Rome: Santa Pudenziana

De Santa Pudenziana.

De Santa Pudenziana, vlak bij de veel bekendere Santa Maria Maggiore, behoort tot de best bewaarde geheimen van Rome. De kerk is een verborgen juweeltje. Ze is een van de oudste in Rome en heeft een belangrijk en indrukwekkend apsismozaïek uit de late vierde of vroege vijfde eeuw. Toch lopen de meeste toeristen de Santa Pudenziana voorbij, wat de kerk een ideale plek maakt voor kunstliefhebbers en historisch geïnteresseerden.

De kerk is gewijd aan Santa Pudenziana, Pudentiana in het Latijn. Dat Pudentiana erin slaagde een kerk aan zich gewijd te krijgen, is nogal een prestatie als je bedenkt dat ze waarschijnlijk nooit bestaan heeft. De tweede brief van Paulus aan Timoteüs noemt een Romeinse christen genaamd Pudens, die Timoteüs laat groeten (2 Timoteüs 4:21). Volgens een latere versie was deze Pudens afkomstig uit een familie uit de senatorenstand en gaf hij onderdak aan Petrus toen deze in Rome verbleef. Pudens zou twee zoons en twee dochters hebben gehad. Zijn dochters heetten Pudentiana en Praxedis. Zij ontfermden zich over de slachtoffers van de christenvervolgingen en Praxedis zou de overblijfselen van zo’n 2.000 martelaren hebben verzameld voordat de zusters zelf de marteldood stierven. Het is zeer twijfelachtig of de zusters überhaupt ooit bestaan hebben. “Pudentiana” is slechts een bijvoeglijk naamwoord dat “van Pudens” betekent. Mogelijk is een domus Pudentiana of een ecclesia Pudentiana – een huis of kerk van Pudens – ten onrechte aangemerkt als een godshuis gewijd aan een vrouwelijke heilige. Hoewel er een Pudens zou kunnen hebben bestaan, al dan niet de Pudens uit de Bijbel, zijn de zussen waarschijnlijk fictieve personages. Ze zijn dan ook geschrapt van de liturgische kalender en worden niet langer als martelaren erkend.

Een korte geschiedenis

De Santa Pudenziana gezien van bovenaf (foto: copyright Google).

In de eerste eeuw stond er een particuliere woning op deze plek, mogelijk dus eigendom van Pudens. Volgens de traditie zou er een kerk of kapel zijn gebouwd in de tuin van dit huis tijdens het pontificaat van Paus Pius I (140-155), maar het bewijs daarvoor is schaars tot non-existent. Het huis zelf werd omgevormd tot een openbaar badhuis in de tweede eeuw en stond vervolgens bekend als de Thermae Novae. Het feit dat een vrome legende de bouw van dit badhuis toeschrijft aan de zonen van Pudens is wel duidelijk bewijs dat de verhalen over Pudentiana en Praxedis kant nog wal raken. Pudens bood gastvrijheid aan Petrus, die de marteldood stierf tijdens de regering van keizer Nero (54-68), maar de bouw van het badhuis vond naar verluidt plaats in 139. Dat betekent dat de zonen van Pudens toen minstens in de zeventig waren, maar waarschijnlijk nog veel ouder. Recentelijk is gesuggereerd dat het badhuis helemaal geen badhuis was, maar een soort werkplaats, misschien een looierij (cf. Santa Cecilia in Trastevere).

De entreeruimte van het badhuis (of ‘badhuis’) zou sinds de derde eeuw in gebruik kunnen zijn geweest als christelijk oratorium. Echter, het eerste duidelijke bewijs van christelijke activiteiten op deze plek dateert van het pontificaat van Paus Siricius (384-399). Het was tijdens zijn regering dat eerst de entreeruimte – nu de Cappella Caetani, maar destijds gewijd aan de volledig fictieve Sint Pastor (“Sint Herder”) – en toen het badhuis (of de looierij) werden omgevormd tot een kerk. De ingang werd verplaatst naar wat nu de voorzijde van de kerk is (deze kaart kan behulpzaam zijn). Het bewijs voor deze bouwactiviteiten, die zeer waarschijnlijk neerkwamen op de échte stichting van de Santa Pudenziana, wordt gevormd door fragmenten van grote marmeren platen met daarop een inscriptie waarin Siricius en drie andere priesters worden genoemd, de verder onbekende Ilicius, Leopardus en Maximus. De originele inscriptie moet zo’n vijf meter lang zijn geweest. Er is bewijs dat er sprake was van twee gelijkluidende inscripties, waarvan er mogelijk een aan de gevel van de kerk werd bevestigd en de andere binnenin werd geplaatst. De fragmenten werden hergebruikt in de kerk en worden nu bewaard in de Vaticaanse Musea. De volledige – gereconstrueerde – tekst luidt:

De Cappella Caetani.

