Florence: Santa Maria Novella

De Santa Maria Novella.

Deze gigantische Dominicaanse kerk hoort thuis op ieder lijstje voor een geslaagd dagje Florence. De kerk staat net ten zuiden van het treinstation van Santa Maria Novella in het stadscentrum. Ze is dus ook voor mensen die weinig tijd hebben gemakkelijk te bereiken. De kerk is niet slechts een imposant gebouw, ze is tevens een bewaarplaats van belangrijke kunst uit de late dertiende tot en met de vroege zestiende eeuw. Houd er wel rekening mee dat een bezoek aan de Santa Maria Novella niet gratis is. Een kaartje kost vijf euro, maar geeft vervolgens toegang tot het hele complex, inclusief de kerk, de kloostergangen en het museum. Het bedrag is dus bescheiden te noemen gelet op wat je ervoor terugkrijgt. De ingang van de Santa Maria Novella bevindt zich aan de rechterkant van de kerk, die men bereikt via de oude begraafplaats.

Geschiedenis

De kerk die we vandaag de dag zien verving een ouder godshuis met de naam Santa Maria della Vigne. Dit zou in de negende of tiende eeuw gebouwd kunnen zijn. De oude kerk besloeg het gebied waar we nu het dwarsschip aantreffen. Hieruit kunnen we afleiden dat de oude kerk een oriëntatie oost-west had, met de apsis gericht naar het oosten. In 1221 werd de Santa Maria della Vigne aan de Orde van de Dominicanen geschonken. Deze nog jonge orde was pas twee jaar eerder onder leiding van Fra Giovanni da Salerno in Florence aangekomen. De broeders begonnen rond 1246 met het renoveren en vergroten van de – vermoedelijk nogal vervallen – oude kerk. Later werd de Santa Maria della Vigne afgebroken, waarna in 1279 de bouw van een nieuwe kerk kon starten. Het ontwerp van de nieuwe kerk – vandaar ook de toevoeging Novella – wordt toegeschreven aan twee Dominicaanse monniken, Fra Sisto Fiorentino en Fra Ristoro da Campi. De oriëntatie van de nieuwe kerk werd gewijzigd: de apsis werd naar het noorden gericht. Omstreeks het jaar 1357 was de nieuwe kerk voltooid.

Santa Maria Novella, zijaanzicht.

De Santa Maria Novella, gezien vanaf Giotto’s campanile.

Interieur van de kerk.

In de jaren 1330 werd een nieuwe klokkentoren gebouwd, waarbij de toren van de oude kerk als basis werd gebruikt. Omdat de nieuwe toren vaak door de bliksem werd getroffen, besloten de Dominicanen een doos met relikwieën in de klokkentoren te plaatsen. Of het heeft gewerkt is niet duidelijk, maar het was het proberen waard. De blikseminslagen werden overigens door sommigen geïnterpreteerd als een teken dat God vertoornd was over de kerk, die immers nogal extravagant was voor een religieuze orde die was gebaseerd op het beginsel van armoede.

Een van de meest in het oog springende externe kenmerken van de Santa Maria Novella is haar veelkleurige gevel, die van grote schoonheid is (zie de afbeelding hierboven). Het onderste gedeelte werd in 1365 aan de kerk toegevoegd, maar daarna werd de gevel onvoltooid gelaten. De taak om het bovenste gedeelte te ontwerpen en uit te voeren werd toevertrouwd aan de beroemde architect en humanist Leon Battista Alberti (1404-1472). Alberti was ingehuurd door de rijke Florentijnse koopman Giovanni di Paolo Rucellai. Op de gevel zien we net onder het driehoekige fronton zijn naam in het Latijn staan: ORICELLARIVS (oricello is een paarse verfstof). Uit de rest van de tekst blijkt dat het werk aan de gevel in 1470 klaar was, twee jaar voordat Alberti stierf. De meest opvallende elementen van de gevel zijn de twee gekrulde versieringen of voluten die de daken van de zijbeuken aan het zicht onttrekken. Dit zijn echte architectonische vernieuwingen van de hand van Alberti.

Graftombe van Patriarch Jozef II.

De kerk was een van de locaties waar in 1439 het Concilie van Florence plaatsvond. Dit was een door Paus Eugenius IV (1431-1447) georganiseerde kerkvergadering met als doel een verzoening tussen de Rooms-Katholieke en Oosters-Orthodoxe Kerken te bewerkstelligen. Het concilie liep uiteindelijk op een mislukking uit, maar het was niettemin een belangrijke gebeurtenis in de geschiedenis van Florence. Toen de vergadering nog in volle gang was, stierf op 10 juni 1439 de Patriarch van Constantinopel, Jozef II. Hij werd in de Santa Maria Novella begraven, waar men zijn graftombe in het rechter dwarsschip aantreft. De theorie dat Benozzo Gozzoli hem als de Oude Koning afbeeldde in de Cappella dei Magi is waarschijnlijk onjuist (zie Florence: Palazzo Medici Riccardi). Afgezien van de witte baard zijn er maar weinig overeenkomsten tussen de afbeelding van Jozef op zijn graftombe en de Oude Koning in de Cappella dei Magi.

