De strijd om het Binnenhof: Johan van Oldenbarnevelt

Johan van Oldenbarnevelt door Michiel van Mierevelt (particuliere collectie).

De tweede aflevering van De strijd om het Binnenhof gaat over Johan van Oldenbarnevelt (1547-1619), de man die zonder enige overdrijving de grondlegger van Nederland genoemd mag worden. De bekende Opstand tegen het Spaanse gezag, voorheen bekend als de Tachtigjarige Oorlog, was begonnen als een strijd tegen de vestiging van een modern centraal bestuur, waarin de lokale adel opzij werd geschoven en de in het verleden bevochten stedelijke en gewestelijke privileges niets meer voorstelden. De opstandelingen werden gedreven door, met een duur woord, gewestelijk particularisme. De stichting van een nieuwe, onafhankelijke staat was aanvankelijk niet hun doel. Toch was zo’n staat wel het resultaat van de Opstand. Aan de vorming en handhaving van die staat heeft niemand meer bijgedragen dan Johan van Oldenbarnevelt. Terecht is hij sinds vorig jaar opgenomen in de Canon van Nederland. In de hier besproken aflevering staat echter vooral de val van de landsadvocaat centraal. De aflevering oscilleert als het ware tussen zijn jeugd in Amersfoort en zijn laatste maanden, en eindigt vlak voor zijn executie op maandag 13 mei 1619.

Jonge jaren en successen

Johan van Oldenbarnevelt werd op 14 september 1547 geboren in Amersfoort. Tot zijn zeventiende woonde hij op de Bollenburgh, een huis in de binnenstad dat nog steeds bestaat. De Bollenburgh is een vrij groot pand, waaruit we mogen afleiden dat de familie Van Oudenbarnevelt – zoals de naam oorspronkelijk luidde – over geld beschikte. Van adel was zij echter niet, al zou Johan daar regelmatig over liegen. Bovendien had zijn vader Gerrit een slechte reputatie, want hij had een andere man doodgeslagen en stond bekend als ‘Gerretgen Sleght’. De aflevering toont een interessante manier waarop Van Oldenbarnevelt later de adellijke wortels van zijn familie probeerde aan te tonen: door middel van een schilderij met een Madonna met Kind, een familiewapen en knielende familieleden dat voor middeleeuws moest doorgaan, maar duidelijk in de late zestiende of vroege zeventiende eeuw was geschilderd. Vijanden van Van Oldenbarnevelt zagen in diens niet-adellijke afkomst een zwakke plek, waarop ze hem maar al te graag aanvielen. Hij was voor hen niet meer dan een parvenu.

De Bollenburgh in Amersfoort. Uit de afbeelding blijkt dat de beelden inmiddels verplaatst zijn. Ze werden artistiek niet erg gewaardeerd.

Aanvankelijk viel het gelukkig wel mee met die vijanden. Als bewonderaar van Willem van Oranje verenigde Johan van Oldenbarnevelt na de moord op de Vader des Vaderlands in 1584 zijn krachten met die van Willems zoon uit zijn tweede huwelijk, stadhouder Maurits van Nassau (1567-1625). In 1586 werd Johan landsadvocaat van de Staten van Holland, het rijkste en machtigste gewest. Tussen 1588 en 1598 werd vervolgens de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden gevestigd en versterkt. Het waren de ‘Tien Jaren’ van groei en bloei die de negentiende-eeuwse historicus Robert Fruin ontwaarde. Maurits boekte als briljant legeraanvoerder successen op het slagveld, terwijl Van Oldenbarnevelt als rasbestuurder en geslepen diplomaat de binnen- en buitenlandse politiek voor zijn rekening nam. De aflevering richt zich sterk op de steeds slechter wordende verhouding tussen de twee mannen na het sluiten van het Twaalfjarig Bestand in 1609. Een Bestand waar Johan van Oldenbarnevelt, die kansen voor de handel zag, zich sterk voor had gemaakt. Maurits daarentegen, die zijn reputatie ontleende aan de successen in strijd tegen Spanje, was een fel tegenstander van de wapenstilstand.

