leefde in het Portugal van de zevende eeuw. In die tijd beheersten de Visigoten het gehele Iberisch schiereiland en was Portugal onderdeel van hun koninkrijk. Iria was een jonge vrouw uit een gegoede familie die haar leven had gewijd aan het eren van God. Het feit dat ze een non was geworden had er kennelijk niet toe geleid dat ze geen aandacht van de mannen meer kreeg. Een jongeman was wanhopig verliefd op haar geworden, maar zij wilde celibatair blijven en wees hem af. Toen de jongeman daarop zwaar depressief werd, legde Iria hem uit dat haar afwijzing niets met hem te maken had, maar met haar toewijding aan de Heer. Toen vervolgens Iria’s leraar probeerde haar te versieren, wees ze hem eveneens af. De leraar begon toen valse geruchten over haar te verspreiden en vertelde iedereen dat Iria zwanger was. Toen de jongeman dit nieuws hoorde, werd hij ongelooflijk boos en huurde een moordenaar in om Iria om het leven te brengen. Iria werd vermoord en haar lichaam werd in de rivier de Nabão gegooid, in de buurt van wat later Tomar zou worden.
Later spoelde het lichaam aan bij een stadje met de naam Scalabis, zo’n 45 kilometer ten zuiden van Tomar. Scalabis werd al eeuwenlang bevolkt door Lusitaniërs en was in de late tweede eeuw BCE onderdeel geworden van een Romeinse provincie. In 61 BCE werd Julius Caesar als propraetor naar deze provincie Hispania Ulterior (“het Verre Spanje”) gestuurd en ging hij op veldtocht tegen de Lusitaniërs die in de omgeving woonden. Naar Julius Caesar werd Scalabis ook wel Praesidium Julium genoemd. Oorspronkelijk moet het stadje een kleine nederzetting op een heuvel zijn geweest en hebben gelegen waar men tegenwoordig de Jardim das Portas do Sol vindt. Later werd het een belangrijk handelscentrum vanwege zijn strategische ligging aan de rivier de Taag (Tejo in het Portugees). Ter ere van Santa Iria, wier lichaam hier werd gevonden, werd het stadje vanaf enig moment Sancta Irene of Xantarim en later Santarém genoemd. In de achtste eeuw brachten de Moren het Visigotische koninkrijk ten val en namen ze de stad in. De eerste koning van Portugal, Afonso Henriques (Alfons I), heroverde haar op 15 maart 1147. Ter nagedachtenis aan zijn zege begon de koning vervolgens met de bouw van het beroemde Alcobaça-complex.
Santarém verkennen
Santarém staat ook bekend als de Capital do Gótico, de hoofdstad van de Gotische architectuur. Wij brachten eerst een bezoekje aan het VVV, kregen daar veel nuttige informatie, maar kwamen er ook achter dat om de een of andere reden de meeste bezienswaardigheden niet alleen op maandagen gesloten worden gehouden – wat vrij gebruikelijk is – maar ook op dinsdagen! En wij waren natuurlijk net op een dinsdag naar Santarém afgereisd… Gelukkig was een van de beroemdste kerken in de stad wel open voor het publiek, te weten de Igreja da Graça uit de veertiende eeuw. Deze kerk heeft een schitterend Gotisch roosvenster, gemaakt uit één enkel stuk steen. Ook het Gotische portaal van de kerk is interessant.
Voor de kerk staat een standbeeld van Pedro Álvares Cabral (ca. 1467-1520), de Portugese ontdekkingsreiziger die in 1500 Brazilië ontdekte. In zijn rechterhand houdt Cabral een christelijk kruis vast dat hij voor zich uit houdt. Zijn linkerhand rust op het gevest van zijn zwaard, wat we nu wel mogen interpreteren als een ernstige herinnering dat ontdekkingsreizen en kolonisatie voor de een profijt opleverden, maar voor de ander een ramp waren.
Cabral werd begraven in de Igreja da Graça en daar kunt u in de rechter apsis nog altijd zijn graf zien. Mocht u de kerk van Santa Engrácia in Lissabon hebben bezocht, dan bent u daar mogelijk ook een grafmonument voor Cabral tegengekomen. Dat monument is echter slechts een cenotaaf; zijn echte graf bevindt zich hier in de Igreja da Graça in Santarém. Het interieur van de kerk is erg simpel en sober. Er zijn nauwelijks versieringen, de muren en zuilen zijn volledig wit en er is geen plafond. Bezoekers mogen kennelijk geen foto’s maken, maar ik kwam daar pas achter nádat ik het plaatje had geschoten dat u uiterst links ziet. Gelukkig had de toezichthouder mij niet in het vizier: ze was verwikkeld in een verhitte discussie met een andere bezoeker.
In Santarém staan nog meer interessante Gotische kerken. Een daarvan is de São João de Alporão, die tevens fungeert als archeologisch museum. Volgens onze reisgids was het museum vele jaren gesloten geweest vanwege problemen met de fundering. Deze zouden in 2014 zijn opgelost, maar de dame van het VVV vertelde ons dat het gebouw vanwege dezelfde problemen opnieuw gesloten was, en dan niet alleen op dinsdagen.
