De geschiedenis van de San Sisto gaat helemaal terug tot de negende eeuw. De kerk werd in 874 gesticht door Engelberga van Parma, de vrouw van koning Lodewijk II van Italië (844-875). Deze Lodewijk was een kleinzoon van Lodewijk de Vrome en daarmee een achterkleinzoon van Karel de Grote. Aan de kerk, oorspronkelijk gewijd aan de Verrezen Christus en de twaalf apostelen, werd in 882 een klooster van Benedictijner nonnen toegevoegd. Engelberga werd daar op enig moment de abdis van. In 1129 kwam het klooster in handen van Benedictijner monniken van Polirone en in 1425 namen Benedictijnen van Monte Cassino het over. Ik heb niet kunnen achterhalen wanneer de wijding van de kerk werd gewijzigd, maar thans is zij gewijd aan Sint Sixtus, wat gelijk de vraag oproept welke Sixtus hier is bedoeld. Het moet in elk geval om een Paus Sixtus gaan, want boven de hoofdingang zien we een beeld van een man met een tiara. Echter, er waren drie pausen die als heilige worden vereerd: Sixtus I (ca. 115-124), Sixtus II (257-258) en Sixtus III (432-440). De kerk in Piacenza is aan Sixtus II gewijd. Hij stierf in 258 de marteldood tijdens de christenvervolgingen van keizer Valerianus.
De huidige San Sisto
De huidige kerk van San Sisto in Piacenza dateert van de zestiende eeuw. Deze werd tussen 1499 en 1511 gebouwd, vermoedelijk door Alessio Tramello (1455-1535). De gevel en het atrium voor de kerk werden echter pas in de periode 1591-1596 toegevoegd. De kleuren van de gevel, geel en roze, zijn tamelijk opvallend. Als gezegd is het beeld in de nis boven de centrale ingang dat van Paus Sixtus II. In de nissen aan weerszijden van het roosvenster zien we nog twee beelden. Ze stellen Germanus van Capua en Benedictus van Nursia voor. Beide zesde-eeuwse heiligen waren belangrijk voor de Benedictijnen van Monte Cassino. Verder maken twee bustes van vrouwen deel uit van de gevel. Het gaat om Sint Barbara en Sint Martina. De kapel aan het einde van het rechter dwarsschip is aan Barbara gewijd. Zij is de schutspatroon van de artilleristen. Het altaarstuk in deze kapel is van Palma il Giovane (ca. 1548-1628) en werd in 1598 gemaakt. Tegenwoordig zult u geen Benedictijnen meer in of rondom de San Sisto aantreffen: de kerk is sinds 1810 een parochiekerk.
De kerk heeft een rijkversierd interieur met een fraai plafond, al is de vloer werkelijk foeilelijk. Van de vele kunstwerken die de moeite waard zijn noem ik in de eerste plaats de koepel met fresco’s van Bernardino Zacchetti, een schilder uit Reggio nell’Emilia. Hoewel deze Zacchetti tamelijk onbekend is gebleven, is er sterk bewijs dat hij enige tijd Michelangelo assisteerde toen die zijn beroemde fresco’s in de Sixtijnse Kapel schilderde.[1] En Michelangelo huurde natuurlijk geen amateurs in. Ook de prachtig gedecoreerde koorbanken van Bartolomeo Spinelli en Gianpietro Panbianchi uit ca. 1514-1525 mogen we niet overslaan (zie de afbeelding hieronder). In de kapellen van de zijbeuken vinden we onder meer werk van Camillo Procaccini (1561-1629) en Sebastiano Novelli, een schilder uit Piëmont.
Helaas is het belangrijkste kunstwerk dat ooit in de kerk hing al halverwege de achttiende eeuw uit het gebouw verdwenen. Ik doel op de Madonna Sistina, een altaarstuk van de beroemde schilder Rafaël (1483-1520). Rafaël schilderde het omstreeks 1512 (of iets later) in opdracht van Paus Julius II (1503-1513). Julius heette oorspronkelijk Giuliano della Rovere en wilde met het altaarstuk niet alleen de San Sisto verfraaien, maar ook zijn oom Francesco della Rovere eren, die als Paus Sixtus IV (1471-1484) op de Troon van Sint Pieter had gezeten. Gelet op de naam van de paus en de naam van de kerk was het duidelijk dat op het altaarstuk Paus Sixtus II moest worden afgebeeld. De vrouwelijke heilige rechts van de Madonna met het Kind is de al genoemde Sint Barbara. In 1754 zagen de armlastige Benedictijnen zich gedwongen het doek te verkopen aan Frederik August II, de keurvorst van Saksen.[2] Dat verklaart waarom we het tegenwoordig in de Gemäldegalerie in Dresden kunnen bewonderen. De San Sisto in Piacenza bezit nog wel een kopie van het doek van de lokale schilder Pietro Antonio Avanzini (1656-1733).
