De Romeinse Koningstijd: de Etruskische koningen (ca. 616-509 BCE)

Replica van een Etruskische tempel (Villa Giulia, Rome).

Het is een historisch feit dat Rome ruim een eeuw lang door Etruskische koningen werd geregeerd. Zij drukten hun stempel op de stad met de aanleg van drainagewerken en de bouw van tempels en stadsmuren. Ook op bestuurlijk niveau lieten ze hun sporen na door de invoering van de census en de verdeling van het Romeinse volk in vijf bezitsklassen. De Etruskische koningen breidden ten slotte het Romeinse grondgebied in Latium flink uit en maakten van Rome de machtigste stad van de regio. Aan het einde van de Koningstijd kon Rome zelfs een verdrag met haar latere aartsvijand Carthago in het huidige Tunesië sluiten. Bij de Etruskische koningen die tussen ca. 616 en 509 BCE over de stad heersten, hebben we historisch vastere grond onder de voeten dan bij de Romeins-Sabijnse koningen van de periode daarvoor.[1] Toch is het onverstandig om alle verhalen over Lucius Tarquinius Priscus (ca. 616-578 BCE), Servius Tullius (ca. 578-534 BCE) en Lucius Tarquinius Superbus (ca. 534-509 BCE) kritiekloos voor waar te houden. In deze bijdrage presenteer ik daarom eerst het klassieke verhaal, om daar vervolgens een moderne interpretatie tegenover te zetten.

Het klassieke verhaal

Volgens de Romeinse geschiedschrijver Livius heette Tarquinius Priscus oorspronkelijk Lucumo.[2] Hij was afkomstig uit de Etruskische stad Tarquinii (Tarchna) en was de zoon van een Griekse vader en een Etruskische moeder. Vader Demaratos kwam oorspronkelijk uit Korinthe, maar had die stad vanwege politieke onlusten verlaten. Lucumo was getrouwd met een vrouw genaamd Tanaquil. Omdat hij als halve buitenlander in Tarquinii geen carrière kon maken, was hij met Tanaquil naar Rome getrokken, waar hij zich kandidaat had gesteld voor het koningschap en als eerste campagne zou hebben gevoerd. En met succes, want het volk koos hem tot koning. Na een succesvolle regering van maar liefst 38 jaar werd Tarquinius Priscus vermoord door twee herders die waren ingehuurd door de zonen van Ancus Marcius, de vierde koning van Rome en voorganger van Tarquinius. De vermoorde koning werd opgevolgd door zijn schoonzoon Servius Tullius, die 44 jaar zou regeren.

Lucius Junius Brutus, de legendarische stichter van de Romeinse Republiek (Capitolijnse Musea, Rome).

Over de afkomst van Servius Tullius was het een en ander te doen. Hij was opgegroeid in het koninklijk paleis, maar het gerucht ging dat hij de zoon van een slavin was. In opdracht van zijn schoonmoeder Tanaquil en gesteund door een gewapende lijfwacht zou hij na de moord op zijn schoonvader in feite een staatsgreep plegen. De Senaat, die door zijn schoonvader met 100 leden uit minder voorname families (gentes minores) was uitgebreid, stond achter hem. Niettemin was hij de eerste Romeinse koning die zonder mandaat van het volk regeerde. Later werd hij overigens alsnog bij acclamatie door het volk als koning erkend. De zonen van Ancus Marcius zagen in dat ze niet tegen Servius Tullius opgewassen waren en gingen in ballingschap. Na meer dan vier decennia op de troon werd ook Servius Tullius het slachtoffer van een moordaanslag. Het brein achter de moord was zijn eigen dochter Tullia, die was getrouwd met Lucius Tarquinius Superbus[3], de zoon of kleinzoon van de eerste Tarquinius.

Servius Tullius zou door zijn schoonzoon eigenhandig uit het Senaatsgebouw zijn gesmeten. Vervolgens werd hij op de vlucht naar zijn huis op de Esquilijn vermoord. Tullia zou daarna met haar wagen over het lichaam van haar vader heen zijn gereden. Haar man had de bijnaam ‘Superbus’, ‘de trotse’. Hij was een kundig legeraanvoerder, maar zijn macht berustte louter op de steun van het leger. Tarquinius Superbus had immers noch van het volk, noch van de Senaat een mandaat gekregen. Uiteindelijk werd hij verdreven na een schanddaad van zijn zoon Sextus. Die had zich vergrepen aan de kuise Lucretia, de vrouw van Lucius Tarquinius Collatinus. Na haar man over de verkrachting te hebben ingelicht, had ze zelfmoord gepleegd om haar eer te redden. Collatinus had vervolgens samen met zijn schoonvader Spurius Lucretius en met Publius Valerius en Lucius Junius Brutus wraak gezworen. Met een krachtige rede op het Forum kreeg Brutus het Romeinse volk zover dat het de monarchie afschafte en de Tarquinii in ballingschap zond.