De onafwendbare neergang

Natuurlijk kan een aflevering niet alles bespreken, maar het is toch wel een omissie dat hier geen melding wordt gemaakt van de mislukte veldtocht tegen de Duinkerker kapers in 1600. Die door Van Oldenbarnevelt doorgedrukte en nogal onbezonnen veldtocht had Duinkerken nooit bereikt. Ze was geëindigd met de Slag bij Nieuwpoort op 2 juli 1600, waar Maurits voor de poorten van de hel een overwinning op de Spanjaarden weggesleepte, maar zich vervolgens genoodzaakt zag zich terug te trekken. Het was deze veldtocht die leidde tot een breuk tussen de generaal en de diplomaat. Het Twaalfjarig Bestand maakte die breuk erger en dat gold zeker voor het religieuze conflict dat vervolgens uitbrak tussen vrijzinnige en orthodoxe protestanten, tussen de Arminianen of remonstranten en de Gomaristen of contraremonstranten. Een reden voor Maurits om voor de laatstgenoemden partij te kiezen was toch vooral dat Van Oldenbarnevelt, die religieuze tolerantie hoog in het vaandel had, naar de eerstgenoemden neigde. Dat bleek bijvoorbeeld uit zijn vriendschap met Johannes Uyttenbogaert (1557-1644), een belangrijke remonstrantse predikant.[1] In juli 1617 woonde Maurits demonstratief een dienst bij in de Kloosterkerk. Die was kort daarvoor overgenomen door de contraremonstranten en stond – nog belangrijker – pal tegenover het huis van Johan van Oldenbarnevelt.

Voormalige woning van Johan van Oldenbarnevelt aan de Kneuterdijk in Den Haag.

Ondanks zijn oppositie tegen het Twaalfjarig Bestand was de periode na 1612 een tijd waarin de ster van stadhouder Maurits rijzende was. In 1613 werd hij ridder in de Orde van de Kousenband, een prestigieus Engels genootschap dat al sinds 1348 bestaat. Na de dood in 1618 van zijn neef Filips Willem, de zoon van Willem van Oranje uit diens eerste huwelijk met Anna van Buren, werd Maurits bovendien de nieuwe Prins van Oranje. Van Oldenbarnevelt kreeg het tijdens het Bestand juist moeilijker en werd het lijdend voorwerp van kritiek. Eerst was die nog voorzichtig, maar later werd de kritiek steeds heftiger. Alles rondom zijn persoon was daarbij een geldig doelwit: zijn familie, zijn niet-adellijke afkomst, de wat onduidelijke herkomst van zijn fortuin. Hoe kon een simpele landsadvocaat met een bescheiden salaris zich zo’n duur huis in Den Haag veroorloven? Zo ontstond het idee dat Van Oldenbarnevelt geld aannam om de belangen van de Republiek te schaden. Was hij soms een landverrader?

De conflicten tussen remonstranten en contraremonstranten namen ondertussen zorgelijke vormen aan. In 1617 werd bijvoorbeeld in Amsterdam het huis van de koopman Rem Bisschop (1571-1625) kort en klein geslagen door een meute jonge jongens. Bisschop sympathiseerde met de remonstranten. Om stadsbesturen meer mogelijkheden te geven tegen religieus gemotiveerde onrust op te treden, liet landsadvocaat Van Oldenbarnevelt de Staten van Holland op 4 augustus 1617 een resolutie aannemen die de steden toestond huursoldaten in dienst te nemen, de zogenaamde ‘waardgelders’. Dat was tegen het zere been van Maurits, die immers opperbevelhebber van het leger van de Republiek was. Hij sprak tegen de Amsterdamse burgemeester Reinier Pauw (1564-1636) over een ‘Scherpe Resolutie’. Voor Maurits was deze resolutie niets minder dan een staatsgreep. De stadhouder reisde de gewesten langs en vergaarde overal steun voor zijn eigen zaak. Waar de stadsbesturen remonstrants en hem slecht gezind waren, maakte hij gebruik van zijn bevoegdheid ‘de wet te verzetten’, dat wil zeggen het bestuur te vervangen. Zo begon het net rondom Johan van Oldenbarnevelt zich langzaam maar zeker te sluiten.

Maurits dankt de waardgelders in Utrecht af, juli 1618. Detail van een schilderij van Pauwels van Hillegaert uit 1622 (Prinsenhof, Delft).

