- Conflicten met Kelten en Liguriërs;
- Opstanden op Sardinië en Corsica;
- De deuren van de tempel van Janus worden voor de eerste keer in de Romeinse geschiedenis gesloten (235 BCE);
- Quintus Fabius Maximus houdt een triomftocht voor zijn overwinningen op de Liguriërs (233 BCE);
- De volkvergadering neemt een wetsvoorstel aan, ingediend door de volkstribuun Gaius Flaminius, over de verdeling van land in Picenum, de Ager Gallicus (232 BCE).
De hier besproken jaren waren ongebruikelijk rustig voor Rome. In de stad zelf gebeurde niet veel dat van belang was, en de gewapende conflicten die Rome uitvocht, betroffen voornamelijk kleinschalige operaties tegen Keltische en Ligurische stammen en de bevolking van Sardinië en Corsica. De meest opvallende gebeurtenis vond in 235 BCE plaats. Een van de consuls, Titus Manlius Torquatus, sloot toen voor de eerste keer in de geschiedenis de deuren van de tempel van Janus op het Forum Romanum. Hiermee werd aangegeven dat het vredestijd was.
Oorlog…
Romeinse expansie naar het noorden had geleid tot conflicten met de Kelten die in Gallië aan deze zijde van de Alpen (Gallia Cisalpina) woonden. Deze hadden op hun beurt een lange traditie van plundertochten in Romeins gebied. De verhoudingen tussen de Romeinen en de Kelten waren altijd al ongemakkelijk geweest. In 390 (of 387) BCE had een bende plunderende Kelten van de stam van de Senones een Romeins leger verslagen in de Slag bij de Allia en vervolgens het grootste gedeelte van Rome ingenomen (uitzondering was de Capitolijn). De Romeinen hadden hun belegeraars moeten afkopen en dit was een vernedering die ze niet snel zouden vergeten. Ongeveer een eeuw later, in 295 BCE, versloegen de Romeinen een coalitie van Kelten – overwegend Senones – en Samnieten in de Slag bij Sentinum (in de buurt van het huidige Sassoferrato in de Marche). Nog meer – helaas slecht gedocumenteerde – veldslagen vonden plaats in 284 en 283 BCE. Kelten, mogelijk wederom de Senones, bedreigden in het eerstgenoemde jaar de belangrijke stad Arretium (het tegenwoordige Arezzo), maar ze werden verslagen. Het volgende jaar werd een coalitie van Boii en Etrusken verpletterd bij het Meer van Vadimo (nabij het huidige Orte in Latium).
Romeinse veroveringen leidden doorgaans tot de annexatie en kolonisatie van vijandelijk gebied, en het Keltische gebied was geen uitzondering op deze regel. Na hun overwinning bij Arretium stichtten de Romeinen bijvoorbeeld een kolonie bij Sena Gallica (Senigallia aan de Adriatische kust), vernoemd naar de verslagen Senones. Zulke kolonies hielpen de Romeinen hun veroveringen te consolideren, maar de nederzettingen waren ook bronnen van frictie en nieuwe conflicten. In 268 BCE stichtten de Romeinen een belangrijke Latijnse kolonie bij Ariminum, het huidige Rimini, wederom in voormalig Keltisch gebied. Zo’n dertig jaar later, in 236 BCE, rukte een leger van Boii, geholpen door bondgenoten afkomstig van de andere zijde van de Alpen, naar Ariminum op en eiste het land rondom de kolonie terug met als argument dat het hun rechtens toebehoorde. De Romeinse consuls Publius Cornelius Lentulus Caudinus en Gaius Licinius Varus lijken het niet te hebben aangedurfd om de confrontatie met hen aan te gaan. De Keltische veldtocht liep echter op niets uit omdat de Boii en hun bondgenoten onderling in conflict geraakten.
De eerste conflicten met de Liguriërs vonden volgens onze bronnen plaats in 238 BCE, het jaar waarin Tiberius Sempronius Gracchus een overwinning op ze lijkt te hebben behaald. Vervolgens vonden ook in 236 BCE, 234 BCE en 233 BCE veldtochten tegen dit volk plaats. Van deze operaties zijn geen namen van grote veldslagen bekend. We mogen redelijkerwijs aannemen dat sprake was van tamelijk kleinschalige oorlogsvoering. De Liguriërs waren als volk slechts losjes georganiseerd, maar kenden een zeer sterk onafhankelijkheidsgevoel. Ze konden niet op tegen de Romeinse legioenen in een geregelde veldslag en legden zich daarom toe op schermutselingen en hinderlagen. Dat was bepaald niet het type oorlogsvoering dat de voorkeur van de Romeinen had. Niettemin slaagde de consul van 233 BCE, Quintus Fabius Maximus, erin de Liguriërs de Alpen in te jagen. Met zijn veldtocht maakte hij een einde aan Ligurische raids in Romeins gebied. Fabius verdiende met zijn overwinning een triomftocht en wijdde tevens een tempel aan Eer (Honos) en Deugd (Virtus). Later zou hij een beroemde held uit de Tweede Punische Oorlog worden.
