Rome: San Lorenzo in Damaso

Interieur van de kerk.

De San Lorenzo in Damaso is een van de vele kerken in Rome die zijn gewijd aan de derde-eeuwse diaken en martelaar Sint Laurentius. Andere kerken in de stad zijn verbonden met episodes uit zijn leven. Zo werd de San Lorenzo in Fonte bijvoorbeeld gebouwd op de plek waar Laurentius zijn celgenoot en cipier had gedoopt met het water uit een bron die na een gebed op miraculeuze wijze was ontsprongen. Na zijn executie werd de heilige begraven nabij de San Lorenzo fuori le Mura, terwijl de San Lorenzo in Lucina beweert het apparaat te hebben waarop hij werd terechtgesteld: een ijzeren rooster. De theorie dat Laurentius levend geroosterd zou zijn op dit voorwerp is nogal belachelijk – als Romeins burger zou hij onthoofd zijn –, maar hij heeft zeker echt bestaan en zijn martelaarschap moet hebben plaatsgevonden tijdens de christenvervolgingen van 258.

Ondertussen lijkt de San Lorenzo in Damaso, hoewel gewijd aan Sint Laurentius, geen speciale relatie te hebben met enige episode uit diens leven, noch met diens dood. De kerk is nauw verbonden met iemand anders, en het ‘in Damaso’-gedeelte van de naam geeft hier al een hint. De kerk heeft niets te maken met de hoofdstad van Syrië (‘Damasco’ in het Italiaans), maar alles met Paus Damasus, wiens pontificaat van 366 tot 384 duurde. Dit pontificaat was belangrijk, want het was Damasus die Sint Hiëronymus de opdracht gaf een Latijnse versie van de Bijbel te produceren. Deze kwam na voltooiing bekend te staan als de Vulgaat. Volgens de overlevering werd de eerste uitvoering van de San Lorenzo in Damaso rond 380 in Damasus’ eigen huis gesticht. De kerk stond bekend als de Titulus Damasi en behoorde tot de oudste parochiekerken van de stad. Dit is echter niet de kerk die we vandaag de dag zien. Laten we daarom de geschiedenis van de kerk eens nader bekijken.

Geschiedenis

Palazzo della Cancelleria.

De eerste San Lorenzo in Damaso stond op de plek waar we nu de binnenplaats van het Palazzo della Cancelleria vinden. Tijdens het pontificaat van Paus Adrianus I (772-795) werden de overblijfselen van Damasus van hun oorspronkelijke plaats in een familiegraf aan de huidige Via Ardeatina overgebracht naar de San Lorenzo en daar onder het hoogaltaar bijgezet. In de vijftiende eeuw moest de kerk plaatsmaken voor het genoemde Palazzo della Cancelleria, dat tussen omstreeks 1489 en 1513 werd gebouwd. De betrokken architect was zeer waarschijnlijk Donato Bramante (1444-1514), die later de eerste architect van de nieuwe Sint Pieter zou worden. Er worden echter ook wel andere architecten genoemd en de betrokkenheid van Bramante kan niet met zekerheid worden vastgesteld. De opdracht voor de bouw van het palazzo kwam van Raffaele Riario (1461-1521), een invloedrijke kardinaal die toevallig ook een neef van Paus Sixtus IV was. Toen hij nog maar zestien jaar oud was, had Sixtus hem al tot kardinaal benoemd. In 1480 werd Riario als kardinaal-priester van de San Lorenzo in Damaso aangesteld, nadat hij eerder al bij de San Giorgio in Velabro had gediend.

Omdat de kerk formeel van hem was, kon Raffaele Riario wat gemakkelijker de beslissing nemen om de eerste uitvoering van de San Lorenzo in Damaso te laten slopen en de kerk iets verder naar het noorden weer op te laten bouwen als onderdeel van zijn nieuwe palazzo. Hoewel de nieuwe kerk haar eigen ingang heeft, wordt ze helemaal omgeven door het prachtige nieuwe stadspaleis van de kardinaal. En een prachtig paleis is het zeker. Volgens een populaire traditie werd een groot gedeelte van het project gefinancierd met geld[1] dat Riario had gewonnen tijdens een nachtje gokken met Franceschetto Cybo (ca. 1450-1519), een beruchte kaartspeler. Cybo was de – vanzelfsprekend buitenechtelijke – zoon van Paus Innocentius VIII (1484-1492), de opvolger van Sixtus IV. De Cybo’s – een familie uit Genua met Griekse wortels – zouden later de opdracht geven voor de bouw van een van de meest spectaculaire kapellen in heel Rome, de extravagante zeventiende-eeuwse Cybo-kapel in de Santa Maria del Popolo.