Arrestatie en proces

Op 29 augustus 1618 meldde de landsadvocaat zich bij Maurits op het Binnenhof. Daar werd hij gearresteerd en vastgezet in de Weeskamer, de ruimte boven de Rolzaal achter de Ridderzaal. Zijn gevangenschap zou bijna negen maanden duren en het duurde weken voordat hij überhaupt verhoord werd. Want waar moest Van Oldenbarnevelt precies van beschuldigd worden? Uiteindelijk werd de suggestie van landverraad met enthousiasme omarmd: Van Oldenbarnevelt zou de Republiek hebben willen uitleveren aan een katholieke mogendheid, bijvoorbeeld aan Spanje, of aan Frankrijk, dat na de moord op de voorheen protestantse Koning Hendrik IV in 1610 weer een echte katholieke monarch op de troon had zitten in de persoon van Lodewijk XIII. Daarnaast leidden de gebeurtenissen rondom de waardgelders tot de beschuldiging van hoogverraad. Een rechtbank van 24 rechters werd ingesteld om over het lot van de landsadvocaat te beslissen. Dat die laatste geen bekentenis ging afleggen, werd al gauw duidelijk. 26 verhoren veranderden daar niets aan.

Maurits van Oranje-Nassau door Michiel van Mierevelt (Haags Historisch Museum).

Een van de rechters was de al genoemde Reinier Pauw, in de aflevering getypeerd als een felle man. Ook wordt opgemerkt dat hij medeoprichter van de VOC was, wat een wat merkwaardige opmerking is als je bedenkt dat Van Oldenbarnevelt zelf de grote initiatiefnemer achter de Compagnie was. Iets wat in de aflevering dan weer niet vermeld wordt. Dit gedeelte van de aflevering is sowieso wat dubieus, omdat bij een verhaal over een optreden van Pauw in de Staten van Holland een prent wordt getoond van een vergadering van de Staten-Generaal in de Grote Zaal (Ridderzaal) in 1651.[2] Je moet het maar net weten, maar het gaat dus niet alleen om het verkeerde bestuursorgaan, maar gelet op het feit dat Pauw in 1636 stierf ook om een opmerkelijk anachronisme.

Johan van Oldenbarnevelt zat gedurende het hele proces vast in een bedompte ruimte, voortdurend bewaakt door twee soldaten. Familieleden en vrienden slaagden erin de gevangene van informatie te voorzien door onder meer briefjes in uitgeholde peren te verstoppen (schrijver Nicolaas Matsier demonstreert in de aflevering hoe dit in z’n werk ging). Van Oldenbarnevelts knecht Jan Francken, die hem trouw bezocht, hield een dagboek over de gevangenschap van zijn meester bij. De mannen waren verplicht om hardop te praten. Fluisteren was verboden, want de soldaten moesten alles kunnen horen om erover te kunnen rapporteren. Op 12 mei 1619 was de rechtbank eruit. Die dag werd aan de gevangene zijn doodsvonnis gebracht. Bovendien werden al zijn bezittingen in beslag genomen. Van Oldenbarnevelt weigerde om gratie te vragen, terwijl die hem vrijwel zeker verleend zou zijn. Gratie vragen stond voor hem gelijk aan een schuldbekentenis en hij was natuurlijk onschuldig. Waar Van Oldenbarnevelt te trots was om gratie te vragen, was Maurits te koppig om het uit eigen initiatief te verlenen. En zo werd de grondlegger van Nederland in de ochtend van 13 mei 1619 naar het schavot geleid en voor een publiek van zo’n 3.000 toeschouwers met het zwaard onthoofd.

Noten

[1] Overigens ook de hofpredikant van Maurits.

[2] De zogenaamde Grote Vergadering, waarover meer in deze bijdrage.

4 Comments:

  1. Pingback:De grafmonument van Jacob van Heemskerck – – Corvinus –

  2. Pingback:De grafzerk van Justinus van Nassau – – Corvinus –

  3. Pingback:Het grafmonument van Jacob van Heemskerck – – Corvinus –

  4. Pingback:De strijd om het Binnenhof: Rutger Jan Schimmelpenninck – – Corvinus –

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.