Florence: Museo Horne

Interieur van een van de zalen in het Museo Horne.

Met een bezoek aan het Museo Horne sloot ik mijn meest recente trip naar Florence af. Ik was nog nooit in het museum geweest en was er zelfs nog nooit langsgelopen. Na mijn bezoek moest ik concluderen dat ik al die jaren beslist iets gemist had. Het Museo Horne is een zeer aangenaam en rustig museum, een verademing na alle drukte en rumoer van de Uffizi. Na het kopen van een kaartje wordt de bezoeker door een medewerker van het museum meegenomen. De medewerker houdt een oogje in het zeil, maar vertelt ook graag iets over de collectie en beantwoordt met liefde iedere vraag. Ikzelf had zeer veel vragen, die met geduld en kennis van zaken werden beantwoord. Omdat er verder weinig mensen in het museum waren, had ik in feite een privé gids. Dit maakte mijn bezoek aan het Museo Horne een extra bijzondere gebeurtenis.

Geschiedenis

Het museum is vernoemd naar Herbert Percy Horne (1864-1916). De Engelsman Horne was in veel opzichten een duizendpoot. Hij werkte als architect, schreef gedichten, verzamelde kunstwerken en hield zich bezig met kunstgeschiedenis. Daarbij gold hij als autoriteit op het gebied van de Renaissance. Samen met de architect Arthur Heygate Mackmurdo (1851-1942) was hij verantwoordelijk voor het kunsttijdschrift The Century Guild Hobby Horse. Zo kwam hij in contact met beroemdheden in de wereld van kunst en cultuur als Oscar Wilde en John Ruskin. In september en oktober 1889 maakt Horne zijn eerste reis naar Italië. Het land maakte een diepe indruk op hem en een tweede reis volgde in 1894. In 1905 besloot hij naar Italië te emigreren en vestigde hij zich in Florence. Daar schreef hij in 1908 een gezaghebbende monografie over de Renaissanceschilder Sandro Botticelli (ca. 1445-1510).

Keuken in het Palazzo Corsi.

In 1911 kocht Horne het Palazzo Corsi aan. De geschiedenis van het palazzo ging terug tot de dertiende eeuw, maar het huidige palazzo werd tussen 1495 en 1502 gebouwd voor de gebroeders Corsi, leden van de Arte della Seta, het gilde van de zijdehandelaren. De architect van het Palazzo Corsi was zeer waarschijnlijk Simone del Pollaiuolo (1457-1508), bijgenaamd “Il Cronaca”. De familie Corsi bleef drie eeuwen lang eigenaar van het pand, maar toen Horne het in 1911 kocht, was het al diverse keren op andere families overgegaan. En uiteraard was er in de ruim vier eeuwen dat Cronaca’s palazzo er stond ook wel het een en ander aan verbouwd. Horne had echter het plan opgevat van het Palazzo Corsi weer een echt Renaissancepaleis te maken. Tussen 1912 en 1915 werden dan ook nieuwere elementen verwijderd en Renaissance-elementen toegevoegd, ook als die uit andere gebouwen afkomstig waren (de gids wees op enkele deurposten, die duidelijk niet in de deuropening pasten).

Toen de restauratie- en verbouwingswerkzaamheden voltooid waren, begon het proces van de inrichting van het palazzo. Horne wilde het een interieur geven met voorwerpen uit de dertiende tot en met de zestiende eeuw, zowel kunstvoorwerpen als gebruiksvoorwerpen. Zelf woonde hij overigens elders. Helaas werd de veelzijdige kunsthistoricus en kunstverzamelaar in 1916 ernstig ziek. Horne was nooit getrouwd en had geen kinderen. Hoewel hij tijdens zijn leven diverse minnaressen had gehad, zijn er ook historici die veronderstellen dat Horne (latent) homoseksueel was. Dat zou onder meer moeten blijken uit affectieve correspondentie met genoemde Oscar Wilde, een schrijver die – zoals bekend moge zijn – wegens zijn homoseksualiteit in de gevangenis belandde. Het kan natuurlijk ook heel goed zo zijn dat de enige grote liefde van Horne de kunst was. Op 12 april 1916 liet hij in zijn testament opnemen dat het palazzo met de gehele inventaris na zijn dood naar de Italiaanse staat zou gaan. Twee dagen later overleed hij aan tuberculose, slechts 52 jaar oud.