Sint Carlo Borromeo door Stefano Maderno.

De nieuwe San Lorenzo in Damaso werd door Bramante gebouwd tussen ongeveer 1489 en 1496. Daarna werd de oude kerk in fases afgebroken. Helaas werd kardinaal Riario vervolgens een aantal keer door pech getroffen. Hoewel hij in 1517 weigerde deel te nemen aan een samenzwering tegen Paus Leo X (1513-1521), lichtte hij ook het beoogde slachtoffer niet in. Toen de Paus toch lucht kreeg van het complot en er achter kwam dat de kardinaal zijn mond had gehouden, liep het leven van Riario serieus gevaar. Raffaele Riario kon zijn nek alleen nog maar redden door zijn palazzo aan de ziedende Leo aan te bieden. Het stadspaleis werd vervolgens omgevormd tot de Pauselijke Kanselarij en kreeg daardoor de naam Palazzo della Cancelleria. Een van de galerijen van het palazzo werd in 1546 door Giorgio Vasari (1511-1574) en zijn atelier van fresco’s voorzien. De galerij kwam bekend te staan als de Sala dei Cento Giorni, aangezien Vasari en zijn collega’s slechts 100 dagen nodig hadden gehad om het werk te voltooien. Vasari was hier buitengewoon trots over. Toen hij ooit eens liep op te scheppen dat hij de fresco’s in slechts 100 dagen had voltooid, zou Michelangelo hebben opgemerkt: “Dat is te zien”.

In 1798 namen de Fransen Rome in en stuurden Paus Pius VI (1775-1799) naar Frankrijk om daar in ballingschap verder te leven. Het Franse leger gebruikte de San Lorenzo als wapenopslagplaats en stal voor de paarden. Hierdoor werd onherstelbare schade aan het gebouw aangericht. De Fransen kregen het zelfs voor elkaar om het plafond te stelen! Nadat de Franse bezetting was beëindigd werd de taak om de kerk te restaureren toevertrouwd aan de architect Giuseppe Valadier (1762-1839). Later in de negentiende eeuw was er een nieuwe restauratie nodig, die tussen 1868 en 1882 werd uitgevoerd door Virginio Vespignani (1808-1882). In 1939 werd de kerk ernstig beschadigd door een brand in het Palazzo della Cancelleria, waardoor nog meer restauraties nodig waren. Als gevolg van al deze ellende is er maar weinig van het oorspronkelijke kerkinterieur uit de vijftiende eeuw bewaard gebleven. Wat we tegenwoordig zien, dateert voornamelijk uit de negentiende eeuw. Veel kostbare kunst is verloren gegaan of verwoest.

Interieur

Bernini’s hoogaltaar, met baldakijn uit de negentiende eeuw.

De kerk heeft een overdadig versierd en verguld interieur dat overwegend kan worden toegeschreven aan de restauraties van Valadier en Vespignani. Het plafond dateert van de twintigste eeuw en werd geplaatst na de brand van 1939. Omdat de kerk helemaal omringd is door het Palazzo della Cancelleria, heeft ze alleen ramen in de linker muur van het schip, die uitkijken op de binnenplaats van het palazzo. Onder deze ramen en op de tegenoverliggende muur zien we fresco’s van de hand van Luigi Fontana (1827-1908). Deze tonen ons voorstellingen uit het leven van Sint Laurentius. De fresco’s van Fontana vervingen eerdere fresco’s die waren gemaakt door Giuseppe Cesari, ook bekend als de Cavalier d’Arpino (1568-1640), en door andere kunstenaars uit de zeventiende eeuw. Toen de Fransen in de vroege negentiende eeuw weer vertrokken waren, bleek dat al deze werken onherstelbaar beschadigd waren.

Tot de kunst die bewaard is gebleven behoort het gigantische altaarstuk van Federico Zuccari (ca. 1540-1609). Het stelt de Kroning van de Maagd in de Hemel voor. We kennen Zuccari vooral vanwege zijn betrokkenheid bij het schilderen van fresco’s aan de binnenkant van de koepel van Brunelleschi in Florence. Zijn altaarstuk voor de San Lorenzo in Damaso is vrij goed, maar het zicht erop word belemmerd door het grote baldakijn boven het hoogaltaar. Bovendien is het in de kerk tamelijk donker. Het hoogaltaar zelf dateert van de zeventiende eeuw en werd in 1640 gemaakt door niemand minder dan Gian Lorenzo Bernini (1598-1680). Bernini had van kardinaal Francesco Barberini (1597-1679), een neef van Paus Urbanus VIII (1623-1644), de opdracht gekregen het koor van de kerk onder handen te nemen. Veel van Bernini’s werk werd meer dan twee eeuwen later weer ongedaan gemaakt tijdens de restauratie van Vespignani. Het baldakijn boven het hoogaltaar is van deze Vespignani en ook de bronzen medaillons zijn negentiende-eeuwse toevoegingen. Op de medaillons staan Paus Damasus en zijn voorganger Eutychianus, Bisschop van Rome van 275 tot 283. Ook de overblijfselen van Eutychianus zijn onder het hoogaltaar bijgezet.

