Veneto: Custoza

Monument van Custoza.

Tijdens de Italiaanse onafhankelijkheidsoorlogen in de negentiende eeuw is er tweemaal slag geleverd bij het plaatsje Custoza, ten zuidwesten van Verona. Tot tweemaal toe ging een Italiaanse legermacht de strijd aan met de Oostenrijkers en tweemaal leden de Italianen een nederlaag. In andere landen zou dat misschien aanleiding zijn om Custoza maar zo snel mogelijk te vergeten, zoals de Galliërs in Asterix weigeren te spreken over Alesia. In Italië liggen de zaken echter anders. Daar vinden we bij Custoza een opmerkelijk oorlogsmonument uit 1879. Het gedenkt zowel de Italiaanse als de Oostenrijkse slachtoffers van de strijd, heeft de vorm van een obelisk en is door zijn plaats op een heuvel al van verre te zien.

De eerste slag bij Custoza (1848)

Halverwege de negentiende eeuw bestond er, zoals ik al eerder uiteengezet heb, nog geen verenigd Italië. Het enige echt onafhankelijke deel van het land was het koninkrijk Piëmont-Sardinië, met als hoofdstad Turijn. Het koninkrijk Lombardije-Venetië (met als hoofdstad Milaan) behoorde tot het Oostenrijkse keizerrijk. De Oostenrijkse keizer was tegelijkertijd koning van Lombardije-Venetië, maar liet in de praktijk het bestuur over aan een onderkoning. Ten zuiden van Lombardije-Venetië lagen de (groot)hertogdommen van Parma en Piacenza, Modena en Toscane, formeel onafhankelijk, maar in de praktijk sterk onder Oostenrijkse invloed. De Pauselijke Staat, waarover Pius IX (1846-1878) de scepter zwaaide, besloeg niet alleen heel Lazio, maar ook grote delen van Umbrië, de Marche en de Emilia-Romagna. Ten zuiden van de Pauselijke Staat lag het Koninkrijk van de Beide Siciliën. Tot dit koninkrijk, geregeerd door een tak van de Spaanse Bourbons, behoorden twee van de grootste steden van heel Europa, Napels en Palermo. Italië was dus geografisch sterk verdeeld, maar zeker in het noorden was in de eerste helft van de negentiende eeuw een krachtig eenheidsstreven ontstaan. Dit streven kreeg een flinke impuls toen in 1848 overal in Europa nationalistische opstanden uitbraken.

Monument met daarachter het Casa del Custode.

Cruciaal in dit proces was een omwenteling die in Wenen plaatsvond. Daar werd kanselier en minister van Buitenlandse Zaken Klemens von Metternich tot aftreden gedwongen. Nu het Oostenrijkse keizerrijk in chaos verkeerde, roken de Italiaanse steden die onder Oostenrijks gezag stonden hun kans. Een van de beroemdste opstanden vond plaats in Milaan, waar de rebellen het vijf dagen uithielden tegen de Oostenrijkse troepen van onderkoning en veldmaarschalk Radetzky: de fameuze cinque giornate. Ondertussen had Koning Karel Albert van Piëmont-Sardinië zich bereid verklaard Noord-Italië te verlossen van de Oostenrijkse onderdrukkers. De koning bevrijdde Milaan en drong met zijn leger de Quadrilatero binnen, het gebied met de Oostenrijkse verdedigingswerken in het vierkant Peschiera, Verona, Legnago, Mantova. Zijn veldtocht liep echter op een mislukking uit: eind juli wist veldmaarschalk Radetzky de koning bij Custoza te verslaan. De in 1766 geboren Radetzy was op dat moment al ruim 81 jaar oud, maar zat nog vol levenskracht. Hoewel zijn verliezen bij Custoza groter waren dan die van Karel Albert, wist hij de koning terug te drijven over de rivier de Mincio, die de grens vormt tussen de Veneto en Lombardije.

Omgeving Custoza. Achter de bomen de kerk van San Pietro Apostolo.

Na hun nederlagen bij Custoza en vervolgens Volta Mantovana trokken de Italiaanse troepen zich terug richting Milaan, op de hielen gezeten door de Oostenrijkers. Er werd uiteindelijk een wapenstilstand gesloten, die Karel Albert enkele maanden later overigens weer schond. Dat had hij beter niet kunnen doen, want nu hakte Radetzky hem, op 23 maart 1849, bij Novara in Piëmont in de pan. De Eerste Italiaanse Onafhankelijkheidsoorlog was in een Oostenrijkse overwinning geëindigd. De geest van de Risorgimento, het Italiaanse eenwordingsproces, ging echter niet meer terug in de fles.

