Het kasteel van Udine staat op een kunstmatige heuvel waarvan de geschiedenis teruggaat tot de Bronstijd. Daarmee is de legende weerlegd die stelt dat het Attila de Hun was die de heuvel in 452 liet bouwen door zijn manschappen, zodat hij de verwoesting van de stad Aquileia vanaf een hoog punt kon gadeslaan. Van die legende klopt ongeveer net zoveel als van het verhaal over de troon van Attila op het eiland Torcello in de Venetiaanse lagune. In de tiende eeuw werd de eerste militaire versterking op de heuvel gebouwd waarvan het bestaan historisch kan worden aangetoond. In 1238 streken de patriarchen van Aquileia in Udine neer, waarop ze de versterking uitbouwden tot een echt kasteel. In 1420 namen de Venetianen Udine in. Aanvankelijk konden de patriarchen in het kasteel blijven wonen, maar eind zestiende eeuw werd het de residentie van de Venetiaanse gouverneurs (die de titel luogotenente of luitenant droegen). De patriarchen verhuisden daarop naar de benedenstad. Ze zouden zich uiteindelijk vestigen in het Palazzo Patriarcale, tegenwoordig een museum.
Het Castello werd zwaar beschadigd tijdens een zware aardbeving op 26 maart 1511. De herbouw begon in 1517 onder leiding van de architect Giovanni Fontana uit Lombardije en duurde omstreeks 50 jaar. Na Fontana waren onder meer Giovanni da Udine (1487-1561) en Francesco Floreani (gestorven ca. 1586) bij de renovatie betrokken. Het kasteel werd na voltooiing onder meer gebruikt voor de vergaderingen van het parlement van de Friuli dat tussen 1231 en 1805 heeft bestaan. Het parlement kwam samen in de Salone del Parlamento, een grote zaal die werd verfraaid door Floreani en anderen. Sinds 1906 zijn in het kasteel de gemeentelijke musea van Udine (Civici musei) gevestigd. Daarvan bespreek ik er hier drie.
Museo del Risorgimento
Gevestigd op de begane grond in de linker vleugel van het Castello. Het museum gaat in op het Italiaanse eenwordingsproces in de negentiende eeuw, bekend als de ‘Risorgimento’ (wederopstanding). Dat doet het museum uitsluitend in het Italiaans, dus basale kennis van deze taal is wel een vereiste. De Friuli maakte tot 1797 deel uit van de Venetiaanse Republiek. In 1866 kwam de regio bij het Koninkrijk Italië, en het museum gaat in op de gebeurtenissen in de tussenliggende periode. De fraaiste van de zeven zalen vond ik die waarin een maquette van de slag bij Montebello te zien is. Deze slag werd op 20 mei 1859 uitgevochten en was onderdeel van de Tweede Italiaanse Onafhankelijkheidsoorlog. Montebello ligt op de grens van Piëmont en Lombardije, dus tamelijk ver van Udine. In de slag dreven Franse en Italiaanse troepen de Oostenrijkers terug, waarna ze hun opmars door Noord-Italië konden voortzetten. De oorlog zou uiteindelijk culmineren in de bekende veldslagen van Solferino en San Martino. Het schaalmodel van de slag bij Montebello werd in 2009 gemaakt ter ere van de 150e verjaardag van de slag. De makers moeten hier zeker genoemd worden: Fabio Fiorentin en Enrico Zamparutti.
Museo Archeologico
Ook het archeologisch museum is gehuisvest op de begane grond, en wel in zes zalen in de rechter vleugel. De eerste twee zalen besteden aandacht aan twee lokale verzamelaars van oudheden, Francesco di Toppo (1797-1883) en Augusto de Brandis (1870-1928), die hun collecties aan (de voorloper van) het museum schonken. De eerstgenoemde was als archeoloog betrokken bij opgravingen in Aquileia. Tot de vondsten behoorde onder meer glaswerk in de vorm van schenkkannen en borden, thans onderdeel van de tentoonstelling. Aquileia vormde het eindpunt van de Amberroute (Via Sucinaria). In het museum kunnen we dan ook enkele prachtige voorwerpen gemaakt van amber bewonderen. Zie hieronder een foto van een Cupidofiguurtje met een hond en van een hond met puppy’s. Ook afkomstig uit Aquileia is een mooie mozaïekvloer. Deze verbleekt overigens wel enigszins bij de mozaïeken die in Aquileia zelf nog te zien zijn, bijvoorbeeld in de basiliek van het stadje.
Het museum bezit tevens enige bronzen Romeinse muntstukken. Het Latijnse woord voor geld is pecunia, afgeleid van het woord voor ‘vee’, pecus. De rijkdom van een Romein lag immers in het bezit van land en vee. Het is niet precies bekend wanneer de Romeinen begonnen met het slaan van bronzen munten. De geschiedschrijver Livius meldt voor het jaar 423 BCE een zware boete van 15.000 bronzen as die aan de consul Gaius Sempronius Atratinus werd opgelegd. Als het verhaal al waar is, is het onwaarschijnlijk dat de boete in bronzen munten werd uitbetaald. Mogelijk was er eerder sprake van klompen of schijven brons met een bepaald gewicht. De munten in het museum, afkomstig uit de collectie van Augusto de Brandis, lijken te dateren van het begin van de derde eeuw BCE. Op een ervan zien we een figuur met een gevleugelde helm, mogelijk de Griekse held Perseus. De Romeinen begonnen rond 268 BCE met het slaan van zilveren munten, en aan het einde van de derde eeuw BCE maakte de zilveren denarius zijn entree. De naam van die munt leeft voort in de Italiaanse en Spaanse woorden voor geld (denaro en dinaro), alsmede in de dinar, de munteenheid van verschillende Arabische landen.