Reeds in 259 BCE had de Romeinse consul Lucius Cornelius Scipio het eiland Corsica en zijn belangrijkste stad Alalia (later Romeins Aleria) ingenomen. Het is niet duidelijk wanneer de Romeinen besloten het eiland permanent te bezetten en te annexeren, maar het is redelijk om aan te nemen dat dit gebeurde in de nasleep van de annexatie van Sardinië in of omstreeks 238 BCE. Op beide eilanden nam de bevolking al spoedig aanstoot aan de Romeinse aanwezigheid, met als gevolg dat overal opstanden uitbraken. De Romeinen zagen zich genoodzaakt legers naar de eilanden te sturen en lijken tussen 234 en 231 BCE een aaneengesloten oorlog op Sardinië te hebben uitgevochten. De bronnen maken melding van soortgelijke oorlogen op Corsica in de jaren 236, 234 en 231 BCE. Zowel de Sardijnen als de Corsicanen waren echte guerrillastrijders en hun favoriete tactiek was de hinderlaag. Hoewel ze slechts speldenprikjes aan de Romeinen uit konden delen, moeten deze oorlogen voor de legioensoldaten frustrerend zijn geweest. Uiteindelijk behaalden de Romeinen echter wel de overwinning en werden de opstanden neergeslagen.
… en vrede
De Romeinen beschouwden de conflicten op Sardinië en Corsica kennelijk niet als echte oorlogen. In 235 BCE, sloot de consul Titus Manlius Torquatus namelijk de deuren van de tempel van Janus op het Forum Romanum, ten teken dat de Republiek niet langer in oorlog was. Hoewel de deuren minder dan een decennium later heropend zouden worden, was dit toch een historisch moment. De bouw van de tempel van Janus werd traditioneel toegeschreven aan de half legendarische Koning Numa Pompilius (vroege zevende eeuw), die bekendstond om zijn religieuze hervormingen. Numa was in ca. 673 BCE gestorven en de deuren van de tempel hadden sindsdien altijd open gestaan. Nu werden ze voor het eerst in de geschiedenis gesloten. De volgende keer dat dat gebeurde, was pas na de overwinning van het leger van Caesar Octavianus op Marcus Antonius in 31 BCE.
Voor het jaar 232 BCE horen we voor het eerst van Gaius Flaminius. Flaminius was een nieuwe man (homo novus). Later zou hij verantwoordelijk zijn voor de aanleg van de Via Flaminia en de bouw van het Circus Flaminius, maar eerst diende hij als volkstribuun (tribunus plebis). In deze hoedanigheid liet hij de volksvergadering een wetsvoorstel aannemen over de verdeling van land in Picenum onder armere Romeinse burgers. Dit land stond bekend als de Ager Gallicus en bevond zich vermoedelijk ten zuiden van de kolonie Ariminum. Het was afgenomen van de Senones, die vervolgens waren verdreven. Conservatieve senatoren waren niet gelukkig met de daden van Flaminius. Hun gevoelens vonden weerklank bij Polybius, die de volkstribuun van populisme beschuldigde.
Bronnen
Primair
- Cassius Dio, Roman History, Fragments of Book XII (inclusief tekst van Zonaras);
- Livius, Ab Urbe Condita, Book 1.19;
- Livius, Periochae, Book 20;
- Plutarch, Life of Numa 20;
- Plutarch, Life of Fabius Maximus 2;
- Polybius, The Histories, Book 2.14-2.21.
Secundair
- Adrian Goldsworthy, The Fall of Carthage, p. 136-139;
- Adrian Goldsworthy, In the Name of Rome, p. 37.
Pingback:De Annalist: Het Jaar 212 BCE – – Corvinus –
Pingback:De Annalist: Het Jaar 215 BCE – – Corvinus –
Pingback:De Annalist: Het Jaar 217 BCE – – Corvinus –
Pingback:De Annalist: Het Jaar 204 BCE – – Corvinus –
Pingback:De Tweede Punische Oorlog: Het Jaar 210 BCE – – Corvinus –
Pingback:Keltische en Illyrische oorlogen: De Jaren 224-221 BCE – – Corvinus –
Pingback:De Tweede Punische Oorlog: Het Jaar 216 BCE – – Corvinus –