Mijn eerste poging om de kerk van de Heilige Apostelen in Rome te bezoeken was bepaald geen succes. Ik was zeker niet vergeten dat de Romeinen op 6 januari Driekoningen vieren, maar ik had niet verwacht dat dit zou betekenen dat de Santi Apostoli de hele dag gebruikt zou worden voor kerkdiensten. Een bezoek brengen aan de kerk was daardoor simpelweg geen optie. De volgende dag terugkomen had evenmin zin, want mijn voornaamste reden om hier naartoe te komen was de kapel van kardinaal Bessarion, en die is alleen op vrijdag- en zaterdagochtend open voor het publiek. Het was die dag evenmin mogelijk om de portiek van de kerk te verkennen, wat doorgaans een aangename ervaring is. Dit gedeelte van het gebouw was namelijk bezet door dakloze immigranten die er een tentenkamp hadden gebouwd. Al met al was het me duidelijk dat ik mijn bezoek aan de Santi Apostoli voor onbepaalde tijd moest uitstellen.
Gelukkig kreeg ik zo’n zes maanden later een nieuwe kans om de kerk te bezoeken. De immigranten waren verhuisd, het was geen religieuze feestdag en ik had de immense kerk enige tijd helemaal voor mezelf. Belangrijker nog was dat ik ook de enige bezoeker in de Cappella di Bessarione was, en deze kapel is echt het hoogtepunt van de kerk.
Geschiedenis
De kerk van de Heilige Apostelen is een goed voorbeeld van een kerk waarbij schijn bedriegt. Het gebouw ziet er helemaal niet zo oud uit, maar de geschiedenis van de Santi Apostoli gaat helemaal terug tot de zesde eeuw. De stichting van de kerk wordt toegeschreven aan Paus Pelagius I (556-561), en het gebouw werd voltooid onder diens opvolger, Paus Johannes III (561-574). Oorspronkelijk was de kerk gewijd aan de apostelen Jakobus de Mindere en Filippus, later – kennelijk pas in de vijftiende of zestiende eeuw – ook aan de andere tien apostelen. Van de oorspronkelijke kerk is vrijwel niets bewaard gebleven. In 1348 werd het gebouw zwaar beschadigd door een aardbeving. Tot 1417 kon de kerk daardoor niet gebruikt worden. In dat jaar gaf Paus Martinus V (1417-1431) opdracht tot een grondige restauratie. Zijn echte naam was Oddone Colonna en het familiepaleis van de Colonna’s staat naast de kerk.
Eind vijftiende eeuw huurde kardinaal Giuliano della Rovere – de toekomstige Paus Julius II – de architect Baccio Pontelli (ca. 1450-1492) in om een nieuwe portiek voor de kerk te bouwen. Er zijn bepaalde overeenkomsten tussen deze portiek en die van de San Pietro in Vincoli elders in Rome. Dat is nauwelijks verrassend te noemen, want ook voor de portiek van die laatstgenoemde kerk was Pontelli verantwoordelijk. Zijn portiek voor de Santi Apostoli heeft negen bogen op twee verschillende niveaus. Hierdoor lijkt het gebouw meer op een Renaissancepaleis dan op een kerk. Omstreeks 1665 voerde Carlo Rainaldi (1611-1691) belangrijke wijzigingen aan de portiek door. Hij maakte de bogen op het hogere niveau dicht en maakte er ramen in. Ook de beelden van Christus en de apostelen op de balustrade werden toegevoegd tijdens zijn interventie.
Tijdens het pontificaat van Paus Clemens XI (1700-1721) werd de Santi Apostoli vrijwel geheel herbouwd. De Paus huurde Carlo en Francesco Fontana, vader en zoon, in om het grootste gedeelte van de oude kerk af te breken en vervolgens te herbouwen in de stijl van de Late Barok. De nieuwe kerk werd in 1714 voltooid. De twee architecten lieten alleen de crypte en de portiek met rust. Tegenwoordig zien we een grote gele façade boven de portiek met de Latijnse tekst IOANNES DVX TORLONIA FRONTEM PERFECIT A D MDCCCXXVII. De tekst gedenkt het feit dat het Giovanni Torlonia was die in 1827 de bouw van deze neoklassieke gevel sponsorde. De gevel is het werk van Giuseppe Valadier (1762-1839).
