Canon van Nederland nu alweer aangepast

Michiel de Ruyter, portret door Ferdinand Bol (Westfries Museum, Hoorn).

Opmerkelijke ontwikkelingen met betrekking tot de in juni van dit jaar gepresenteerde Canon van Nederland. Hoewel de commissie-Kennedy in haar rapport had aanbevolen de Canon iedere tien jaar te herijken en daar steeds een jaar de tijd voor de nemen, blijkt een van de vensters nu alweer te zijn aangepast. Dat is dus nog geen half jaar na publicatie van de herijkte Canon. In het venster over Nederlands bekendste admiraal Michiel de Ruyter (1607-1676) blijken wijzigingen te zijn doorgevoerd die een meer dan cosmetisch karakter hebben. De wijzigingen hebben te maken met de vermeende betrokkenheid van De Ruyter bij, dan wel verantwoordelijkheid voor de trans-Atlantische slavenhandel. In het rapport van de commissie en de Canon zoals die in juni werd gepresenteerd lazen we:

“Hoewel De Ruyter nog altijd als bekendste admiraal in de Nederlandse geschiedenis geldt, staat zijn zeemanscarrière ook ter discussie. Er wordt dan gewezen op zijn rol in de verovering van de handelsforten aan de Afrikaanse westkust, waarmee Nederland zijn positie in de slavenhandel kon behouden.”

Daar is kennelijk op enig moment na publicatie van gemaakt:

“De Ruyter geldt nog altijd als bekendste admiraal in de Nederlandse geschiedenis. Toch staat zijn reputatie als zeeheld ook ter discussie. Hoewel hij Europese christenen bevrijdde die tot slaaf waren gemaakt voer hij ook naar de kust van West-Afrika om Nederlandse handelsbelangen, inclusief de handel in Afrikanen, te beschermen.”

Het eerste citaat was een uitermate vreemde passage vol vage beschuldigingen. Ik schreef er een kritisch stukje over. En het moet gezegd worden: de nieuwe tekst is op twee punten een grote verbetering. In de eerste plaats maken hiermee de Europese christenslaven terecht hun opwachting in de Canon van Nederland en in de tweede plaats wordt de onhoudbare stelling verlaten dat de enige expeditie van De Ruyter naar Afrika – een strafexpeditie tegen de Engelsen in 1664-1665 – belangrijk was voor het behoud van de Nederlandse positie in de trans-Atlantische slavenhandel. Het punt dat de Canon-commissie nu lijkt te willen maken is dat De Ruyter er een dubbele moraal op nahield: wel christenslaven bevrijden, maar geen poot uitsteken voor slaafgemaakte Afrikanen.

Christenslaven

Romeins mozaïek uit de 13e eeuw van de in 1198 opgerichte Orde van de Trinitariërs. Al ver voor de opkomst van de Barbarijse zeerovers kochten de Trinitariërs christenslaven in moslimgebieden vrij.

De christenslaven waren de slachtoffers van de zogenaamde Barbarijse zeerovers. Het waren Europeanen, vaak zeelieden, maar ook bewoners van kuststreken, die in de periode 1520-1830 door Noord-Afrikaanse kapers gevangen werden genomen en werden meegenomen naar hun bases in ‘Barbarije’, dat wil zeggen Marokko, Algerije, Tunesië en Libië. Na betaling van losgeld werden de christenslaven weer vrijgelaten; in de tussentijd moesten ze zich schikken naar de wil van hun meesters en dwangarbeid verrichten. Meer dan een miljoen Europeanen dienden in de genoemde periode als christenslaaf in Noord-Afrika, van wie een groot deel nooit werd vrijgekocht. Het maken van zoveel mogelijk gevangenen was het hoofddoel van de kapers uit Salé (Rabat), Algiers, Tunis en Tripoli. De Zweedse slavernijhistoricus Dick Harrison spreekt in dit verband ronduit van ‘georganiseerde misdaad’.[1] De Barbarijse zeerovers strekten hun tentakels vele honderden kilometers ver uit en beperkten zich niet tot de Middellandse Zee. Ze bereikten ook Engeland en Ierland, en vielen in 1627 IJsland aan.