De tweede slag bij Custoza (1866)

Tijdens de Tweede Italiaanse Onafhankelijkheidsoorlog van 1859 sloot Piëmont-Sardinië een bondgenootschap met Frankrijk. De oorlog leidde op 24 juni van dat jaar tot de beroemde veldslagen bij Solferino en San Martino. Hoewel formeel een Frans-Italiaanse zege was de Slag bij Solferino eigenlijk niet meer dan een Pyrrusoverwinning voor de Franse keizer Napoleon III en Victor Emanuel, de nieuwe koning van Piëmont-Sardinië. Voor de eerstgenoemde had het Italiaanse avontuur nu wel lang genoeg geduurd. Op 6 juli 1859 sloot hij zonder zijn bondgenoot in te lichten al een wapenstilstand met de Oostenrijkse keizer Frans Jozef, gevolgd door een vredesverdrag bij Villafranca op 11 juli. De Franse keizer wilde niet nog meer manschappen verliezen en zag bovendien met lede ogen aan hoe de hertogdommen ten zuiden van Lombardije-Venetië stonden te popelen om zich bij Piëmont-Sardinië aan te sluiten. Noord-Italië bevrijden van de Oostenrijkers was prima, maar een sterke Italiaanse staat als buur was voor Napoleon geen aantrekkelijk vooruitzicht. De Veneto mocht daarom van hem Oostenrijks blijven en de van Oostenrijk afhankelijke hertogen van Parma en Piacenza, Modena en Toscane mochten terugkeren. In november 1859 werden de afspraken geformaliseerd in het Verdrag van Zürich.

De groene omgeving van Custoza.

Ondanks de tijdelijke tegenslag was de Italiaanse eenwording niet meer te stoppen. De genoemde hertogdommen kwamen niet veel later toch bij Piëmont-Sardinië. In mei 1860 begon de Italiaanse revolutionair Giuseppe Garibaldi (1807-1882) bovendien aan een zegetocht door het Koninkrijk van de Beide Siciliën. Hij liep het eiland Sicilië onder de voet en rukte op naar Napels. Tegelijkertijd rukte Victor Emanuel vanuit het noorden op naar het zuiden. Op 26 oktober 1860 konden de beide mannen elkaar bij Teano in Campanië de hand schudden. Enkele maanden later, op 17 maart 1861, werd Victor Emanuel uitgeroepen tot koning van het verenigde Italië. Helemaal verenigd was het land natuurlijk nog niet: de Veneto en Rome ontbraken nog. Om de Veneto aan de Oostenrijkers te kunnen ontfutselen sloot het jonge Italië een bondgenootschap met het machtige Pruisen van kanselier Otto von Bismarck (1815-1898). Bismarck wenste de Duitse staten te verenigen tot een nieuw keizerrijk, de opvolger van het in 1806 ter ziele gegane Heilige Roomse Rijk, maar zag zich gedwarsboomd door Oostenrijk. Italië en Pruisen waren dus natuurlijke bondgenoten tegen een gezamenlijke vijand. Op 15 juni 1866 begon de oorlog, die voor Italië op de Derde Italiaanse Onafhankelijkheidsoorlog neerkwam.

Op 24 juni 1866 stuitte een Italiaans leger onder leiding van generaal Alfonso Ferrero La Marmora bij Custoza op de kleinere Oostenrijkse strijdmacht van Albrecht van Oostenrijk-Teschen (de oude Radetzky was in 1858 overleden). Ondanks hun numerieke overmacht ging er veel mis bij de Italianen. Bovendien raakte de jongere zoon van Victor Emanuel, prins Amadeo (1845-1890), ernstig gewond tijdens de strijd. Nog frustrerender waren de lotgevallen van generaal Giuseppe Govone (1825-1872). Govone dacht met zijn Negende Divisie een doorbraak te hebben geforceerd bij een strategische heuvel, maar hij kreeg onvoldoende ondersteuning van zijn collega’s. Uiteindelijk eindigde de tweede slag bij Custoza daarmee toch in een Italiaanse nederlaag. Die nederlaag was echter niet totaal, en vooral doordat Oostenrijk iets meer dan een week later in de Slag bij Königgrätz (of Sadowa) een zware nederlaag tegen Pruisen leed, kwam de Veneto in 1866 alsnog in Italiaanse handen. En zo verloor Italië de slag, maar won het de oorlog.

Interieur van de kapel, met een foto van Gaetano Pivatelli.