De portiek verkennen
Ik heb altijd te doen met dakloze mensen die toch ergens moeten verblijven, maar het was wel jammer dat hun tenten het zicht op de kunstschatten in de portiek blokkeerden. Tot de hoogtepunten reken ik een Romeins reliëf uit de tweede eeuw dat een grote adelaar in een krans toont. De Latijnse tekst onder de klauwen van de adelaar geeft aan dat het reliëf hier werd geplaatst door de eerdergenoemde kardinaal Giuliano della Rovere, die een neef (nepos) van Paus Sixtus IV was. We zullen deze twee nogmaals tegenkomen in de kapel van kardinaal Bessarion (zie hieronder). De stenen leeuw onder het Romeinse reliëf is een werk van Pietro Vassalletto, een beeldhouwer die eind twaalfde of begin dertiende eeuw actief was. We hebben eerder werk van hem (of van zijn familieleden) gezien in de San Saba, de San Paolo fuori le Mura en de San Giovanni in Laterano.
Men treft het Romeinse reliëf in het rechter gedeelte van de portiek aan. Aan de andere kant kunnen we een wat moderner werk bewonderen, een monument van de Venetiaanse beeldhouwer Antonio Canova (1757-1822). Hij maakte het voor Giovanni Volpato, een Italiaanse graveur die in 1803 was overleden. Canova’s monument werd vier jaar later voltooid. We zien een vrouw die de typisch Griekse peplos draagt. Ze zit, huilt en veegt haar tranen af met haar gewaad. Rechts zien we een buste van de overledene. Op het voetstuk staan de namen van Volpato, Canova en Paus Clemens XIV. Tussen de vrouw en de buste kunnen we nog net het woord amicitia lezen, het Latijnse woord voor ‘vriendschap’. Ten slotte is interessant dat we in het fronton van het monument een krans en een lint tegenkomen die heel sterk lijken op de krans en het lint van het Romeinse reliëf aan de andere kant van de portiek. Het lijkt me sterk dat dit slechts toeval is.
De kerk verkennen
Eenmaal binnen zullen velen moeite hebben te geloven dat de Santi Apostoli echt een kerk uit de zesde eeuw is. Ooit moet ze prachtige mozaïeken hebben gehad, maar die zijn allemaal verdwenen. Eveneens verdwenen is Melozzo da Forlì’s enorme apsisfresco van de Hemelvaart van Christus, dat werd geschilderd in de jaren 1470. Het fresco werd aan stukken gescheurd door vader en zoon Fontana tijdens hun herbouwproject in de vroege achttiende eeuw. Delen van het fresco zijn bewaard gebleven: de centrale figuur van Christus verblijft nu in het Palazzo del Quirinale, de officiële residentie van de Italiaanse president, en verschillende door Melozzo geschilderde engelen kunnen nu in de Vaticaanse Musea bewonderd worden. Niettemin kan het verlies van het fresco sterk betreurd worden.
Wat we tegenwoordig zien, is een tamelijk donkere achttiende-eeuwse kerk in de stijl van de Late Barok met gelukkig nog een paar interessante kunstwerken. Het plafondfresco in het middenschip, dat de Triomf van de Franciscanen voorstelt (zie de afbeelding hierboven), werd in 1707 geschilderd door Giovanni Battista Gaulli, bijgenaamd Il Baciccia (1639-1709). Het immense altaarstuk, dat zo’n 14 bij 6,5 meter meet, werd gemaakt door Domenico Maria Muratori (1662-1744). Het toont het martelaarschap van de eerdergenoemde heiligen Jakobus de Mindere en Filippus (zie de afbeelding hierboven). Aan de linkerkant wordt Jakobus doodgeslagen; rechts zien we de kruisiging van Filippus. Boven de triomfboog zien we een fresco dat in 1709 werd geschilderd door Giovanni Odazzi (1663-1731). Het fresco is de moeite waard vanwege het meesterlijke gebruik van perspectief. De hoofdrolspeler in de voorstelling is de aartsengel Michaël. Hij jaagt de rebellerende engelen uit de Hemel en het lijkt net alsof ze echt naar beneden vallen (zie de afbeelding hierboven).