Het echte verhaal?

Griekse hoplieten op een vaas (Rijksmuseum van Oudheden, Leiden).

Interessant aan het klassieke verhaal is dat nergens wordt beweerd dat de eerste Etruskische koning met geweld aan de macht kwam. Van een Etruskische ‘verovering’ van Rome is dan ook nooit sprake geweest. Tegenwoordig zijn historici geneigd aan te nemen dat de Romeinen een Etruskische krijgsheer vanwege zijn militaire talenten als hun koning aanstelden. De Etruskische koningen van Rome worden wel vergeleken met de condottieri of huurlingenaanvoerders van het Italië van de Renaissance.[4] De theorie kan goed kloppen, want omstreeks 600 BCE hadden de Etrusken in hun legers de zwaarbewapende hopliet, gekopieerd van de Grieken, geïntroduceerd en daarmee hadden ze onmiskenbaar een militaire voorsprong op de bewoners van het naburige Latium. De Romeinen kunnen zeer geïnteresseerd zijn geweest in hun militaire kennis en enkele decennia later deed de hopliet ook zijn intrede in het Romeinse leger.[5]

De bewering dat Tarquinius Priscus eigenlijk Lucumo heette, berust mogelijk op een vergissing. Lucumo was de titel van de Etruskische koningen[6], dus Tarquinius was in feite de lucumo van Rome. Hij zou 38 jaar lang over Rome hebben geheerst, wat erg lang maar niet onmogelijk is. Voor zijn opvolger en vermeende schoonzoon Servius Tullius moeten we een uitstapje maken naar een andere Etrusk met de naam Caeles of Caelius Vibenna, naar wie de Caeliusheuvel van Rome vernoemd zou zijn. Volgens de Romeinse geleerde Varro was deze Caeles een Etruskische dux (‘krijgsheer’) die Romulus te hulp zou zijn geschoten toen die in conflict raakte met de Sabijnse koning Titus Tatius.[7] De geschiedschrijver Tacitus wist niet zeker welke Romeinse koning Caeles te hulp kwam, maar hij sloot niet uit dat het Tarquinius Priscus was en plaatste de komst van Caeles dus aanzienlijk later in de tijd.[8] In het huurlingenleger van krijgsheer Caeles diende ook een zekere Mastarna, die later zijn naam in Servius Tullius veranderde en Tarquinius Priscus opvolgde. Die Etruskische versie van de geschiedenis gaf de Romeinse keizer Claudius in een speech die hij in het jaar 48 in Lugdunum (het huidige Lyon in Frankrijk) hield.[9]

Terracotta beeld van Latona met het kindje Apollo (Aplu in het Etruskisch). Eind 6e eeuw BCE (Villa Giulia, Rome).

In de zogenaamde François Tombe in de Etruskische stad Vulci vinden we een muurschildering uit ca. 330 BCE waarop onder meer Caeles Vibenna, zijn broer Aule (Aulus) Vibenna en Mastarna te zien zijn. Mastarna bevrijdt op de schildering Caeles, die is vastgebonden. Ook wordt een zekere Cnaeve Tarchunies Rumach (Gnaeus Tarquinius de Romein) vermoord door Marce Camitlnas (Marcus Camillus). Bij de interpretatie van de voorstelling moeten we uiteraard wat slagen om de arm houden, maar een mogelijkheid is dat Gnaeus Tarquinius de zoon van Tarquinius Priscus was. Tarquinius Superbus is dan zijn kleinzoon, wat chronologisch ook veel beter past. Gnaeus kan zijn vader na diens dood zijn opgevolgd en vervolgens de Etruskische huurlingen op de Caelius hebben vastgezet omdat ze te gevaarlijk waren geworden. Dankzij Mastarna konden ze worden bevrijd. Na de moord op Gnaeus werd Mastarna, onder de naam Servius Tullius, de nieuwe koning. Dankzij de dankbare huurlingen kon hij zich op de troon handhaven. Het voorgaande zou betekenen dat niet Tarquinius Priscus, maar zijn zoon werd vermoord. De zonen van Ancus Marcius hadden hier zeer waarschijnlijk niets mee te maken.