Het is jammer dat we het museum niet konden bezoeken, want het bezit de beroemde graftombe van Duarte de Meneses, een Portugese edelman die in 1464 in Marokko stierf. Zijn lichaam werd nooit geborgen, dus de graftombe is in feite een cenotaaf, al hebben de Portugezen volgens de dame van het VVV wel een enkele tand van Duarte teruggevonden.
Naar de Taag en terug
We liepen verder naar de Jardim das Portas do Sol, een openbaar park met een tuin in het oudste gedeelte van Santarém. Hier ziet u nog delen van de oude stadsmuren staan. De Jardim rijst hoog boven de rivier de Taag uit en vanaf de muren hebt u een formidabel uitzicht over het platteland. De brug over de rivier heet de Ponte Dom Luís I, genoemd naar de koning die van 1861 tot 1889 over Portugal heerste. Het lijkt erop dat de rivier op plekken is dichtgeslibd. We zagen geen enkel schip op het water, dus kennelijk is het rivierverkeer minder belangrijk dan het vroeger was.
Na te hebben genoten van het uitzicht en een drankje in een van de bars in de Jardim keerden we terug naar het stadscentrum. Mijn wederhelft ging shoppen en ik besloot wat door de straatjes te wandelen om te zien of er nog andere kerken open waren voor het publiek. De deuren van de Igreja do Santissimo Milagre bleken niet op slot te zijn, dus ik besloot een kijkje binnen te nemen. De kerk is een zestiende-eeuwse herbouw van een ouder gebouw.
In de kerk wordt een kostbaar relikwie uit de dertiende eeuw bewaard: een flesje met het bloed van Onze Heer Jezus Christus. Tijdens de eucharistieviering in 1266 vond er daadwerkelijk een transsubstantiatie plaats en veranderde de hostie echt in het bloed van Jezus. De kerk, gewijd aan Sint Stefanus de Eerste Martelaar, werd vervolgens vernoemd naar dit Allerheiligste Mirakel. Het relikwie wordt overigens buiten het zicht van bezoekers gehouden; ik mocht het in elk geval niet zien en ook niet de sacristie binnengaan. Veel kon me dat niet schelen: ik was allang blij dat er een toezichthouder in de kerk aanwezig was, zodat ik het gebouw van binnen kon bekijken.
De Igreja de Nossa Senhora da Conceição do Colégio dos Jesuítas is de kathedraal van Santarém. Ze wordt ook wel de Igreja do Seminário genoemd en werd in de zeventiende eeuw door Koning João IV (Johan IV; 1640-1656) gebouwd voor het College van Jezuïeten.
Eerder stond er op deze plek een koninklijk paleis. Het is wel wat ironisch dat de Igreja do Seminário de kathedraal werd, want in de Capital do Gótico zou u toch verwachten dat een Gotische kerk deze eer te beurt zou zijn gevallen. De Igreja do Seminário is evident een Barokke kerk. De binnenkant van het gebouw kreeg ik jammer genoeg niet te zien, want het gebouw bleek gesloten te zijn. Ik bezocht daarom maar de achthoekige Igreja de Nossa Senhora da Piedade aan de andere kant van het plein.
São Francisco
Vervolgens vond ik om de hoek een aangename verrassing. In de verte spotte ik het roosvenster van een religieus gebouw dat er erg oud uitzag. Een nadere inspectie leverde op dat het om het Convento de São Francisco ging, een klooster uit de dertiende eeuw dat lang geleden was verlaten en nu kennelijk gerenoveerd werd. Al in 1240 hadden Franciscaanse monniken zich in Santarém gevestigd, slechts 14 jaar na de dood van hun religieuze leider, Sint Franciscus van Assisi.
Het klooster werd gebouwd in opdracht van Koning Sancho II (1223-1247) en de bouw ervan begon in 1242. Zo’n 40 jaar later werd het complex voltooid. Het moet toen zeer indrukwekkend zijn geweest. Oorspronkelijk lagen zowel Koning Fernando I (Ferdinand I; 1367-1383) als de tand van de bovengenoemde Duarte de Meneses hier begraven. In 1834 werden echter alle kloosterordes ontbonden en in 1940 werd het complex door brand zwaar beschadigd. Daarna werd de graftombe van Koning Fernando naar Lissabon verplaatst. De cenotaaf van Duarte was al in 1928 naar de São João de Alporão overgebracht.
Toen ik het – overduidelijk moderne – roosvenster aan het bewonderen was, zag ik plotseling dat enkele bezoekers het klooster verlieten. Kennelijk was het die dag open voor het publiek. Ik kocht een kaartje bij een dame die heel behoorlijk Engels sprak en mocht van haar foto’s nemen mits ik ze niet op Facebook zou zetten. Omdat ik ervan uitga dat een persoonlijke website min of meer hetzelfde is als een Facebookpagina zal ik ze ook hier niet plaatsen. Het interieur van de kerk is interessant, maar kent weinig versieringen. Ik vond wel een kapel (of wat daar nog van over was) met de restanten van azulejos. Toen ik vervolgens buiten het aangename klooster verkende, kreeg ik een SMS van mijn wederhelft met de mededeling dat ze niet de schoenen had gevonden waar ze naar had gezocht. Ze vroeg om opgehaald te worden, en met deze SMS kwam een einde aan ons bezoek aan Santarém.