Boven de deur naar de sacristie kunnen we de graftombe van Paus Clemens XIV (1769-1774) bewonderen, die berucht werd omdat hij de Jezuïetenorde ontbond. De tombe werd tussen 1783 en 1787 gemaakt door de eerdergenoemde Antonio Canova. Naast het beeld van de Paus zelf, die wild aan het gesticuleren is, zien we ook beelden van twee rouwende vrouwen. De vrouw rechts wordt vergezeld door een lammetje. Ze stelt Matigheid voor. De vrouw links is Vergevingsgezindheid, en zij lijkt een deel van de naam van de Paus te blokkeren, zodat we ten onrechte zouden kunnen concluderen dat we met de graftombe van Paus Mens de Veertiende van doen hebben. Canova was nog erg jong toen hij met het beeldhouwwerk begon, dus we kunnen hem best dit ontwerpfoutje vergeven.
De Santi Apostoli heeft ook nog enkele oudere graftomben. In het koor, rechts van het hoogaltaar, treffen we bijvoorbeeld twee prachtige tomben boven elkaar aan. Deze werden gemaakt voor de Franse ridder (eques Gallus) Giraud de Caprières (gestorven 1505) en kardinaal Raffaele Riario (1461-1521). Ik kon over de eerstgenoemde niet veel informatie vinden, maar Riario was een beroemde beschermheer van de kunsten die verantwoordelijk was voor de bouw van het Palazzo della Cancelleria (zie Rome: San Lorenzo in Damaso). Hij was degene die de jonge Michelangelo – toen zo’n 20 jaar oud – uitnodigde om naar Rome te komen (zie Rome: Galleria Corsini). Ironisch genoeg had hij ervoor kunnen kiezen om de carrière van de jonge Florentijn te ruïneren, want Michelangelo had hem een nepkunstwerk verkocht dat zogenaamd in de Oudheid was gemaakt, de Slapende Cupido. We mogen dankbaar zijn dat hij in plaats daarvan Michelangelo’s carrière juist bevorderde. Riario’s graftombe wordt vaak aan de beroemde beeldhouwer toegeschreven, maar het bewijs voor deze toeschrijving ontbreekt. De tombe vermeldt twee belangrijke ambten die de overledene heeft bekleed, te weten Bisschop van Ostia en Camerlengo (Camerarius).
In de crypte, die meestal voor het publiek toegankelijk is, treffen we een nog veel oudere graftombe aan, die van Raffaelle della Rovere. De in 1477 gestorven Raffaelle was de vader van Giuliano della Rovere – de toekomstige Paus Julius II – en een broer van Francesco della Rovere, die later Paus Sixtus IV werd. Zijn graftombe werd gemaakt door de bekende beeldhouwer en architect Andrea Bregno (ca. 1418-1506). De oorspronkelijke crypte dateert van de zesde eeuw. Hier werden de relikwieën van Jakobus de Mindere en Filippus bewaard. De crypte in haar huidige vorm is echter een negentiende-eeuwse creatie. De oorspronkelijke crypte was kennelijk in de vergetelheid geraakt, of in elk geval al eeuwen niet meer toegankelijk; pas in 1873 werd deze door opgravingen weer ontsloten. De decoraties die we hier beneden aantreffen, zijn pogingen om de fresco’s in de Romeinse catacomben na te bootsen. Ik moet zeggen dat ik dichter bij huis aanzienlijk betere pogingen heb gezien.