Margaretha van Parma
In het linker dwarsschip treffen we een interessant monument aan dat nauw verbonden is met een stukje Nederlandse geschiedenis. Daar staat namelijk het praalgraf van Margaretha van Oostenrijk, ook bekend als Margaretha van Parma (1522-1586). Zij was de buitenechtelijke dochter van Keizer Karel V en het Vlaamse dienstmeisje Johanna van der Gheynst.[3] Pas in 1529 werd ze door Karel erkend en mocht ze zich Margaretha van Oostenrijk noemen. In hetzelfde jaar sprak de keizer met Paus Clemens VII (1523-1534) af dat ze zou trouwen met iemand uit het geslacht de’ Medici. De Paus, die oorspronkelijk Giulio de’ Medici heette, behoorde zelf tot deze belangrijke Florentijnse familie. Margaretha kwam in 1533 in Italië aan en trad in 1536 in het huwelijk met Alessandro de’ Medici, hertog van Florence, van wie wijd en zijd werd vermoed dat hij de zoon van de inmiddels overleden Clemens VII was. Het huwelijk was een kort leven beschoren, want Alessandro werd in 1537 vermoord. Margaretha was inmiddels bekend onder haar Italiaanse aanspreektitel Madama. Vandaar dat het stadspaleis in Rome waar ze woonde het Palazzo Madama wordt genoemd. Tegenwoordig is de Italiaanse senaat in het gebouw gehuisvest.
In 1538 trad Margaretha voor de tweede maal in het huwelijk. De bruidegom was ditmaal Ottavio Farnese, hertog van Parma en Piacenza en een kleinzoon van de nieuwe paus Paulus III (1534-1549). Uit dit huwelijk werden twee zonen geboren, de tweeling Carlo en Alessandro. Carlo stierf voor zijn eerste verjaardag, maar Alessandro (1545-1592) zou een belangrijk veldheer worden en net als zijn moeder een grote rol in de geschiedenis van de Lage Landen spelen. Moeder Margaretha werd in 1559 door haar halfbroer, de Spaanse koning Philips II, tot landvoogdes van de Nederlanden benoemd. In die hoedanigheid werd ze geadviseerd door onder meer de bijzonder gehate kardinaal Granvelle uit Besançon. Koning Philips drong aan op streng optreden tegen de protestantse ketters, iets wat in de Nederlanden niet in goede aarde viel. In 1566 bood een groep edelen de landvoogdes een Smeekschrift aan met het verzoek de vervolgingen te matigen. Ondanks dat Margaretha daartoe bereid bleek, vond nog hetzelfde jaar een grote Beeldenstorm plaats. De woedende Philips stuurde daarop in 1567 de hertog van Alva met een leger naar de Nederlanden. Margaretha was het daar niet mee eens. Ze vroeg, en kreeg, in december 1567 ontslag.
In 1577 werd zoon Alessandro naar de Nederlanden gestuurd om de door onder meer Willem van Oranje geleide Opstand neer te slaan. Een jaar later werd hij door Philips II tot bevelhebber van het Leger van Vlaanderen benoemd en tot landvoogd van de Nederlanden. Hij volgde toen Don Juan op, een halfbroer van zijn moeder. Deze was door Karel V verwekt bij de Duitse Barbara Blomberg. Alessandro zou vooral bekend worden vanwege de verovering van Antwerpen in 1585. Zijn ruiterstandbeeld op de Piazza dei Cavalli in Piacenza heb ik eerder al besproken. Hoewel hij in Nederland vaak de hertog van Parma wordt genoemd, was hij dat formeel pas vanaf 1586, het jaar waarin zijn vader Ottavio Farnese overleed. Ottavio was toen al enkele maanden weduwnaar, want in januari van hetzelfde jaar had Margaretha het tijdige met het eeuwige verwisseld.
Margaretha werd begraven in de San Sisto in Piacenza. Kort na haar dood werd begonnen met de bouw van een groot praalgraf, naar een ontwerp van Simone Moschino (1553-1610). In de buurt van het monument vinden we voorts een buste van de landvoogdes uit 1617. Opmerkelijk genoeg werd in mijn reisgids helemaal geen melding gemaakt van Margaretha’s grafmonument. Het is juist dit monument dat een bezoek aan de San Sisto voor Nederlanders extra interessant maakt. We zullen het de Italianen maar vergeven dat Margaretha op een handgeschreven briefje bij het praalgraf als ‘Governatrice di Fiandre’, landvoogdes van Vlaanderen, wordt aangeduid.
Bronnen: Evert de Rooij, Emilia-Romagna, p. 16, het Italiaanse Wikipedia, de website van de gemeente Piacenza en deze culturele website. Zie tevens de voetnoten.
Notes
[1] Ross King, De Hemel van de Paus, p. 228 en 253.
[2] En tevens bekend als August III van Polen.
[3] Het navolgende is gebaseerd op Arnout van Cruyningen, De Opstand 1568-1648, p. 107-112.
Pingback:Het praalgraf van Margaretha van Parma – – Corvinus –