Cividale del Friuli: Museo Archeologico Nazionale

Museo Archeologico Nazionale.

Het nationaal archeologisch museum in Cividale del Friuli is al heel oud: het werd in 1817 opgericht. Eind negentiende eeuw vond het onderdak in het Palazzo de Nordis, een mooi stadspaleis uit de vijftiende eeuw net ten noorden van de Duomo van het stadje. Inmiddels huisvest het Palazzo de Nordis negentiende-eeuwse kunst. Het archeologisch museum is namelijk in 1990 verhuisd naar een nieuwe locatie op een steenworp afstand van de oude. Het nieuwe onderkomen, net achter de Duomo, staat bekend als het Palazzo dei Provveditori veneti of – veel korter – het Palazzo Pretorio. Het ontwerp ervan wordt toegeschreven aan de beroemde architect Andrea Palladio (1508-1580), maar het kwam pas enkele decennia na zijn dood gereed. Het archeologisch museum is om twee redenen interessant: het vertelt het verhaal van de Romeinse geschiedenis van het stadje en gaat vervolgens uitgebreid in op de geschiedenis van de Germaanse Longobarden.

Romeinse geschiedenis

Cividale del Friuli werd in 50 BCE gesticht door de Romeinse staatsman en veroveraar Gaius Julius Caesar (100-44 BCE). Hij vernoemde het stadje naar zichzelf en gaf het de naam Forum Julii mee, ‘marktplaats van Julius’. Die naam is niet uniek: ook het Zuid-Franse Fréjus heette oorspronkelijk Forum Julii. Het stadje werd al gauw een municipium en de inwoners verwierven Romeins burgerrecht. In de Romeinse keizertijd lijkt Forum Julii geen rol van betekenis te hebben gespeeld. Niettemin zijn er in het museum mooie voorwerpen uit deze periode te vinden. Beroemd is een mozaïek uit de eerste of tweede eeuw met daarop het hoofd van een zeegod, vermoedelijk Oceanus. Een foto van het mozaïek siert een van de banieren aan de gevel van het museum. De Oceanus werd in 1818 gevonden door Michele della Torre Valsassina, de stichter van het museum. Waarschijnlijk sierde het mozaïek een frigidarium of koudwaterbad. Daarbij ging het vermoedelijk niet om een openbaar badhuis.

Mozaïek van Oceanus.

Het museum besteedt ook veel aandacht aan het stadje Iulium Carnicum, gesticht in de tweede helft van de eerste eeuw BCE en tegenwoordig bekend als Zuglio. Dit stadje lag op de weg van Aquileia naar Noricum in het huidige Oostenrijk. Via de weg vond een levendige handel in ijzererts plaats. Het erts werd onder meer gebruikt voor de productie van Romeinse wapens. Opgravingen in Iulium Carnicum begonnen al in de negentiende eeuw en het archeologisch museum verwierf tussen 1818 en 1939 verschillende bronzen voorwerpen die toen werden gevonden. Tot die voorwerpen behoort een bronzen clipeus, een rond sierschild met daarin een figuur waarvan helaas niet veel meer over is. Wel nog volledig intact is de bronzen kop van een Romeinse man van statuur. Misschien is hij wel de Gaius Baebius Atticus die wordt genoemd op een reeks bronzen platen die zich eveneens in het museum bevinden.

Restanten van een bronzen clipeus.

Bronzen hoofd, mogelijk Gaius Baebius Atticus.

Longobardische geschiedenis

De zogenaamde ‘graftombe van Gisulf’.

Aquileia werd in 452 ingenomen en van de kaart geveegd door de Hunnen onder leiding van hun beruchte koning Attila. De belangrijkste stad van de Friuli en – volgens de dichter Ausonius – de negende stad van het Romeinse Rijk was daarmee veranderd in een rokende puinhoop. Mogelijk onderging Iulium Carnicum hetzelfde lot, maar Forum Julii lijkt aan de furie van de Hunnen ontkomen te zijn. Toen ruim een eeuw later, in het jaar 568, de Germaanse stam van de Longobarden Italië binnenviel, was Forum Julii de eerste grote stad die haar in handen viel. De aanvoerder van Longobarden, een zekere Alboin, maakte van de stad zijn hoofdstad. Die voorname status raakte Forum Julii al snel weer kwijt, want in 571 veroverde Alboin het oude Ticinum, thans beter bekend als Pavia. Hoewel Pavia de nieuwe hoofdstad van het Longobardische Koninkrijk werd, behield Forum Julii een zeker prestige als hoofdstad van het hertogdom van de Friuli. In 737 streek de patriarch van Aquileia in het stadje neer. Die keerde pas in 1038 naar de oude residentie terug, waar net een schitterende nieuwe basiliek was voltooid.