Het museum bezit niet alleen maar Romeinse voorwerpen. Uit de collectie van graaf Antonino di Prampero (1836-1920) komen enkele Gotische en Longobardische objecten. Dat de Longobarden in staat waren prachtige fibulae te maken, hebben we eerder gezien. Ook in Udine vinden we hier mooie voorbeelden van, gemaakt van verguld zilver en gevonden in 1874 bij opgravingen in een necropool bij de stad.
Galleria d’Arte Antica
Verreweg het grootste van de drie musea die wij in de zomer van 2022 bezochten. De Galleria d’Arte Antica beslaat de volledige eerste verdieping van het kasteel. In dertien zalen worden voornamelijk schilderwerken uit de veertiende tot en met de negentiende eeuw tentoongesteld. De schilderkunst in Udine werd in de tweede helft van de veertiende eeuw sterk beïnvloed door Vitale da Bologna (ca. 1310-1360). Zijn werk in het Museo del Duomo in de stad, gemaakt in 1349, heb ik eerder besproken. In de Galleria d’Arte Antica vinden we enkele fresco’s uit 1370, afkomstig uit een palazzo van een adellijke familie, die sterk door Vitale beïnvloed zijn. Vermoedelijk waren ze ooit onderdeel van een cyclus van de maanden, waarvan alleen de maanden mei, oktober en november bewaard gebleven zijn. Op een ander fresco, geschilderd vóór 1364, zien we een gevecht uit de Trojaanse oorlog. Hoewel het Grieken en Trojanen zijn die elkaar de hersens inslaan, dragen alle strijders veertiende-eeuwse helmen en harnassen.
Wie een idee wil krijgen van hoe Udine er vroeger uitzag, moet beslist de werken van Joseph Heintz de Jongere (ca. 1600-1678), Pomponio Amalteo (1505-1588) en Palma Il Giovane (ca. 1548-1628) opzoeken. De Duitse schilder Heintz de Jongere leverde een gedetailleerde stadskaart van Udine af. De heuvel met het Castello is duidelijk zichtbaar. Daar rechts onder zien we de Piazza della Libertà, zoals het centrale plein van de stad tegenwoordig heet.[1] Verschillende gebouwen die we vandaag de dag ook nog kunnen bewonderen, komen goed in beeld. Dat geldt voor de Arco Bollani (de poort van Andrea Palladio die toegang geeft tot het Castello), de zuil met de Venetiaanse leeuw (op de andere zuil lijkt een kruis te staan in plaats van Vrouwe Justitia), de zuilengang van San Giovanni en de klokkentoren met de twee Moren die het uur aangeven. Ten zuiden van het plein staat de Loggia del Lionello, het stadhuis, en ten oosten ervan de Duomo met de opvallende achthoekige klokkentoren.
Dezelfde gebouwen zijn te zien op de achtergrond van een schilderij van Pomponio Amalteo uit 1574. De belangrijkste figuur op het schilderij is de knielende Venetiaanse luogotenente (gouverneur) Girolamo Mocenigo. Udine viel sinds 1420 onder Venetiaans gezag. De overgave van de stad aan Venetië staat centraal op het schilderij van Palma Il Giovane, gemaakt in 1595 in opdracht van het stadsbestuur van Udine. Rechts op het werk zien we de heuvel met het Castello en de Piazza della Libertà.
Met museum bezit werk van drie werkelijk beroemde schilders: Vittore Carpaccio (ca. 1465-1525 of 1526), Caravaggio (1571-1610) en Giambattista Tiepolo (1696-1770). Carpaccio schilderde in 1496 een kleurrijke Verrezen Christus met vier engelen. Het werk was bedoeld voor de kerk van San Pietro Martire in Udine. Dat Carpaccio de maker van het schilderij is, staat niet ter discussie: onder de voeten van de Messias hangt een briefje met de naam van de schilder en het jaartal 1496. Het aan Caravaggio toegeschreven werk toont ons Sint Franciscus van Assisi in extase, ondersteund door een engel. Tegenwoordig wordt sterk betwijfeld of het wel echt een werk van de meester zelf is. Het museum houdt het op een kopie uit 1606-1607 van een werk uit ca. 1595-1596 dat thans in de Verenigde Staten hangt.
Giambattista Tiepolo schilderde rond 1750 samen met zijn zoon Giandomenico (1726-1804) een werk dat Consilium in Arena wordt genoemd. Deze naam is zichtbaar op een bordje aan de muur op de achtergrond van het schilderij. Afgebeeld is een rechtszaak die in 1748 plaatsvond tegenover de grootmeester van de Ridders van Malta. Een burger van Udine was het lidmaatschap van de ridderorde ontzegd omdat hij geen castellano was (de beheerder van een kasteel), maar dankzij een briljante rechtsgeleerde kon hij alsnog tot de orde toetreden. Het was de rechtsgeleerde die Tiepolo de opdracht gaf het werk te schilderen ter nagedachtenis aan zijn eclatante juridische zege. De Ridders van Malta, met hun zwarte gewaden en Maltezer kruizen, zich zeer goed zichtbaar op het schilderij.
Wie na drie musea nog adem over heeft, kan op de derde verdieping het Museo della Fotografia bezoeken. Wij hadden die adem helaas niet, maar het fotomuseum is ongetwijfeld interessant.
Website: The Castle – Civici Musei di Udine (civicimuseiudine.it)
Noot
[1] Oudere namen zijn Piazza del Vino, Piazza del Comune en Piazza Contarena.
Pingback:Udine: Museo diocesano en Gallerie del Tiepolo – – Corvinus –
Pingback:Udine: Piazza della Libertà – – Corvinus –
Pingback:Udine: the museums of the Castello – – Corvinus –