SALVO SIRICIO EPISCOPO ECLESIAE SANCTAE ET ILICIO LEOPARDO ET MAXIMO PRESBYTERIS

(“Heil aan Bisschop Siricius van de Heilige Kerk, en aan de priesters Ilicius, Leopardus en Maximus”)

Tijdens de verbouwing van het badhuis werden de apsis en het apsismozaïek toegevoegd. De klokkentoren is een toevoeging uit de Middeleeuwen. In de eeuwen daarna werden diverse restauraties uitgevoerd, totdat kardinaal Enrico Caetani (1550-1599) in 1588 opdracht gaf voor een grote verbouwing. Het project werd uitgevoerd door de architect Francesco Capriani da Volterra (1535-1594), niet te verwarren met de veertiende-eeuwse schilder en beeldhouwer van (vrijwel) dezelfde naam. Capriani’s belangrijkste toevoeging was de achthoekige koepel. De elliptische vorm van de koepel is het beste te zien met Google Earth (zie hierboven). Helaas leidde Capriani’s restauratie ook tot het verlies van een deel van het antieke apsismozaïek en werd de kapel van Sint Pastor, waar de ingang van het badhuis zich vroeger bevond, afgebroken. Dit laatste werd gedaan om ruimte te maken voor de huidige Caetani-kapel. Dit grote rechthoekige gebouw steekt aan de linkerkant van de kerk uit.

Exterieur

Kardinaal Lucien Bonaparte (1828-1895), die op dat moment kardinaal-priester van de kerk was, gaf opdracht tot een volgende grote restauratie in 1870. Lucien was een achterneef van Napoleon Bonaparte; zijn grootvader van vaderskant, ook Lucien genaamd, was een broer van Napoleon. De toekomstige Franse keizer Louis-Napoléon Bonaparte (Napoleon III) was zijn peetvader. De gevel van de kerk was een belangrijk onderdeel van de restauratie van Bonaparte. Tijdens het eerdere project van Enrico Caetani in de zestiende eeuw had Niccolò Circignani – Il Pomarancio – een reeks fresco’s op de façade geschilderd. Deze waren waarschijnlijk sterk vervaagd en werden daarom tijdens de negentiende-eeuwse restauratie overgeschilderd door Pietro Gagliardi. Zijn werk was helaas van slechte kwaliteit, met als gevolg dat we nu alleen nog maar vage schaduwen van zijn fresco’s kunnen zien. In het midden, tussen de twee ramen, staat Petrus, geflankeerd door Pudens en Pudenziana. Het archeologische werk dat Bonaparte op deze locatie verrichtte, was evident van groter belang dan zijn artistieke prestaties.

Fries uit de elfde eeuw.

Een maagd met een olielamp, Santa Maria in Trastevere.

De fictieve Santa Pudenziana met een olielamp.

Gelukkig is het spectaculaire middeleeuwse fries boven de hoofdingang tijdens de negentiende-eeuwse restauratie gespaard gebleven. Over de ouderdom van het fries wordt gespeculeerd. Meestal wordt het gedateerd op de elfde eeuw, maar eerdere – achtste eeuw – en latere – veertiende eeuw – data worden eveneens genoemd. Het bewandelen van de gulden middenweg is in zo’n geval waarschijnlijk het veiligst. Negeer vooral het foeilelijke negentiende-eeuwse fresco in het fronton boven het fries en neem zeker een paar minuten om het fries zelf te bekijken. In de vijf tondi zijn afgebeeld (van links naar rechts) Sint Pastor, Sint Pudentiana, het Lam Gods, Sint Praxedis en Sint Pudens. De inscripties in de tondi van Pudentiana en Praxedis verwijzen naar volle lampen (LA(M)PADE PLENA) en helder licht (LVMINE CLARO). De beide vrouwen houden waarschijnlijk olielampen vast. Uit de voorwerpen lijken namelijk lonten te steken. Deze lampen lijken erg op de lampen die zijn afgebeeld op de gevel van de Santa Maria in Trastevere. Een brandende lamp was een symbool van de maagdelijkheid van een meisje.

Interieur van de kerk en ouderdom van het mozaïek

Interieur van de kerk.