Kapel van kardinaal Bessarion
De Santi Apostoli heeft zeven kapellen. Van deze kappellen is de onvolprezen Cappella di Bessarione verreweg de mooiste en interessantste. Basilios Bessarion (ca. 1403-1472) werd geboren in Trebizonde, een stad die nu in Turkije ligt, maar toen onderdeel was van het onafhankelijke Keizerrijk Trebizonde (1204-1461). Hij was actief als Basiliaans monnik en werd later de metropoliet van Nicaea. Bessarion was lid van de Griekse delegatie die in 1438 naar Italië afreisde om deel te nemen aan het Concilie van Ferrara en het daaropvolgende Concilie van Florence, waarvan het doel was een verzoening te bewerkstelligen tussen de Rooms-Katholieke en Oosters-Orthodoxe kerken. Op 5 juli 1439 werd in de Duomo van Florence een Herenigingsdecreet getekend en vervolgens voorgelezen. Het was Bessarion die het Decreet in het Grieks voorlas. De Kerken van het Westen en het Oosten waren nu formeel weer verenigd, maar het hele project klapte het volgende jaar direct in elkaar omdat het Decreet toen in Constantinopel werd verworpen.
Bessarion besloot in Italië te blijven. Hij keerde zich af van zijn orthodoxe geloof, bekeerde zich tot het katholicisme en werd uiteindelijk kardinaal. De titelkerk die hem werd toegewezen was de Santi Apostoli. Bessarion was een groot kenner van de Griekse literatuur en de Griekse filosofie. Zijn residentie in Rome – de Casina del Cardinale Bessarione – groeide uit tot een kenniscentrum en een broedplaats voor de uitwisseling van ideeën. De kardinaal probeerde de rest van zijn leven een nieuwe kruistocht van de grond te krijgen. De reden was dat in respectievelijk 1453 en 1461 Constantinopel en zijn eigen Trebizonde in handen van de Ottomaanse Turken waren gevallen. In 1471 reisde Bessarion naar het hof van Koning Lodewijk XI van Frankrijk. Hij hoopte de koning te kunnen verleiden om de strijdkrachten van het christendom aan te voeren in een heilige oorlog tegen de Turkse ongelovigen. Lodewijk had echter helemaal geen trek in een nieuwe kruistocht. Hij zou Bessarion zelfs beledigd hebben en dat zou de dood van de kardinaal hebben bespoedigd. Misschien is dit slechts een mythe, maar feit is wel dat Bessarion het volgende jaar stierf.
Het verhaal van zijn grafkapel in de Santi Apostoli is werkelijk buitengewoon. De kapel zelf is gewijd aan de Maagd Maria, de aartsengel Michaël, Johannes de Doper en de vroegchristelijke martelaar Sint Eugenia van Rome (geëxecuteerd in 258). Bessarion gaf Antoniazzo Romano (1430-1508) de opdracht de kapel te voorzien van een omvangrijke frescocyclus. Romano werd hierbij geholpen door de eerdergenoemde Melozzo da Forlì en werkte aan de kapel tussen 1464 en 1468. Gedurende deze hele periode was Bessarion nog in leven, dus het is aannemelijk dat de fresco’s zijn dromen en idealen uitbeelden, in het bijzonder voor wat betreft eenheid in de christelijke wereld, een brug tussen Oost en West en samenwerking in de strijd tegen de ongelovigen.
De geschiedenis van de kapel is geen vrolijk verhaal. De onderste fresco’s werden beschadigd door het voortdurend overstromen van de Tiber. Wat er nog van deze fresco’s resteerde, ging omstreeks 1650 verloren toen er een nieuw altaar, ontworpen door Carlo Rainaldi, in de kapel werd geplaatst. De kapel kwam later in handen van de familie Odescalchi, die tussen 1719 en 1723 een grondige verbouwing liet uitvoeren. De verantwoordelijk architect had gewoon de oude kapel kunnen slopen, maar hij besloot in plaats daarvan een nieuwe kapel ín de oude kapel te bouwen. Hierdoor is er nu een zeer smalle ruimte tussen de achtermuur van de nieuwe kapel en die van oude. Het meest verbazingwekkende is dat de oude kapel daarna compleet vergeten werd. Pas in 1959 werd ze herontdekt door de architect Clemente Busiri Vici (1887-1965). De Cappella di Bessarione werd tussen 1989 en 2005 gerestaureerd en is sinds 2010 op geregelde tijden voor het publiek te bezoeken. De toegangsprijs is 4 euro, maar geloof me: het is elke cent waard.
