Deze bijdrage gaat over de Brancacci-kapel, een beroemde kapel in de kerk van Santa Maria del Carmine in Florence. Normaal gesproken schrijf ik een stukje over de kerk in kwestie en wijd vervolgens wat regels aan de kapellen in die kerk. Voor de Brancacci-kapel ga ik die volgorde eens omdraaien. Deze bijdrage gaat dus vooral over de kapel, want waar de kerk niet zo interessant is, is de kapel werkelijk spectaculair te noemen.
Op de een of andere manier heb ik de kapel tijdens mijn eerste bezoek aan Florence in 2010 gemist. Ik herinner me dat we wel voorbij de Santa Maria del Carmine kwamen, maar vervolgens om wat voor reden dan ook besloten door te lopen. We hadden ook geen bezoek aan de kerk en de kapel ingepland, en misschien werden we wel afgeschrikt door de informatie in onze reisgids: voor een bezoek aan de kapel zou een reservering verplicht zijn. Ik denk overigens dat dat niet het geval is. Toen we de kapel in juni 2016 bezochten, hadden we voor de zekerheid gereserveerd, maar we zagen genoeg toeristen die gewoon bij de Biglietteria hun kaartje kochten. Aangezien de kapel vrij klein is, laten de mensen van de Musei Civici Fiorentini maar een beperkt aantal bezoekers tegelijkertijd naar binnen en beperken ze soms ook de tijd die je binnen door kunt brengen. Tijdens ons bezoek aan de kapel was het echter heel erg rustig en kregen we alle tijd van de wereld. De verveelde toezichthouder had ondertussen meer oog voor zijn telefoon.
Geschiedenis van de kerk
De kerk van Santa Maria del Carmine dateert van 1268. Ze werd gesticht door een groep broeders uit Pisa. De bouw van de kerk werd gesteund door het Florentijnse stadsbestuur en door veel van de adellijke families in de stad. De kerk werd pas in 1422 gewijd en vervolgens in 1475 als voltooid aangemerkt. De Santa Maria del Carmine heeft altijd een onversierde gevel gehad. Deze is indrukwekkend, maar straalt geen enkele schoonheid uit. Naast de kerk werd in de late dertiende eeuw een Karmelietenklooster gebouwd en dit werd al snel erg belangrijk. De beroemde Karmelietenbroeder Sint Andrea Corsini (1301-1374), die bekendstond als de “Apostel van Florence”, legde hier zijn monastieke geloften af en zou later de bisschop van Fiesole worden. Corsini werd in 1629 heilig verklaard. Enkele jaren later gaven leden van zijn familie, op dat moment een van de rijkste in Florence, de opdracht voor de bouw van een kapel in deze kerk die aan hem gewijd moest worden. De kapel werd uitgevoerd in de Romeinse Barokstijl en werd gebouwd tussen 1675 en 1683.
Al eerder, te weten in de zestiende eeuw, was de Santa Maria verbouwd door Giorgio Vasari. Het klooster werd eveneens gerenoveerd, te beginnen met de eerste kruisgang tussen 1597 en 1612. In 1771 sloeg het noodlot toe toen het grootste gedeelte van het interieur van de kerk verloren ging tijdens een brand. Alleen de oude sacristie, de voornoemde Corsini-kapel en de Brancacci-kapel bleven gespaard. De architect Giuseppe Ruggieri werd vervolgens ingehuurd om de kerk te restaureren. De schilders Giuseppe Romei en Domenico Stagi assisteerden hem daarbij. Het resultaat is een kerk in de stijl van de Late Barok, die er over het algemeen niet in slaagt indruk te maken op de bezoeker.
Geschiedenis van de Brancacci-kapel
De voornaamste reden waarom men niet onder de indruk zal zijn van de Barokke pracht en praal van de kerk is de pure schoonheid van de Brancacci-kapel. Deze werd in de late veertiende eeuw gebouwd door Pietro Brancacci, een telg uit een rijk Florentijns geslacht. De beslissing om de kapel aan de binnenkant te laten beschilderen kan worden toegeschreven aan een van Pietro’s verwanten. In 1423 keerde Felice Brancacci terug van een bezoek aan de Sultan van Egypte en gaf vervolgens de opdracht aan de schilders Masolino da Panicale (ca. 1383-na 1440) en Masaccio (1401-1428) om de muren van de Brancacci-kapel van fresco’s te voorzien.
