Omstreeks het jaar 56 schreef de apostel Paulus, waarschijnlijk vanuit Korinthe, zijn beroemde Brief aan de Romeinen. In de brief vertelde hij zijn lezers dat hij plannen had om naar Spanje te reizen en dat hij onderweg ook Rome wilde aandoen. Hij had immers nog geen gelegenheid gehad de jonge christelijke gemeenschap die daar leefde te bezoeken (Romeinen 15:22-24). Als Paulus uit vrije wil naar Rome was vertrokken, dan was hij waarschijnlijk in Ostia van boord gegaan. Het liep in de praktijk echter anders. Paulus werd in Jeruzalem gearresteerd en, wellicht in 59 of 60, als gevangene naar Rome gestuurd in verband met het beroep dat hij had ingesteld bij keizer Nero (hij was immers Romeins burger). Nadat hij in de buurt van Malta schipbreuk had geleden, bracht een schip uit Alexandrië de apostel naar Italië. Dat schip legde echter niet aan bij Ostia: Paulus ging aan land bij de grote havenstad Puteoli in Campanië en reisde van daaruit over de weg verder naar Rome. Nadat hij omstreeks 67 CE de marteldood was gestorven, werd de apostel begraven langs de Via Ostiense, de weg naar Ostia. Tegenwoordig vinden we daar de prachtige basiliek van San Paolo fuori le Mura. Maar ondanks het feit dat Paulus in de buurt van Ostia zijn laatste rustplaats vond, is er een flinke kans dat hij de havenstad van Rome zelf nooit heeft bezocht.
Ostia moet al vroeg een christelijke gemeenschap hebben gehad. Als kosmopolitische stad, met contacten met vrijwel alle delen van het enorme Romeinse Rijk, was ze letterlijk de thuishaven van mensen uit allerhande culturen en religies. Ook al kwam Paulus zelf waarschijnlijk nooit in Ostia, andere apostelen moeten hebben geprobeerd het nieuwe geloof te verspreiden onder de leden van de Joodse bevolking van de stad, alsook onder de mensen die de traditionele Romeinse culten aanhingen. Sint Quiriacus van Ostia wordt traditioneel gezien als de eerste bisschop van Ostia. Hij zou tijdens de regering van Severus Alexander (222-235) de marteldood zijn gestorven, maar over zijn leven is vrijwel niets bekend. Wie het oude Ostia bezoekt, wil wellicht een kijkje nemen bij de ruïne van een klein oratorium uit de late vierde eeuw dat aan hem was gewijd. Het stond net ten oosten van het theater van Ostia en men ziet de overblijfselen ervan gemakkelijk over het hoofd (het ging echt om een piepklein oratorium).
Als Ostia inderdaad omstreeks het jaar 230 al een bisschop had, dan moet het ook een gebouw hebben gehad dat was aangemerkt als de kathedraal van de stad. We weten niet waar deze ‘kathedraal’ stond, maar het ging zeker niet om het kleine oratorium dat in de plaats kwam van een mithraeum nabij de zogenaamde Baden van Mithras. Als u bij de kaartverkoop een plattegrond van Ostia aanschaft, dan ziet u langs de lange decumanus maximus wellicht een gebouw met het label “Cd Christian Basilica”. Vergis u niet: ‘Cd’ is de afkorting van cosidetto, het Italiaanse woord voor ‘zogenaamd’. Het is zeer onwaarschijnlijk dat dit gebouw ooit voor de christelijke eredienst is gebruikt. Mogelijk was het een particuliere woning (domus), maar zelfs dat weten we niet zeker.
Zo rond het jaar 330, tijdens de regering van keizer Constantijn de Grote (306-337), werd er in Ostia een grote basilica gebouwd die nog net binnen de stadsmuren stond. Deze basilica werd vrijwel zeker de kathedraal van de stad (de nieuwe kathedraal als ze er al een had). De Basilica Constantiniana, zoals het gebouw wordt genoemd, stond in het zuidoostelijke gedeelte van de stad en moet meer dan 51 meter diep en tenminste 23 meter breed zijn geweest. Vandaag de dag is er vrijwel niets meer van over. De fundamenten van de basilica bevinden zich trouwens buiten de gedeelten van het archeologisch park die men kan bezoeken, dus het heeft ook geen zin ernaar op zoek te gaan. Als u geïnteresseerd bent in het Christendom in Ostia, dan kunt u beter de kathedraal van Sant’Aurea bezoeken. Deze kathedraal staat in het kleine middeleeuwse dorp ten oosten van het oude Ostia dat, nogal verwarrend, Ostia Antica heet.