Na de dood van Horne werd een stichting opgericht om het palazzo en de collectie te beheren. Deze Fondazione Horne bewerkstelligde dat het Museo Horne in 1921 voor het publiek kon worden opengesteld. Het is hoog tijd nu eens een blik te werpen op de imposante collectie, die onder meer bestaat uit schilderijen, beelden, gebruiksvoorwerpen en boeken. Ik bespreek een aantal hoogtepunten.

Sint Stefanus – Giotto.

Collectie

Verreweg het bekendste en ook het mooiste werk in de collectie is een paneelschildering van Sint Stefanus van de hand van Giotto di Bondone (ca. 1266-1337). Een grote banier met dit werk siert de gevel van het Palazzo Corsi. Voor mij was deze Giotto ook de voornaamste reden om het Museo Horne te bezoeken. Het museum dateert zijn pronkstuk op 1330-1335, maar in de literatuur komen we ook wel de datering 1320-1325 tegen.[1] Algemeen wordt aangenomen dat het paneel onderdeel was van een veelluik afkomstig uit de kerk van Santa Croce in Florence. Het veelluik bestond uit vijf onderdelen. Het centrale gedeelte met de Madonna en het Kind bevindt zich thans in de National Gallery of Art in Washington D.C. Wie de zijpanelen met Johannes de Evangelist en Sint Laurentius wil zien, moet naar het Musée Jacquemart-André in Chaalis (boven Parijs) afreizen. Het vierde onderdeel is de Sint Stefanus van het Museo Horne en het vijfde paneel is verloren gegaan. Welke heilige erop afgebeeld was, is helaas onbekend.

Stefanus draagt op Giotto’s paneel een prachtig gewaad. Hij is natuurlijk direct herkenbaar aan de twee stenen op zijn hoofd, een verwijzing naar zijn marteldood. Stefanus werd door enkele joden die een lokale synagoge bezochten beschuldigd van godslastering, “want we hebben hem horen zeggen dat Jezus uit Nazaret de heilige plaats zal afbreken en de gebruiken die Mozes ons heeft overgeleverd zal veranderen” (Handelingen 6:14 – NBV). Stefanus werd daarop gearresteerd en voor het Sanhedrin gesleept, het joodse gerechtshof. Het pleidooi dat hij daar hield, leidde tot nog meer verontwaardiging. Stefanus werd de stad uit gedreven om gestenigd te worden. De toekomstige apostel Paulus – toen nog een Farizeeër die christenen wilde vervolgen en zichzelf nog Saulus noemde – was getuige van Stefanus’ dood door steniging, en volgens Handelingen 8:1 keurde hij de moord op de martelaar goed. Aangezien de Stefanus van Giotto’s paneel naar rechts kijkt, zal hij samen met Johannes (die eveneens de blik naar rechts heeft gericht) links van de Madonna met het Kind thuishoren. Laurentius en de onbekende verdwenen heilige horen dan rechts thuis.

Mogelijke reconstructie van het vijfluik. Stefanus: Museo Horne; Johannes de Evangelist: Musée Jacquemart-André; Madonna met Kind: National Gallery of Art; ontbrekend paneel; Laurentius: Musée Jacquemart-André.

Het museum bezit verschillende werken van tijdgenoten van Giotto. Zo zien we van Bernardo Daddi (ca. 1290-1348) twee kleine paneeltjes bedoeld voor persoonlijke devotie. Het linker paneeltje stelt een Madonna met Kind en heiligen voor, het rechter een Kruisiging. Ook interessant is een drieluik van Pietro Lorenzetti (ca. 1280-1348) uit Siena. Het is vrij evident dat het werk oorspronkelijk geen drieluik was. De mannelijke figuur links – door het museum zelf geïdentificeerd als Leonardus van Noblat – zit praktisch vastgeplakt aan de vrouwelijke figuur in het midden, in wie we dankzij het rad direct Catharina van Alexandrië herkennen. De vrouwelijke heilige rechts is volgens het museum Margaretha van Antiochië. De mannelijke heilige kijkt naar rechts, de twee vrouwen naar links. Vermoedelijk hebben we hier, net als bij de Sint Stefanus van Giotto, te maken met een vijfluik dat in stukken is gezaagd. Dat vijfluik wordt als het altaarstuk van Monticchiello aangeduid. Het veronderstelde middenstuk met de Madonna met het Kind bevindt zich thans in Pienza. Voor het vijfde paneel met een vrouwelijke heilige (vermoedelijk Sint Agatha) moet men het Musée de Tessé in Le Mans bezoeken.