Beide kunstenaars heetten eigenlijk Tommaso. Masolino’s echte naam was Tommaso di Cristoforo Fini, en zijn bijnaam “Masolino” kan men vertalen als “Kleine Tom”. Masaccio heette voluit Tommaso di ser Giovanni di Mone Cassai, en zijn bijnaam betekent zoiets als “Slordige Tom”. Men heeft lang beweerd dat Masolino en Masaccio meester en leerling waren, maar dit wordt nu niet meer voetstoots aangenomen. Masaccio had enkele jaren eerder al onafhankelijk van Masolino een fresco geschilderd voor het klooster van Santa Maria del Carmine, dus hij lijkt niet onder Masolino’s gezag te hebben gestaan. Het genoemde fresco – de Sagra – ging helaas verloren toen het klooster aan het einde van de zestiende eeuw werd gerenoveerd (zie hierboven).
Kleine Tom en Slordige Tom begonnen dus samen te werken aan een reeks Verhalen over Petrus op de muren van de Brancacci-kapel. Meestal wordt aangenomen dat ze hiermee in 1425 begonnen. Masolino en Masaccio konden hun werk echter niet afmaken. De eerstgenoemde vertrok naar Hongarije en de laatstgenoemde werd door Paus Martinus V (1417-1431) naar Rome ontboden. De verkiezing van deze Martinus had een einde gemaakt aan het zogenaamde Groot Westers Schisma (1378-1417), dat had geleid tot één paus in Rome en een tweede in Avignon. Op een gegeven moment waren er zelfs drie pausen geweest. Nu de Katholieke Kerk op orde was gebracht, besloot Paus Martinus dat Rome weer een prachtige stad moest worden. Terwijl de kunsten bloeiden in steden als Florence, was Rome een achtergebleven en dunbevolkte provinciestad. De Paus ontbood daarom Masaccio – wiens reputatie snel groeide, ook al was hij nog maar een twintiger -, Gentile da Fabriano en Pisanello naar Rome om voor hem te komen werken.
Helaas voor Paus Martinus stierf Gentile da Fabriano al in 1427. Masaccio volgde hem in 1428 naar het graf, nog maar 27 jaar oud. Masolino keerde kennelijk nooit meer naar Florence terug om aan de kapel te werken en deze bleef jarenlang onvoltooid. De jaren 1430 waren een periode van grote onrust in Florence. In 1433 werd Cosimo de Oudere uit de familie de’ Medici, een van de machtigste bankiers en politici van de stad, verbannen. De oppositie tegen Cosimo werd geleid door zijn politieke tegenstanders, zoals Palla Strozzi uit de eveneens machtige familie Strozzi. Toen Cosimo slechts een jaar later naar Florence terug mocht keren, nam hij wraak op zijn vijanden, die nu op hun beurt verbannen werden.
De enige fout die Felice Brancacci had begaan, was dat hij Palla Strozzi’s schoonzoon was. Het leverde hem eveneens een verbanning op. Felice zou Florence nooit meer terugzien en stierf ergens in de jaren 1440. De ballingschap van zijn familie zou pas in 1474 beëindigd worden. In de tussentijd hadden de Karmelieten die delen van de fresco’s waarop leden van de familie Brancacci te zien waren verwijderd. De kapel was in 1460 herwijd aan de Madonna del Popolo. Boven het altaar werd een dertiende-eeuws paneel met een Madonna met Kind opgehangen waarvan de maker onbekend is en dat soms wordt toegeschreven aan Coppo di Marcovaldo (ca. 1225-1276). Het paneel hangt er nog steeds.
Enkele jaren nadat het de familie Brancacci werd toegestaan uit ballingschap terug te keren werd het werk aan de kapel hervat. Filippino Lippi (1457-1504) kreeg de opdracht de Verhalen van Petrus te voltooien. Zijn vader Fra Filippo (1406-1469), eveneens een beroemde schilder, was een Karmelietenbroeder geweest en was ongetwijfeld goed bekend met de kapel in de Santa Maria del Carmine en haar half voltooide fresco’s. Zijn zoon Filippino leverde uitstekend werk. Tussen 1481 en 1483 voltooide hij een onafgemaakte frescocyclus waaraan meer dan 50 jaar niet was gewerkt. Gelukkig overleefden de fresco’s de verschrikkelijke brand van 1771. In de jaren 1980 werden ze grondig schoongemaakt en tegenwoordig zijn de kleuren weer net zo mooi als ze in 1483 moeten zijn geweest. Niettemin is er verder onderzoek nodig om de fresco’s in goede staat te houden. De kapel staat nu – april 2023 – in de steigers om dat onderzoek te verrichten. Ze kan echter nog steeds bezocht worden, uiteraard onder begeleiding.