Het is goed mogelijk dat Servius Tullius de door de Tarquinii gevestigde dynastie wilde voortzetten. Gelet op de locatie van de François Tombe kwam de nieuwe koning mogelijk uit Vulci, al weten we dat niet zeker. Om zijn machtsgreep te legitimeren kan Servius Tullius met een dochter van Tarquinius Priscus of van diens enigszins hypothetische zoon Gnaeus zijn getrouwd. Omdat uit dit huwelijk alleen dochters werden geboren, zag hij zich genoodzaakt die te laten trouwen met kleinzonen van de eerste Tarquinius. Zo kwam Tullia uiteindelijk in een huwelijk met Tarquinius Superbus terecht. De echtelieden bekokstoofden samen de moord op de koning en zo werd de dynastie van de Tarquinii weer via de mannelijke lijn in ere hersteld. Uiteindelijk werden de Tarquinii verdreven, maar het verhaal over de verkrachting van Lucretia lijkt eerder een moralistisch verhaaltje te zijn over de deugdzaamheid van de mulier lanifica, de spinnende matrone die plichtsgetrouw haar huishoudelijke werk doet terwijl de andere adellijke vrouwen feestvieren.[10]

Aristonothos Krater, gevonden in Cerveteri (Caere). Strijd tussen een piratenschip en een handelsschip, en tussen Grieken en Etrusken. 7e eeuw BCE (Capitolijnse Musea, Rome).

Het verhaal over de afschaffing van de monarchie is op meerdere punten niet erg overtuigend. Het volk kan woedend zijn geweest over de schanddaad van Sextus Tarquinius, maar dat was nog geen reden om met het systeem van de monarchie te breken. Men had dan eerder de aanstelling van een andere koning verwacht. De mannen die wraak zwoeren voor de verkrachting en zelfmoord van de vrouw van Collatinus hadden vrijwel allemaal nauwe banden met de Tarquinii. Collatinus heette zelf Tarquinius. Hij was een zoon van Egerius Tarquinius, die weer een zoon was van Arruns Tarquinius, de broer van Tarquinius Priscus. Brutus was de zoon van Tarquinia, de zuster van Tarquinius Superbus, en dus een neef van de koning. Later zou hij al zijn zonen hebben laten terechtstellen omdat ze de monarchie wilden herstellen[11], maar in de Late Republiek beroemden de Junii Bruti zich op hun afstamming van de eerste Brutus. De vestiging van de Republiek in 510 of 509 BCE is ook wel erg toevallig, want tegelijkertijd werd in Athene de tiran Hippias verjaagd.

Waarschijnlijk is er in Rome iets anders gebeurd en had de verdrijving van de Tarquinii te maken met een andere Etruskische koning, namelijk Lars Porsenna, de heerser over Clusium (Clevsin in het Etruskisch).[12] In het laatste decennium van de zesde eeuw BCE rukte deze Porsenna met zijn leger naar Rome op[13], niet met de bedoeling om de Tarquinii weer op de troon te zetten, maar juist om ze af te zetten. De koning nam de Janiculusheuvel aan de andere zijde van de Tiber in en bedreigde van daaruit Rome. Ondanks de prachtige verhalen over de moed van Horatius Cocles, Mucius Scaevola en het meisje Cloelia wist de koning de stad vermoedelijk in te nemen of in elk geval tot de overgave te dwingen, waarop de Tarquinii naar de tiran Aristodemos van Cumae vluchtten. Porsenna stuurde vervolgens zijn zoon Arruns met een leger verder Latium in om daar meer gebied te veroveren. De Latijnen kregen echter hulp van genoemde Aristodemos en samen wisten ze Arruns bij Aricia te verslaan.[14] Porsenna trok zich na de nederlaag terug naar Clusium. Tarquinius Superbus stierf omstreeks 495 BCE in Cumae[15] en omdat Rome geen koning meer had, werd de monarchie vervangen door een aristocratie. Dat laatste was een ontwikkeling die zich ook in de Etruskische stadstaten zou voordoen.

Het Etruskische kerngebied, met onder meer de steden Tarquinii (Tarchna), Vulci (Velch) en Clusium (Clevsin) (bron: Ancient World Mapping Center. “À-la-carte”; CC BY 4.0).