Paneeltjes van Bernardo Daddi.

Drie heiligen door Pietro Lorenzetti.

Tweeluik door Simone Martini en Lippo Memmi.

Beeld van Paulus door Vecchietta.

Met de gids heb ik lang gesproken over het toeschrijven van werken aan kunstenaars (onze conclusie: het is een kwestie van eindeloos kijken en vergelijken). Dit deden we naar aanleiding van een tweeluikje met links de Madonna met het Kind en rechts Christus in het graf. Dit werk wordt toegeschreven aan Simone Martini (1284-1344) en Lippo Memmi (gestorven 1356), beiden afkomstig uit Siena en bovendien zwagers. Ook afkomstig uit Siena was Lorenzo di Pietro (1410-1480), beter bekend als Vecchietta. Dat betekent ‘oude vrouw’, en er vast een perfect seksistische verklaring voor deze nogal aparte bijnaam. Vecchietta was niet alleen schilder, maar ook beeldhouwer, zoals we eerder hebben gezien in de kathedraal van Siena. Het Museo Horne bezit van zijn hand een mooi beschilderd beeld van de apostel Paulus. Het beeld dateert van ca. 1460.

De uiteenzetting over Giotto en Pietro Lorenzetti heeft duidelijk gemaakt dat diverse werken in het museum geen zelfstandige werken zijn, maar onderdelen van grotere werken. Dat geldt ook voor de Masaccio die het museum bezit. Masaccio (1401-1428) werkte regelmatig samen met Masolino da Panicale (ca. 1383-na 1440), bijvoorbeeld in de Brancacci-kapel in Florence. De twee schilderden ook samen het zogenaamde Carnesecchi-drieluik (ca. 1423-1425), dat helaas grotendeels verloren is gegaan. Het Museo Horne bezit een stukje van de predella, geschilderd door Masaccio, maar helaas zwaar beschadigd. Kijk zelf maar, ik vond de schade te groot om het maken van een foto te rechtvaardigen. Ook onderdeel van een groter geheel is een paneel uit ca. 1475 met daarop koningin Wasti uit het Bijbelboek Ester. De schilder was Filippino Lippi (1457-1504) en het grotere geheel was in dit geval twee bruidskisten (cassoni in het Italiaans). Die waren met in totaal zes panelen met voorstellingen uit Ester versierd. De andere vijf bevinden zich in musea in Canada, Frankrijk en Rome.

Onder Lorenzetti’s pseudo-drieluik hangt een tondo van de Florentijnse schilder Piero di Cosimo (1462-1522). Voor de verandering is het ronde schilderij – van een mediterende Sint Hiëronymus – nu eens een op zichzelf staand werk. Het bijzondere is dat de voorstelling met Hiëronymus in de achttiende eeuw overgeschilderd werd met een voorstelling van de Visitatie. Herbert Percy Horne kocht deze Visitatie in 1906, in de verwachting er iets veel mooiers onder aan te treffen. In 1907 werd vervolgens de mediterende Hiëronymus ontdekt. Het museum dateert het mysterieuze werk op ca. 1495-1498. Hiëronymus houdt een steen in de rechterhand om zichzelf mee op de borst te slaan. Zijn kenmerkende leeuw ontbreekt. Deze is wel aanwezig op een soortgelijk werk uit ca. 1485 van Piero’s bijna-tijdgenoot Jacopo del Sellaio (ca. 1441-1493), eveneens in het Museo Horne.

Mediterende Hiëronymus door Piero di Cosimo.

Tegen het einde van mijn bezoek had ik nog een interessant gesprek met de gids over een van de oudste werken in de collectie. Het betreft een Madonna met Kind van een onbekende Toscaanse schilder, waarschijnlijk uit Lucca. Het werk dateert van de dertiende eeuw en ziet er nog erg Byzantijns uit. Zowel de Madonna als het Christuskind hebben een in hout uitgesneden halo. Helaas is het paneel erg versleten, zodat niet meer vast te stellen is wat Christus in zijn linkerhand houdt. Is het een staf met een knop? Een boekrol? Iets anders? Wij kwamen er in elk geval niet uit. Wie het weet, mag het zeggen.

Madonna met Kind, dertiende eeuw.

Website: Homepage – Museo Horne

Noot

[1] Francesca Flores d’Arcais, Giotto, p. 320-325.

One Comment:

  1. Pingback:Florence: Museo Horne – – Corvinus –

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.