Bezoekers kunnen de overgebleven fresco’s vanaf een metalen loopbrug bewonderen. Aangezien een foto meer zegt dan duizend woorden, verwijs ik naar de eerste afbeelding in deze paragraaf, waarop de constructie te zien is. De oorspronkelijke fresco’s onderin zijn allemaal verloren gegaan. Tegenwoordig zien we hier twee portretten van respectievelijk Sint Eugenia en Sint Claudia (mogelijk uit de zeventiende eeuw) en in het midden een Madonna met Kind. De verloren gegane fresco’s behandelden vermoedelijk het leven van Johannes de Doper, aangezien de kapel mede aan hem is gewijd. De oorspronkelijke Madonna met Kind was overigens een altaarstuk en dit werk is bewaard gebleven. De maker is wederom Antoniazzo Romano en we vinden het altaarstuk nu in de kapel van Sint Bonaventura, de eerste kapel rechts.
De drie voorstellingen op het hogere gedeelte van de muur zijn de voornaamste reden om deze kapel te bezoeken. Helemaal bovenin zien we een grote groep engelen in veel verschillende kleuren. Oorspronkelijk omringden zij een Triomferende Christus in een mandorla, maar van Christus is niet veel meer over. Sterker nog, alleen een klein stukje van zijn gewaad is bewaard gebleven. Antoniazzo’s fresco in de kerk van Santa Croce in Gerusalemme, waarop eveneens een Christus in een mandorla gemaakt van engelen te zien is, kan ons een idee geven van de oorspronkelijke compositie.
In de twee voorstellingen onder het Koor van Engelen speelt de aartsengel Michaël een belangrijke rol. De voorstellingen betreffen twee legendes rondom zijn persoon. De scène links toont de verschijning van de aartsengel in de gedaante van een stier in een grot nabij de stad Sipontum in Apulië. Deze gebeurtenis zou zich rond het jaar 490 hebben voorgedaan. Sipontum is zichtbaar op de achtergrond. We zien tevens boogschutters die pijlen op de stier afschieten, maar deze ketsen gewoon af en worden “retour afzender” gestuurd. Na de verschijning besloot de bisschop het beroemde heiligdom van Monte Sant’Angelo sul Gargano te stichten. Monte Gargano was enorm populair bij pelgrims uit het Franse Normandië. Sterker nog, na een bezoek van 40 Normandische pelgrims in 1015 migreerden massa’s Normandiërs naar dit gedeelte van Italië. Uiteindelijk vestigden ze daar een de facto onafhankelijke staat die Apulië, Calabrië en Sicilië bestreek. Hoewel de Normandiërs de Kerk soms last bezorgden, waren ze tevens vrome katholieken en speelden ze een sleutelrol tijdens de Eerste Kruistocht. Het is daarom goed mogelijk dat de voorstelling verband houdt met Bessarions droom van een nieuwe kruistocht met Normandische (i.e. Franse) hulp.
Dat is zeker het geval bij de voorstelling rechts, die veel complexer is. De scène speelt zich af op het strand in Normandië zelf. Rechtsboven zien we weer een verschijning van Michaël in de gedaante van een stier. Volgens de legende verscheen de aartsengel in 708 aan Sint Aubert, de bisschop van Avranches. De bisschop stichtte hierna de beroemde abdij van Mont-Saint-Michel op een getijdeneiland voor de kust. Op de achtergrond zien we versterkingen op het eiland en verscheidene schepen. De voorgrond is heel gedetailleerd. Op het strand zien we zowel Basiliaanse monniken in hun zwarte habijten als in het bruin geklede Franciscanen. Hun vreedzame co-existentie en samenwerking stelt zonder enige twijfel Bessarions droom van een vereniging van de Kerken van Oost en West voor (zelf was hij een Basiliaanse monnik geweest, en de Santi Apostoli werd door Conventuele Franciscanen beheerd). Sommige van de details zijn zeer indrukwekkend. Let bijvoorbeeld op de afbeeldingen van Christus en de Madonna met Kind op de kazuifels van de twee figuren rechts, de schelpen op het strand of de muzieknoten in het boek dat een van de Basiliaanse monniken vasthoudt.