De fresco’s nader bekeken
Hoewel de drie kunstenaars die aan de fresco’s werkten allemaal een eigen stijl hadden, lijken ze erin geslaagd te zijn een zekere stilistische harmonie te bewerkstelligen. Dat is vooral de verdienste van Lippi. Zijn voorgangers Masolino en Masaccio werkten nauw samen, maar Lippi moest alleen werken, en ook nog eens decennia later. Hij moest daarbij dicht bij de stijl blijven van mensen die al ver voordat hij zelf geboren werd waren gestorven.
De frescocyclus bestaat uit twaalf scènes, die ik kort zal bespreken. Oorspronkelijk waren er meer scènes, maar de fresco’s van de lunetten en het gewelf gingen tijdens een “renovatie” in het midden van de achttiende eeuw verloren. Het nieuwe gewelffresco in Barokstijl is nogal teleurstellend en het past niet bij de fresco’s in de kapel. Niettemin heeft het een paar aardige trompe-l’oeuil elementen.
Dan de twaalf scènes:
1. De Verleiding van Adam en Eva door Masolino; een goed voorbeeld van de klassieke Laatgotische stijl van Masolino. Merk op dat de slang een mensenhoofd heeft.
2. De Verdrijving uit de Hof van Eden door Masaccio; dit fresco is erg beroemd, alleen al vanwege de gekwelde blik op Eva’s gezicht. Adam verbergt uit schaamte zijn gezicht.
3. De Cijnspenning door Masaccio; een fresco dat zo beroemd is dat het zijn eigen pagina op Wikipedia heeft. Het fresco is gebaseerd op een verhaal uit Mattheüs 17:24-27 waarin Jezus Petrus de opdracht geeft om een vis te vangen en een munt uit de bek van het dier te halen om een belastinginner (of ‘tollenaar’) te betalen. De munt in kwestie is een tetradrachme, waarmee Petrus de tempelbelasting – die een didrachme per persoon bedraagt – voor zowel Jezus als zichzelf kan betalen. Het fresco bestaat uit drie scènes. In de middelste lijken de discipelen onder leiding van Jezus ruzie te maken met de belastinginner. Links zien we dan Petrus bij het meer terwijl hij een munt uit de vis haalt. Ten slotte zien we rechts Petrus die de belastinginner betaalt.
4. De Predikende Petrus door Masolino;
5. Doop van de Neofieten door Masolino; een neofiet is een nieuwe bekeerling.
6. De Genezing van de Lamme en de Opwekking van Tabitha door Masolino; de Opwekking van Tabitha verwijst naar een verhaal uit Handelingen 9:36-43. Het verhaal speelt zich af in Joppa (het huidige Jaffa), waar een vrouw genaamd Tabitha (of Dorcas) net gestorven is. Ze stond bekend om haar goede daden en haar aalmoezen voor de armen, dus ze wordt node gemist. Petrus wordt er vervolgens bij geroepen en slaagt erin haar weer tot leven te wekken met zijn gebeden. Het verhaal van Petrus die een lamme man geneest, vinden we in Handelingen 3:1-10. Beide scènes hebben een achtergrond van gebouwen in Florence. Het detailniveau is indrukwekkend. Let bijvoorbeeld op de ingewikkelde patronen op de jas van de man in het midden met de rode tulband.
7. De Verdeling van Aalmoezen en de Dood van Ananias door Masaccio; wederom een verhaal uit de Handelingen van de Apostelen. Men vindt het in Handelingen 4:32-5:11. De jonge christelijke gemeente heeft besloten privébezit af te schaffen. Alles wordt gedeeld, land en huizen worden verkocht, en de opbrengsten worden naar de apostelen gebracht, die het geld verdelen onder de leden van de gemeenschap. Een zekere Ananias en zijn vrouw verkopen een stuk land, maar houden vervolgens een deel van het geld voor zichzelf. Petrus ontdekt hun bedrog en leest Ananias streng de les. Ananias valt vervolgens dood neer.