In de eerste tot en met de derde eeuw van onze jaartelling kende de haven van Ostia haar bloeitijd. Daarna volgde een lange periode van achteruitgang en recessie. In de Middeleeuwen was de stad bijzonder kwetsbaar. Islamitische piraten uit Noord-Afrika bereikten in 846 Ostia, voeren de Tiber op, plunderden de San Paolo fuori le Mura en stalen zelfs het zilver van de deuren van de oude Sint Pieter. Drie jaar later probeerden ze het nog een keer, maar nu werden ze in de Zeeslag bij Ostia door een christelijke coalitie verslagen. Niet lang na de zeeslag werd Ostia verlaten. Het aantal inwoners was al fors gedaald, en wie was achtergebleven vertrok naar Gregoriopolis, een oude buitenwijk van Ostia die al onder Paus Gregorius IV (827-844) tot een versterkt dorp was omgevormd. De naam Gregoriopolis was echter geen blijvertje: al snel nam het dorp de naam over van de oude, verlaten stad net ten westen ervan. De kathedraal heet daarom formeel de Sant’Aurea a Ostia Antica. Het moderne Ostia ligt direct aan de kust en staat bekend als Lido di Ostia.
De kathedraal die we vandaag de dag zien, dateert van de vijftiende eeuw. In feite werd toen de oudere kathedraal geheel herbouwd. Drijvende kracht achter de nieuwe kathedraal was kardinaal Guillaume d’Estouteville (ca. 1412-1483), hoewel het gebouw werd voltooid door kardinaal Giuliano della Rovere (1443-1513), die later tot de beruchte Paus Julius II werd gekozen. De betrokken architect was vermoedelijk Baccio Pontelli (ca. 1450-1492), van wie we al eerder werk hebben gezien (hier en hier). Mogelijk bouwde deze Pontelli ook het driehoekige kasteel ten westen van de kathedraal, dat naar de genoemde Paus Julius II het Castello di Giulio II wordt genoemd. Dankzij het kasteel kon de familie Della Rovere de toegang tot de rivier de Tiber beheersen, maar mogelijk was het ook bedoeld als voorzorgsmaatregel tegen een eventuele Turkse aanval op Rome (de Ottomanen hadden in 1480 Otranto in Zuid-Italië ingenomen en 813 inwoners afgeslacht).
De Sant’Aurea is een allesbehalve spectaculair gebouw (zie de afbeeldingen in deze bijdrage). In feite gaat het om een eenvoudige rechthoekige doos zonder vermeldenswaardige decoraties. De kathedraal is gewijd aan Sint Aurea, een derde-eeuwse maagd en martelaar uit Ostia van wie de historiciteit in twijfel kan worden getrokken. Als we het gebouw binnengaan, dan zien we dat ze afgebeeld is op het altaarstuk, een werk van Andrea Sacchi (1599-1661). De voornaamste reden om deze basilica te bezoeken is de Kapel van Sint Monica aan de rechterzijde. Zij was de moeder van Sint Augustinus van Hippo (354-430), de beroemde theoloog en kerkvader. Augustinus werd in 387 door Sint Ambrosius in Milaan gedoopt (zie Milaan: Sant’Ambrogio en Milaan: De Duomo). Zijn moeder spoorde hem daar op, en op de weg terug naar Afrika kwam ze nog datzelfde jaar te overlijden. Monica werd begraven in Ostia, maar haar overblijfselen bevinden zich niet meer in de Sant’Aurea. In de vijftiende eeuw werden ze overgebracht naar de kerk van Sant’Agostino in Rome. In de Kapel van Sint Monica treffen we nog wel het vrij lange grafschrift aan van haar grafsteen. De bewaard gebleven tekst luidt:
“HIC POSVIT CINE[RES GENETRIX CASTISSIMA PROLIS]
AVGVSTINE TV[IS ALTERA LVX MERITIS],
QVI SERVANS P[ACIS CAELESTIA IURA SACERDOS]
COMMISSOS PO[PVLOS MORIBVS INSTITVIS.]
GLORIA VOS M[AIOR GESTORVM LAVDE CORONAT]
VIRTVTVM [MATER FELICIOR SVBOLE].”
Hetgeen kan worden vertaald als:
“Hier plaatste de meest eerbare moeder van haar nageslacht haar as, Augustinus, een tweede licht voor uw verdiensten. U, als priester die de hemelse wetten van de vrede beschermt, moet de volkeren die aan u zijn toevertrouwd onderwijzen met uw moraal. De glorie van uw deugden, groter dan de lof voor uw daden, kroont u beiden, oh moeder gelukkiger door uw afstammelingen.”
De grafsteen werd in 1945 in de buurt van de basilica gevonden. Dit suggereert dat het gebouw dat de huidige Sant’Aurea in 1483 verving in het jaar 387 al in gebruik was als christelijke kerk.