Er is een theorie dat de figuur van de bisschop met de aureool, waarschijnlijk Sint Aubert, eigenlijk Koning Lodewijk XI van Frankrijk voorstelt, de man die Bessarion probeerde te verleiden tot een nieuwe kruistocht tegen de Turken om Constantinopel te bevrijden (en, naar we mogen aannemen, ook Trebizonde). Dat is niet onmogelijk, maar opgemerkt moet worden dat Lodewijks tamelijk opvallende neus dan is weggelaten op het fresco. Achter de koning staan twee bekende figuren. De man in het rode gewaad is Francesco della Rovere, de toekomstige Paus Sixtus IV (1471-1484). Van de man in het paars die rechts van hem staat, ontbreekt een gedeelte van het gezicht. Hij is Giuliano della Rovere, de toekomstige Paus Julius II (1503-1513) en een neef van Sixtus. Laten we deze paragraaf beëindigen met enkele close-up afbeeldingen.
Het klooster verkennen
Het zou mogelijk moeten zijn het naastgelegen klooster te bezoeken. Hier treffen we een monument voor de reeds genoemde Michelangelo Buonarroti aan dat er modern uitziet. Michelangelo stierf in 1564 in Rome en werd aanvankelijk in de Santi Apostoli begraven. Later werd zijn lichaam overgebracht naar de kerk van Santa Croce in Florence. Het muurmonument in Rome is van middelmatige kwaliteit. Het toont een achteroverleunende Michelangelo vergezeld van twee putti.
Interessanter is een tekst over kardinaal Bessarion die zowel in het Latijn als het Grieks is opgesteld. Deze luidt:
BESSARIO EPISCOPUS THUSCULANUS
SANCTAE ROMANAE ECCLESIAE CARDINALIS
PATRIARCHA CONSTANTINOPOLITANUS
NOBILI GRAECIA ORTUS ORIUNDUSQUE
SIBI VIVENS POSUIT
ANNO SALUTIS MCCCCLXVI
TOYT ETI BHΣΣAPIΩN
ZΩN ANYΣA ΣΩMATI
ΣHMA
ΠNEYMA ΔE ΦEYΞEITAI
ΠPOΣ ΘEON AΘANATON
Bessarion heeft deze voor zijn graftombe bestemde tekst kennelijk zelf gedicteerd. Genoemd worden de ambten die hij bekleedde, te weten dat van kardinaal-bisschop van Frascati (‘Tusculum’) binnen de Heilige Roomse Kerk en dat van patriarch van Constantinopel. Uiteraard bekleedde hij dat laatstgenoemde ambt alleen op papier. Bessarion benadrukte tevens dat hij was “geboren en getogen in het edele Griekenland”. Voor hem was het mogelijk zowel een Griekse als een Latijnse identiteit te hebben, een verrassend moderne gedachte waar velen in zowel het Griekse Oosten als het Latijnse Westen zich niet in hadden kunnen vinden. Het op de graftombe genoemde jaar is 1466, het jaar waarin Bessarion de tekst dicteerde. De Griekse tekst daaronder verklaart dat Bessarion de tombe liet maken voor het lichaam (σωμα), terwijl de ziel (πνευμα) haar weg zal vinden naar de Onsterfelijke God.
Dat laatste roept de vraag op waar het lichaam van Bessarion zich nu eigenlijk bevindt. In elk geval niet in zijn voormalige grafkapel en ook niet in het klooster. Volgens het doorgaans betrouwbare Churches of Rome Wiki werd het zelfs pas in 1957 naar de Santi Apostoli verplaatst. Binnen in de kerk vinden we aan een van de zuilen nog een ander monument voor de kardinaal. Maar waar zijn lichaam tegenwoordig is, is voor mij een groot mysterie.
Bronnen
- Capitool Reisgidsen Rome, 2009, p. 157-159;
- Brochure over de Cappella di Bessarione, verstrekt door de kerk;
- Santi Apostoli op Churches of Rome Wiki.
Bijgewerkt 8 augustus 2024.
Pingback:Rome: Sant’Agostino – – Corvinus –
Pingback:Rome: San Cesareo in Palatio – – Corvinus –