8. Petrus Geneest de Zieken met zijn Schaduw door Masaccio; hiernaar wordt verwezen in Handelingen 5:15, waar we lezen: “en ze legden zelfs zieken op draagbedden of matrassen buiten op straat, in de hoop dat toch ten minste de schaduw van Petrus, wanneer hij voorbijkwam, op een van hen zou vallen” (NBV). De man met de rode kap zou Masolino kunnen zijn, terwijl de apostel Johannes die achter Petrus loopt misschien Masaccio’s jongere broer Giovanni (beter bekend als Lo Scheggia) is. Er wordt ook wel beweerd dat de beeldhouwer Donatello in de scène terug te vinden is.
9. Paulus Bezoekt Petrus in de Gevangenis door Filippino Lippi; geen verhaal uit de Bijbel ditmaal, maar uit de zogenaamde Gouden Legenden (ca. 1260). Petrus is gevangen genomen door Theophilus, prefect van Antiochië, en krijgt bezoek van Paulus.
10. De Opwekking van de Zoon van Theophilus en Petrus op zijn Troon, begonnen door Masaccio, voltooid door Filippino Lippi; Paulus overtuigt Theophilus ervan dat Petrus mensen uit de dood kan opwekken. Quod erat demonstrandum. De prefect op het fresco heeft duidelijk de trekken van Gian Galeazzo Visconti, Hertog van Milaan (1351-1402). Visconti was een aartsvijand van Florence en is ook evident de bad guy in de scène. Helemaal rechts staan Masolino (inderdaad een Kleine Tom), Masaccio (die de toeschouwer aankijkt), Leon Battista Alberti en Filippo Brunelleschi (met de zwarte kap), de man die de beroemde koepel van de Duomo bouwde. Zie hierboven voor een close-up van de vier mannen.
11. Petrus Bevrijd uit de Gevangenis door Filippino Lippi; Petrus is gevangengenomen door Herodes, maar God stuurt een engel om hem te bevrijden. De bewakers hebben niets door. Het verhaal wordt verteld in Handelingen 12:1-11.
12. Het Dispuut van Petrus en Paulus met Simon Magus en de Kruisiging van Petrus door Filippino Lippi; Simon Magus wordt genoemd in Handelingen 8:9-24, maar het verhaal van een debat tussen Simon en de apostelen Petrus en Paulus in aanwezigheid van keizer Nero komt uit de apocriefe Handelingen van Petrus en Paulus (wellicht uit de late vierde eeuw; zie deze bijdrage voor meer details). Helemaal rechts ziet men een zelfportret van Lippi. De scène links toont Petrus die op eigen verzoek ondersteboven gekruisigd wordt (hij achtte zichzelf niet waardig genoeg om op dezelfde wijze als Jezus te sterven; zie deze bijdrage). Dit verhaal wordt vermeld in de apocriefe Handelingen van Petrus (tweede eeuw). Op het fresco zien we drie mannen rechts van het kruis staan. Een van hen kijkt naar de toeschouwer. De man is geïdentificeerd als de schilder Sandro Botticelli (1445-1510).
Andere bezienswaardigheden
Vergeet niet het fresco van het Laatste Avondmaal van Alessandro Allori (1535-1607) te bezichtigen. Men vindt het in de oude refter, waar bezoekers ook naar een documentaire over de Brancacci-kapel kunnen kijken. Allori’s fresco werd in 1582 geschilderd. Het fresco is erg kleurrijk, en alleen de onderkant is een beetje beschadigd.
Pingback:Milaan: Castello Sforzesco – – Corvinus –
Pingback:Milaan: Sant’Eustorgio – – Corvinus –
Pingback:Florence: Santa Maria Novella – – Corvinus –
Pingback:Rome: San Giovanni in Laterano – – Corvinus –
Pingback:Rome: San Clemente – – Corvinus –
Pingback:Sirmione: Rocca Scaligera – – Corvinus –
Pingback:Orvieto: De Duomo – – Corvinus –
Pingback:Florence: Santa Croce – – Corvinus –
Pingback:Spoleto: De Duomo – – Corvinus –
Pingback:Florence: The Brancacci Chapel – – Corvinus –