Grafmonument voor Alessandro Valtrini door Bernini.

Een opmerkelijk aspect aan de San Lorenzo in Damaso is dat de kerk een narthex heeft die twee traveeën beslaat. Hier treffen we interessante kunst aan die gelukkig aan de greep van plunderende troepen en overenthousiaste restaurateurs is ontkomen. Direct rechts van de ingang zien we een grafmonument voor Alessandro Valtrini (gestorven in 1633), uitgevoerd door het atelier van Bernini (zie de afbeelding links). De opdracht voor het monument kwam van de eerder genoemde Francesco Barberini en het werd in 1639 gemaakt. Op het monument zien we een manshoog skelet dat een medaillon vasthoudt met het portret van de overledene. Valtrini, een rijke begunstiger van kerken, werd overigens elders begraven, dus het monument is slechts een cenotaaf. Het is echter dusdanig beroemd dat het de eer geniet een eigen pagina op Wikipedia te hebben. Niet ver van het monument vinden we een marmeren standbeeld van Sint Carlo Borromeo (1538-1584), aartsbisschop van Milaan (zie de afbeelding hierboven). Dit werd gemaakt door Stefano Maderno (1576-1636), een beeldhouwer die faam geniet vanwege zijn prachtige beeld van Sint Cecilia in haar gelijknamige kerk in Trastevere.

Een van de oudste, en zeker een van de interessantste kunstwerken in de kerk treft men aan aan het einde van de linker zijbeuk, in de kapel van de Onbevlekte Ontvangenis. Oorspronkelijk was de kapel versierd met fresco’s van Pietro da Cortona (1596-1669), maar – u raadt het al – deze zijn helaas niet bewaard gebleven. Onze aandacht wordt nu getrokken door een icoon uit de late twaalfde eeuw, geschilderd door een onbekende kunstenaar. Het staat bekend als de Madonna di Grottapinta en de theorie dat het werd geschilderd door de Evangelist Lucas is natuurlijk niet houdbaar. Langs de rand van het icoon loopt een Latijnse tekst die als volgt luidt:

Madonna di Grottapinta.

“IN HAC YMMAGINE RECONDITAE SUNT RELIQUIAE SA(N)CTORU(M) QUADRAGINTA MARTIRUM ET FELIX PAPAE ET SANCTORUM MARCI ET MARC(ELL)IANI”

Deze tekst is erg interessant, want hieruit blijkt dat het icoon ooit de vermeende overblijfselen bevatte van de Veertig Martelaren van Sebaste (zie Rome: Santa Maria Antiqua), van een zekere Paus Felix – waarschijnlijk Felix I (269-274) – en van de nogal obscure martelaren Marcus en Marcellianus. De naam van het icoon verwijst naar een tegenwoordig geseculariseerde kerk in de Via di Grotta Pinta, iets ten oosten van de San Lorenzo. Voorheen dacht men dat het icoon oorspronkelijk in deze kerk hing en enige tijd vóór 1494 naar de San Lorenzo werd meegenomen. We weten nu echter dat het icoon kwam uit de verdwenen kerk van San Salvatore ad Arcum en uitgesloten kan worden dat dit dezelfde kerk was als die in de Via di Grotta Pinta. Niettemin is er een andere reden waarom een bezoekje aan deze straat zeer aan te raden is: hier stond in de Oudheid het Theater van Pompeius. De straten hier in de buurt volgen nog steeds de curve van dit enorme gebouw en de rijen zitplaatsen ervan.

Bronnen

  • Capitool Reisgidsen Rome, 2009, p. 149;
  • Luc Verhuyck, SPQR. Anekdotische reisgids voor Rome, p. 30-32;
  • San Lorenzo in Damaso op Churches of Rome Wiki.

Noot

[1] 60.000 scudi volgens sommige bronnen, 15.000 dukaten volgens andere.

2 Comments:

  1. Pingback:Rome: Santa Maria Maggiore – – Corvinus –

  2. Pingback:Rome: San Lorenzo in Damaso – – Corvinus –

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.