Het lot van de slachtoffers van de Barbarijse zeerovers is in het verleden nog wel eens gerelativeerd of gebagatelliseerd. We lezen dan argumenten als: iedereen deed aan kaapvaart en slavenhandel, de christenslaven werden redelijk tot goed behandeld en ach, hard werken waren die ruwe zeebonken wel gewend. Het zijn argumenten die anno 2020 nauwelijks nog houdbaar zijn. Natuurlijk waren kaapvaart en slavenhandel legaal, maar daarmee nog niet legitiem. Als dat zo was, hoefden we geen discussie over het Nederlandse slavernijverleden meer te voeren. Dat de behandeling van de christenslaven redelijk tot goed was, is alleen in zoverre waar dat de verhalen over voortdurende sadistische martelingen, zoals bijvoorbeeld verteld door de grote Spaanse schrijver Miguel de Cervantes (zelf christenslaaf in 1575-1580), sterk overdreven waren. Aan een kreupel geslagen slaaf had een Noord-Afrikaanse meester natuurlijk niets meer. Niettemin werden christenslaven die probeerden te ontsnappen (wat meestal mislukte) wel degelijk afgeranseld of verminkt.

Wat betreft de leefomstandigheden waren er grote verschillen tussen de christenslaven onderling. Wie in handen viel van een rijke meester kon als huisslaaf een redelijk leven leiden in een behoorlijk onderkomen. Maar velen hadden dat geluk niet en eindigden in een bagno of mazmorra. Een bagno – naar het Italiaanse woord voor badhuis – was in wezen een afgesloten slavenkamp, waar de christenslaven in kleine cellen woonden. Deze kampen kwamen in Algiers, Tunis en Tripoli voor. Mazmorra’s waren vooral een Marokkaans verschijnsel.[2] Het ging om ondergrondse opslagruimtes met een gat in het dak dat als in- en uitgang diende en dat met een rooster werd afgesloten. De christenslaven sliepen in cirkel rondom de latrine. Het moge duidelijk zijn dat de hygiëne hier nogal te wensen overliet.

Veel christenslaven die niet het geluk hadden als huisslaaf ingezet te worden, moesten zwoegen als galeislaaf, dwangarbeider in een steengroeve of slaaf op het landgoed van een rijke grootgrondbezitter. “Ze kregen meestal te weinig te eten en moesten, van het ochtendgloren tot de schemering, als menselijke beesten ploeteren”, aldus de genoemde Dick Harrison over de christenslaven die de landgoederen bewerkten.[3] De vergelijking met plantageslaven in het Caribisch gebied is gauw gemaakt. Wie dan nog roept dat die zeelui hard werken gewend waren, toont wel heel weinig empathie. Zo’n opmerking getuigt van net zo weinig inlevingsvermogen als het argument dat aan boord van trans-Atlantische slavenschepen toch ook veel bemanningsleden stierven.

Prent van Maerten Tromp in 1639 (Eerste Kamer, Den Haag).

Ook Nederlanders werden het slachtoffer van de Barbarijse zeerovers. De bekendste van hen was misschien wel de toekomstige admiraal Maerten Tromp (1598-1653). Hij werd gevangenengenomen door kapers uit Tunis. Over zijn periode als christenslaaf is weinig bekend, maar dat hij er psychische krassen aan overgehouden heeft, ligt voor de hand. Anderen hielden er ook lichamelijke krassen aan over, zoals ene Cornelis Cornelissen, die na betaling van losgeld in 1660 gewond in Zierikzee terugkeerde. Bij dwangarbeid werden de arboregels natuurlijk niet strikt nageleefd.

Naast menselijk leed richtten de Noord-Afrikaanse kapers natuurlijk ook veel economische schade aan. De Republiek had goede banden met het Ottomaanse Rijk, dat formeel de baas was in Algiers, Tunis en Tripoli, maar daar trokken de kapers zich weinig van aan. Dure strafexpedities waren meestal zinloos, het vooraf betalen van ‘beschermgeld’ was effectiever. Toch ging het kapen van ook Nederlandse schepen door. In 1720 publiceerden Zeeuwse kooplieden een pamflet waaruit bleek dat er in de periode 1714-1720 veertig schepen waren gekaapt en 909 bemanningsleden gevangengenomen. Omgekeerd was de welvaart van een stad als Algiers grotendeels gebaseerd op kaapvaart en slavenhandel.[4] Zo’n 7.000 Nederlanders hebben als christenslaaf in Algiers vastgezeten.[5] Tel daarbij de Nederlandse christenslaven in Tunis, Tripoli en Salé op en je gaat hard richting de 9 à 10.000.[6] Bepaald geen voetnoot, en volkomen terecht dat de Canon-commissie nu benadrukt dat De Ruyter zich om het lot van de christenslaven bekommerde.