De Longobardische collectie van het archeologisch museum maakt één ding duidelijk: de Longobarden waren bepaald geen domme barbaren die alleen maar alles vernielden. Uit verschillende graven zijn prachtige fibulae (mantelspelden) naar boven gehaald. Ze zijn vaak maar klein, maar hebben schitterende patronen. Zie hieronder twee voorbeelden van fibulae gemaakt van verguld zilver, daterend uit het begin van de zevende eeuw. Zeer interessant is ook de zogenaamde ‘graftombe van Gisulf’ met de bijbehorende grafgiften. Gisulf was tussen ca. 569 en 581 de eerste hertog van de Friuli. Hoewel zijn naam verbonden is aan de graftombe in het museum, staat wel vast dat hij er nooit in begraven is. De grafgoederen dateren namelijk van de tweede helft van de zevende eeuw en zijn dus decennia jonger dan men zou mogen verwachten als dit echt de graftombe van de hertog was. Het mooiste voorwerp is zonder meer een gouden kruis, bezet met halfedelstenen en versierd met menselijke hoofden. Het kruis is slecht 11 centimeter groot.

Gouden kruis uit de zogenaamde ‘graftombe van Gisulf’.

Fibulae, zevende eeuw.

In de collectie van het museum bevinden zich nog meer christelijke kruizen. Dat is eigenlijk niet zo verrassend, want de Longobarden waren weliswaar krijgshaftige indringers, maar ze waren tegelijkertijd vrome christenen. Aanvankelijk beleden ze overigens in meerderheid het Arianisme, dat al in het jaar 325 als ketterij was veroordeeld, maar geleidelijk gingen ze keurig over tot het orthodoxe of katholieke christendom. Onder de kruizen bevindt zich een tweede gouden kruis met daarop onder meer een afbeelding van een hert. Bijna uniek is het zogenaamde Kruis van Invillino. Het is gemaakt van hout en bezet met brons. Het Kruis van Invillino (vernoemd naar de vindplaats) werd gemaakt tussen de tweede helft van achtste en de eerste helft van de negende eeuw. Mogelijk was het Longobardische Koninkrijk toen al gevallen. De laatste koning, Desiderius, was namelijk in 774 verslagen door Karel de Grote en vervolgens verbannen. De Longobardische cultuur bleef echter bestaan en vermengde zich met die van de Karolingische overheersers. Forum Julii ging voortaan door het leven als Civitas Austriae, stad van het Oosten.

Gouden kruis, vroege zevende eeuw.

Kruis van Invillino, tweede helft achtste/eerste helft negende eeuw.

Pace van hertog Orso.

Een voorbeeld dat vermoedelijk van de overgangsperiode dateert, is de ivoren ‘pace’ (paxtafel) van hertog Orso. Dat het voorwerp in opdracht van deze hertog werd gemaakt, staat niet ter discussie. Orso liet op het object tweemaal zijn naam VRSVS DVX vermelden. Daarmee zijn we overigens nog niet veel verder, want er was geen hertog van de Friuli die Ursus or Orso heette. Misschien was hij de hertog van Ceneda en een neef van de Ratchis die eerst hertog van de Friuli (739-744) was en vervolgens koning van de Longobarden (744-749 en nogmaals 756-757). Dat zou betekenen dat de paxtafel van de tweede helft van de achtste eeuw dateert, maar het museum houdt het gelet op de Karolingische stijl op de tweede helft van de negende eeuw. De paxtafel bevat een afbeelding van de kruisiging. Zeer opvallend zijn de afbeeldingen van de zon (Sol) en maan (Luna) boven de dwarsbalk van het kruis. Zon en maan zijn bijna klassiek heidens afgebeeld, met stralenkrans en maanschijf. De tekst boven de armen van Christus luidt:

M EN FIL TVVS/ AP ECCE M TVA

Vermoedelijk staat dat voor Mulier Ecce Filius Tuus Ecce Mater Tua, “vrouw, aanschouw uw zoon, aanschouw uw moeder”.

Bronnen: Bradt Travel Guide, Friuli Venezia Giulia (2019), p. 158 en de informatieborden in het museum.

One Comment:

  1. Pingback:Udine: de musea van het Castello – – Corvinus –

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.