Rome aan het einde van de Koningstijd

Als gezegd breidden de Etruskische koningen van Rome het Romeinse grondgebied in Latium flink uit. De koningen leverden strijd met het Etruskische Veii en met de Latijnen en de Sabijnen, terwijl Tarquinius Superbus ook te maken kreeg met de Volsci, die in het laatste kwart van de zesde eeuw BCE de bergen verlieten en zich op de vruchtbare vlakte van Latium stortten. Samen met de Aequi zouden ze het de Romeinen nog eeuwenlang uiterst lastig maken. Onder de veroveringen van de Etruskische koningen bevonden zich enkele interessante steden. Tarquinius Priscus zou Collatia op de Sabijnen hebben veroverd en Corniculum op de Latijnen. Naar Collatia was Lucius Tarquinius Collatinus vernoemd en de verkrachting van Lucretia vond daar plaats. In de Romeinse (niet de Etruskische) versie van de geschiedenis was de familie van Servius Tullius uit Corniculum afkomstig.[16] Tarquinius Superbus zou in het woud van Ferentina alle Latijnse volkeren onder zijn gezag verenigd hebben en later de stad Gabii hebben ingenomen.  Hij stichtte bovendien koloniën bij Signia en Circei.[17] Tijdens de belegering van Ardea zou het drama rond Lucretia hebben plaatsgevonden. Zie de kaart hieronder.

Latium ten tijde van de Etruskische koningen van Rome (bron: Ancient World Mapping Center. “À-la-carte”; CC BY 4.0).

Dat Rome onder de Etruskische koningen de dominante macht in Latium was geworden wordt bevestigd door het verdrag dat de stad in 509 BCE met Carthago sloot, kort nadat de Tarquinii waren verdreven. De Griekse geschiedschrijver Polybius (ca. 203-120 BCE) kon dit in archaïsch Latijn opgestelde verdrag nog inzien. In het verdrag komt onder meer de passage voor:

Oedipus en de sfinx op een kylix uit Vulci, ca. 470-460 BCE (Vaticaanse Musea).

“De Carthagers mogen geen agressie plegen tegen het volk van Ardea, Antium, Laurentum, Circeï, Tarracina of tegen welke andere stad in Latium die aan de Romeinen onderworpen is. Uit de steden die niet aan Rome onderworpen zijn moeten de Carthagers wegblijven. Als ze een stad innemen, moeten ze die onbeschadigd aan de Romeinen overdragen. Een militair versterkte plaats mogen de Carthagers niet op Latijns grondgebied bouwen. Als zij gewapend in het land binnenkomen, mogen zij er de nacht niet doorbrengen.”[18]

Waar Carthago blijkens andere passages in het verdrag vooral haar handelsbelangen wilde veiligstellen, wenste Rome haar gezag over Latium erkend te zien, zelfs als het ging om steden die formeel niet aan de Romeinen onderworpen waren. Van de Carthagers hadden de Romeinen op militair gebied voorlopig niets te vrezen, van de Volsci en de Aequi echter des te meer. Al spoedig stond de Romeinse dominantie in Latium zwaar onder druk.

Noten

[1] E.Chr.L. van der Vliet, Een geschiedenis van de klassieke Oudheid, p. 120.

[2] Zie voor het navolgende Livius 1.34-60.

[3] Eerder was ze getrouwd met Arruns Tarquinius, de broer van Lucius. Livius suggereert dat ze ook de hand had in de dood van Arruns en die van haar eigen zuster, de eerste vrouw van Lucius (Livius 1.46).

[4] Dominique Briquel, De Etrusken, p. 65; Andrew Lintott, The Constitution of the Roman Republic, p. 31.

[5] Bernard van Daele, Het Romeinse leger, p. 18-19.

[6] De Etrusken, p. 47; Een geschiedenis van de klassieke Oudheid, p. 119.

[7] De lingua Latina V.46.

[8] Annales 4.65.

[9] Zie hier voor een vertaling van de speech. Zie verder De Etrusken, p. 65 en The Constitution of the Roman Republic, p. 31.

[10] De Etrusken, p. 21.

[11] Livius 2.5.

[12] Zie De Etrusken, p. 64; Een geschiedenis van de klassieke Oudheid, p. 121-122.

[13] Livius 2.9 e.v.

[14] Livius 2.14.

[15] Livius 2.21.

[16] Livius 1.39.

[17] Livius 1.56.

[18] Polybius 3.22 (vertaling: Wolther Kassies).