Het middenschip van de kerk is op z’n zachtst gezegd niet erg spectaculair. Het plafond is in het geheel niet gedecoreerd en hetzelfde geldt voor de bakstenen muren boven de arcades aan weerszijden van het middenschip. In het koor vinden we enkele weinig indrukwekkende vroeg-negentiende-eeuwse schilderijen met de Apotheose van Sint Pudenziana in het midden en scènes met haar fictieve broers links en rechts daarvan. Natuurlijk zijn we hier gekomen om het apsismozaïek te bewonderen. Het is waarschijnlijk gemaakt tijdens het pontificaat van Paus Siricius (384-399), dus het kan heel goed uit de late vierde eeuw dateren. De eigen website van de kerk suggereert een datum tussen 410 en 417 en schrijft het mozaïek toe aan Paus Innocentius I. Deze Innocentius was paus van 401 tot en met 417 en was daarmee ooggetuige van de beruchte plundering van Rome door de Goten onder leiding van Alarik in 410. De website van de kerk noemt deze gebeurtenis “una sorta di “11 settembre” dell’Impero Romano”, wat een beetje overdreven is. Het belang van Rome was al meer dan een eeuw in verval, getuige ook de verplaatsing van de hoofdstad eerst naar Milaan en vervolgens naar Ravenna. Aan de andere kant inspireerde de plundering van Rome wel een zekere Augustinus van Hippo om zijn De Civitate Dei te schrijven. Zowel aanhangers van de traditionele Romeinse religie als christenen trachtten van de plundering gebruik te maken voor hun eigen zaak.

De website van de kerk claimt dat, terwijl andere kerken in Rome werden vernield door de Goten, de Santa Pudenziana gespaard bleef. Het feit dat de kerk niet was beschadigd, was – wederom volgens deze website – de reden om het mozaïek te laten maken. Het toont Christus in het midden, met een boek in zijn handen met een tekst die zou suggereren dat de Heer de kerk van Pudens heeft gered. Is dit argument overtuigend? Niet echt. Allereerst citeert de website de tekst van het mozaïek niet correct. Er staat niet “Dominus Servator Ecclesiae Pudentianae”, maar “Dominus Conservator Ecclesiae Pudentianae”. Beide woorden betekenen eenvoudigweg ‘bewaarder’ of ‘beschermer’, en ze impliceren niet noodzakelijkerwijs dat de Heer de kerk al eens gered heeft. Het is wellicht veiliger om aan te nemen dat de makers van het mozaïek de Heer aanriepen om de kerk van Pudens te beschermen, iets wat hij al gedaan zou kunnen hebben tijdens de plundering door Alarik. Immers, hoewel deze plundering schokgolven door de Antieke Wereld deed gaan, waren de Goten overwegend slechts geïnteresseerd in buit en gevangenen en hebben ze niet hele delen van de stad platgebrand. Er is zeker schade aangericht en gebouwen als de Basilica Aemilia en de Basilica Julia op het Forum werden verwoest door brand. De schade aan de stad als geheel was echter niet zo ernstig en er is geen bewijs dat christelijke kerken zijn verwoest. Alarik was zelf immers, hoewel Ariaans en dus beschouwd als ketter, een vrome christen.

Apsismozaïek (detail).

Het mozaïek nader bekeken

Het mozaïek verschilt nogal van mozaïeken in kerken als de Santa Maria in Domnica, de Santa Prassede en de Santa Cecilia in Trastevere. De stijl is duidelijk pre-Byzantijns. We zien zowaar perspectief en de mensen in de afgebeelde scène zien er veel realistischer uit.

Het apsismozaïek uit de late vierde of vroege vijfde eeuw.

Christus bevindt zich in het midden van het mozaïek. Hij draagt een gouden toga met blauwe zoom en is de enige persoon met een aureool. Hij heeft een boek in zijn linkerhand met de hiervoor reeds gememoreerde tekst “Dominus Conservator Ecclesiae Pudentianae”. Christus zit op een gouden troon. Hij wordt geflankeerd door vijf apostelen aan elke kant, dus tien apostelen in totaal. Dat aantal klopt natuurlijk niet, maar tijdens de restauratie van Caetani in de zestiende eeuw werden twee apostelen volledig vernield en de anderen van delen van hun onderlichaam beroofd. De apostelen zijn gekleed als Romeinse senatoren en dragen toga’s. Bij het mozaïek hoorde ooit een begeleidende tekst, maar deze is eveneens verloren gegaan tijdens de ‘restauratie’.