Het monument van Custoza

In de twee slagen bij Custoza vielen aan beide kanten vele honderden dodelijke slachtoffers. De lichamen werden doorgaans in massagraven gedumpt en van gedenktekens was geen sprake. Dit was zeer tegen de zin van de priester Gaetano Pivatelli (1832-1900), die zes jaar na de laatste veldslag naar Custoza werd gestuurd. Hij ergerde zich enorm aan de respectloze wijze waarop met de doden was omgegaan. Bijzonder was dat hij daarbij geen enkel onderscheid maakte tussen de Italiaanse en de Oostenrijkse gesneuvelden. Pivatelli vond dat er een monument voor alle doden moest komen, maar hij kon dat natuurlijk niet in zijn eentje bewerkstelligen. Om steun te verwerven schreef hij brieven naar onder meer de Italiaanse koning en de Oostenrijkse keizer Frans Jozef I. En met succes, want in 1875 en 1876 werden commissies ingesteld die de bouw van een monument moesten promoten en uitvoeren. Het opgraven van de lichamen begon een jaar later, waarna er een wedstrijd werd uitgeschreven voor het ontwerp van een monument.

In 1878 werd door een jury een keuze gemaakt uit 82 ingezonden ontwerpen. De winnaar was de architect Giacomo Franco (1818-1895) uit Verona. Het volgende jaar werd het monument voltooid en op 24 juni 1879, de dertiende verjaardag van de tweede slag bij Custoza, werd het ingewijd. Het monument bestaat uit een aantal lagen. Helemaal onderin is de crypte, waarin de resten van zo’n 2.000 gevallen soldaten zijn bijgezet. De meesten van hen sneuvelden tijdens de tweede veldslag. Hun schedels zijn in lange rijen op planken gezet en dat is een tamelijk luguber gezicht, ook al omdat er geen glas voor gezet is. In 1990 zijn ook de overblijfselen van Gaetano Pivatelli in de crypte bijgezet.

Bezoekers van het monument komen binnen in de kapel op de begane grond. Op het altaar staat een portret van Pivatelli (zie de afbeelding hierboven). Boven de doorgangen aan beide zijden staan de onsterfelijke woorden van de advocaat Luigi Zamperini uit Verona:

NEMICI IN VITA
MORTE LI ADEGUÒ
PIETÀ LI RACCOLSE
(“Vijanden bij leven, de dood verzoende hen, compassie verzamelde hen”)

Omgeving van Custoza.

Via een trap komen bezoekers op een balkon boven de kapel, waar ze een schitterend uitzicht over de omgeving hebben. Het is bijna niet voor te stellen hoe deze vreedzame groene velden ooit rood kleurden van het vergoten bloed, noch hoe de aangename stilte toen wreed werd verstoord door het gebulder van kanonnen en het gekrijs van gewonde soldaten. Boven het balkon verrijst een obelisk die, inclusief het voetstuk, zo’n 23,5 meter hoog is. De totale hoogte van het monument is 37,35 meter. Op de obelisk zijn geen afbeeldingen of teksten aangebracht, maar op het voetstuk lezen we:

Model van het monument in het museum.

PACE
AI FORTI CADUTI SU QUESTI CAMPI
NELLE BATTAGLIE
DEL 25 LUGLIO 1848 E 24 GIUGNO 1866
ITALIA 24 GIUGNO 1879
(“Vrede voor de dappere gesneuvelden op deze velden in de slagen van 25 juli 1848 [eerste slag bij Custoza] en 24 juni 1866 [tweede slag bij Custoza], Italië 24 juni 1879″)

In het wachtershuisje (casa del custode) achter het monument is thans een museum gevestigd. Erg leuk is de interactieve ruimte. We zien hier filmpjes van door acteurs gespeelde historische figuren die iets vertellen over hun ervaringen tijdens de tweede slag bij Custoza of de tijd daarna. De al genoemde Italiaanse generaal Giuseppe Govone is duidelijk gefrustreerd over het gebrek aan ondersteuning, terwijl zijn Oostenrijkse tegenvoeter Karl Möring (1810-1870) nauwelijks kan geloven dat de Oostenrijkers de slag hebben gewonnen. Andere personen die aan het woord komen, zijn natuurlijk Gaetano Pivatelli en de architect, historicus en schrijver Camillo Boito (1836-1914). Diens beroemde roman Senso (1882) speelt zich af tijdens de Derde Italiaanse Onafhankelijkheidsoorlog.

Meer lezen: website van het Ossario di Custoza.

3 Comments:

  1. Pingback:Veneto: Soave – – Corvinus –

  2. Pingback:Lombardije: Solferino – – Corvinus –

  3. Pingback:Een wandeling door Casale Monferrato – – Corvinus –

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.