Een stille wijziging

Het is ook plezierig dat de Canon-commissie de Afrikaanse expeditie van De Ruyter nu niet meer groter maakt dan die daadwerkelijk was. Het ging om niet meer dan een stafexpeditie, in opdracht van Johan de Witt en de Staten-Generaal en in reactie op Engelse agressie. Anders dan zich inmiddels in de fantasie van velen heeft genesteld hoefde het beruchte slavenfort Elmina niet heroverd te worden: het was niet in Engelse handen gevallen en werd ook niet meer bedreigd toen De Ruyter in de buurt kwam. Het belangrijke fort Carolusburg (Cape Coast Castle), zo’n twaalf kilometer ten oosten van Elmina, bleef in Engelse handen, zodat ondanks de strafexpeditie de positie van de Republiek in West-Afrika eerder verzwakt dan versterkt was. Het is plezierig te constateren dat de Canon-commissie zich dat nu ook gerealiseerd lijkt te hebben.

Het verwijt lijkt nu zoals gezegd te zijn dat De Ruyter er een dubbele moraal ten aanzien van slavernij op nahield. Dat mag de commissie vinden, maar de vraag is dan of zoiets in de Canon van Nederland thuishoort, en waarom we dan niets lezen over de Jodenhaat van Erasmus of het koloniaal racisme van Aletta Jacobs. Hét grote probleem waar ook de vernieuwde passage last van heeft, is echter dat het een passage vol vaagheden blijft, zonder feiten en data, en zonder enige vorm van analyse. Een ander probleem is dat de wijziging nogal stilletjes lijkt te zijn doorgevoerd. Tussen de nieuwsberichten over de Canon lezen we er in elk geval niets over. Dat mag verbazing wekken, want juist het gewijzigde venster over Michiel de Ruyter trok enige maanden terug de aandacht. In haar rapport noemde de commissie expliciet De Ruyter als voorbeeld van veranderde opvattingen[7] en commissievoorzitter Kennedy mocht de vensterwijziging bij Omroep Zeeland komen toelichten. Het is nogal dubieus om dan achteraf en zonder ruchtbaarheid op belangrijke punten nog wat extra wijzigingen door te voeren.

Monument voor Willem Drees in Den Haag.

Toch besluit ik deze bijdrage met een positieve noot. De commissie is kennelijk niet ongevoelig voor kritiek op haar werk. Dat is ook goed nieuws voor de Partij van de Arbeid, die met leedwezen kennis moest nemen van het verdwijnen van ‘vadertje’ Willem Drees uit de Canon. De Tweede Kamerfractie van de PvdA vroeg minister Van Engelshoven van OCW zelfs of zij “voornemens [was] om Willem Drees alsnog op te nemen in de Canon”. Terecht antwoordde de minister dat zij dat niet van plan was: de commissie-Kennedy was immers onafhankelijk. Toch zie ik bij voldoende kritiek op de huidige Canon Willem Drees nog wel op de een of andere manier terugkeren als Canonfiguur. En misschien hoeven we daar, gelet op de ontwikkelingen rondom Michiel de Ruyter, niet eens tien jaar op te wachten.

Noten

[1] De geschiedenis van de slavernij, p. 157. Het navolgende is grotendeels gebaseerd op p. 157-175 van dit boek.

[2] De term komt uit het Spaans en betekent ‘kerker’.

[3] De geschiedenis van de slavernij, p. 166.

[4] De geschiedenis van de slavernij, p. 158.

[5] Zie Christenslaven. De Slavernij-Ervaringen Van Cornelis Stout In Algiers (1678-1680) En Maria Ter Meetelen In Marokko (1731-1743), p. 12.

[6] Ook onder de kapers bevonden zich overigens Nederlanders, en die hebben met hun grote kennis van de scheepvaart een niet-geringe bijdrage aan het succes van de Barbarijse zeerovers geleverd. Voorbeelden zijn Jan Janszoon en Ivan de Veenboer. Christenen die hun geloof inruilden voor de islam en in dienst van de Noord-Afrikaanse kapers traden, werden ‘renegaten’ genoemd.

[7] Zie p. 14: “Toen de wereld veertien jaar jonger was (…) noemde men Michiel de Ruyter onbekommerd een zeeheld”.

2 Comments:

  1. Pingback:Kanttekening bij een kanttekening: de Canon en Michiel de Ruyter – – Corvinus –

  2. Pingback:Michiel de Ruyter en de christenslaven in Marokko (1644-1651) – – Corvinus –

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.