Achter de apostelen staan twee vrouwen. Er zijn opmerkelijke verschillen in kleur tussen de twee: de vrouw links is enigszins vervaagd terwijl die aan de rechterkant een zachtroze kleur heeft. Haar gewaad heeft eveneens een stuk meer kleur. Dit alles is waarschijnlijk het resultaat van een van de restauraties en heeft geen specifieke betekenis. Natuurlijk beantwoordt dit nog niet de vraag wie deze twee vrouwen zijn. Ze zijn van oudsher geïdentificeerd als Pudentiana en haar zuster Praxedis, maar zelfs de website van de kerk zelf verwerpt nu deze interpretatie. Aangezien de vrouwen de apostelen Paulus en Petrus (lijken te) kronen met kransen, is het heel goed mogelijk dat zij de joodse en niet-joodse elementen van het christendom voorstellen (vergelijk dit met de kerk van Santa Sabina in Rome). Paulus vertegenwoordigt het element van de ‘heidenen’, want in Romeinen 11:13 schrijft hij: “Ik spreek nu tot degenen onder u die uit heidense volken komen. Zeker, ik ben een apostel voor de heidenen” (Nieuwe Bijbelvertaling). Petrus is daarentegen de apostel van de joden.

Achter Christus staat een groot met edelstenen bezet kruis op een heuvel, vermoedelijk Golgotha. De stad op de achtergrond is naar alle waarschijnlijkheid Jeruzalem, ofwel het echte, ofwel het Hemelse Jeruzalem. De makers van het mozaïek werden duidelijk geïnspireerd door de Openbaring van Johannes, want in de lucht zien we de wezens die de vier evangelisten voorstellen, een mens voor Mattheus, een leeuw voor Marcus, een stier voor Lucas en een adelaar voor Johannes. De apocalyptische elementen versterken de indruk dat we hier het Hemelse Jeruzalem zien, maar helemaal zeker is dat niet, en het feit dat de begeleidende tekst is weggebeiteld helpt ook niet echt.

Het boek in de handen van Paulus.

Nog een laatste wetenswaardigheid: Paulus houdt in zijn linkerhand een boek. Op de bladzijden kunnen we duidelijk de woorden “liber generationis” lezen. Dat zijn de openingswoorden van het Evangelie volgens Mattheus in de Latijnse Vulgaat, “liber generationis Iesu Christi filii David filii Abraham”. Dat betekent “Overzicht van de afstamming van Jezus Christus, zoon van David, zoon van Abraham” (Mattheus 1:1). Het is heel goed mogelijk dat de kerkvader Hiëronymus zijn Latijnse vertaling van de vier Evangeliën al had afgerond vóór de dood van zijn beschermheer Paus Damasus in 384. Het is dus eveneens mogelijk dat de makers van het mozaïek gebruik maakten van het Evangelie volgens Mattheus uit de Vulgaat voor deze tekst, maar we moeten er daarbij wel rekening mee houden dat andere Latijnse versies van deze teksten al minstens een eeuw werden gebruikt (de zogenaamde Vetus Latina). Hiëronymus had daarnaast de opdracht gekregen terughoudendheid te betrachten bij het herzien van deze oudere teksten. Aan de onderkant van het boek dat Paulus vasthoudt, staan misschien nog twee Griekse letters, een hoofdletter jota en een hoofdletter chi, de eerste letters van de naam Jezus Christus, Ἰησοῦς Χριστός in het Grieks. Ik kan er naast zitten natuurlijk, en misschien is het een gevalletje pareidolie. Ik zal de volgende keer maar mijn verrekijker meenemen.

Bronnen

  • Capitool Reisgidsen Rome, 2009, p. 171;
  • Luc Verhuyck, SPQR. Anekdotische reisgids voor Rome, p. 230;
  • De droom van keizer Constantijn, p. 184-185;
  • Santa Pudenziana op Churches of Rome Wiki.

Bijgewerkt 9 maart 2024.

8 Comments:

  1. Pingback:Rome: Santa Prassede – – Corvinus –

  2. Pingback:Rome: Santa Maria in Trastevere – – Corvinus –

  3. Pingback:Rome: San Gregorio Magno al Celio – – Corvinus –

  4. Pingback:Ravenna: San Giovanni Evangelista – – Corvinus –

  5. Pingback:Rome: Santa Sabina – – Corvinus –

  6. Pingback:Rome: Santa Maria della Scala – – Corvinus –

  7. Pingback:Rome: San Lorenzo in Fonte – – Corvinus –

  8. Pingback:Ravenna: Sant’Apollinare Nuovo – – Corvinus –

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.