In 1565 of 1567 gaf Groothertog Cosimo I de’ Medici zijn trouwe architect Giorgio Vasari (1511-1574) de opdracht de Santa Maria Novella te restaureren en de kerk in Renaissancestijl te verbouwen. Bij deze restauratie werd het koorhek verwijderd en werden enkele van de oudere fresco’s bedekt met een laag pleisterwerk. De zij-ingang werd afgesloten en pas in 1999 heropend. Zoals hierboven reeds werd vermeld, is dit nu de hoofdingang voor toeristen. Een volgende restauratie vond plaats in de jaren 1850. De wat obscure architect Enrico Romoli was verantwoordelijk voor dit project, waarbij onder meer de huidige – niet bijster indrukwekkende – vloer van de kerk werd gelegd.

De Santa Maria Novella verkennen

De Santa Maria Novella is een immense en ietwat donkere kerk. De afstand tussen de zuidelijke ingang (die kennelijk nooit open is, in elk geval niet voor toeristen) en de achtermuur van de centrale Tornabuoni-kapel is zo’n 100 meter. De kerk bezit een grote hoeveelheid prachtige kunstwerken. Zo is om te beginnen het grote crucifix dat in het midden van de kerk hangt een werk van de jonge Giotto (ca. 1266-1337). Volgens Giotto-expert Francesca Flores d’Arcais werd het crucifix omstreeks 1292 geschilderd en het bevindt zich in elk geval sinds 1312 in de kerk. Oorspronkelijk was het crucifix onderdeel van het koorhek, dat dus in de zestiende eeuw door Vasari werd verwijderd (zie hierboven). Er zijn sterke gelijkenissen tussen dit voorwerp en een soortgelijk crucifix van Giotto in de kerk van Ognissanti elders in Florence. Op de binnengevel vinden we een volgend interessant kunstwerk, te weten een piepklein fresco van de Geboorte van Jezus in een van de lunetten dat wordt toegeschreven aan de Renaissanceschilder Sandro Botticelli (ca. 1445-1510).

Crucifix van Giotto (ca. 1292).

Crucifix (detail) van Giotto (ca. 1292).

Geboorte van Jezus door Botticelli (1476-1478).

Drie-eenheid door Masaccio.

Een van de belangrijkste kunstwerken in de Santa Maria Novella is de Drie-eenheid van Masaccio (1401-1428). Het fresco bevindt zich in de linker zijbeuk. De Drie-eenheid is beroemd vanwege het vernieuwende gebruik van perspectief. Het fresco toont ons de Heilige Drie-eenheid bestaande uit Christus aan het kruis, God de Vader achter hem (terwijl hij de dwarsbalk van het kruis vasthoudt) en de duif van de Heilige Geest die boven het hoofd van Christus zweeft. Aan weerszijden van Christus staan de Maagd Maria (links) en Johannes de Evangelist (rechts). In het lagere gedeelte van het fresco zien we nog twee knielende donoren. Het is niet helemaal duidelijk wie deze mensen zijn. Een informatiebord in de kerk spreekt alleen maar van “twee sponsors”, Wikipedia noemt hen leden van de familie Lenzi en een andere website meent dat het Bartolomeo del Banderaio en zijn vrouw Sandra zijn. Het onderste gedeelte van het fresco is een zogenaamde transi-tombe, ook wel memento mori-tombe genoemd. We zien hier een skelet, dat overigens pas in 1952 werd herontdekt. De tekst boven de tombe is in vijftiende-eeuws Italiaans en luidt:

“IO FU[I] G[I]A QUEL CHE VOI S[I]ETE E QUEL CH[‘] I[O] SONO VO[I] A[N]C[OR] SARETE”
(“Ik was wat u bent en wat ik ben zult u worden”)

Masaccio schilderde het fresco ergens tussen 1425 en 1427. Tegelijkertijd werkte de kunstenaar aan de fresco’s van de Brancacci-kapel aan de andere kant van de rivier de Arno. Masaccio was pas 26 of 27 toen hij stierf, maar zijn kleine oeuvre, met daarin dus ook de Drie-eenheid, was van grote kunsthistorische betekenis.

Cappella Strozzi di Mantova

Tot de oudste bewaard gebleven fresco’s in de Santa Maria Novella behoren die van Nardo di Cione (gestorven ca. 1366) in de Cappella Strozzi di Mantova in het linker dwarsschip. Deze werden rond het jaar 1360 geschilderd. Om in de kapel te komen, moet men een trap beklimmen. De linker muur van de kapel toont het Paradijs, de rechter muur het Vagevuur en de Hel. De centrale muur heeft het Laatste Oordeel als thema. Er is een theorie dat Dantes Goddelijke Komedie een bron van inspiratie voor de fresco’s vormde. Dat gedicht kent immers eveneens een onderverdeling in Inferno, Purgatorio en Paradiso. Zowel de theorie als de bewering dat Dante zelf op het fresco van het Laatste Oordeel is afgebeeld, klinken vrij plausibel. Dante bevindt zich vermoedelijk te midden van de Gelukzaligen aan de linkerkant van het fresco, tussen de leden van de familie Strozzi. De mensen rechts zijn de Verdoemden. Het opnemen van een voorstelling van het Laatste Oordeel zou kunnen zijn ingegeven door het grote verlies aan mensenlevens als gevolg van de Zwarte Dood, die in 1348 ook Florence aandeed.

Paradijs – Nardo di Cione.

Detail van het Laatste Oordeel, met mogelijk een portret van Dante (tweede rij, derde figuur).

Het altaarstuk in de kapel is van de hand van Nardo’s broer, Andrea di Cione, bijgenaamd Orcagna (ca. 1310-1368). Het werd in 1357 geschilderd. Het altaarstuk toont Christus in het midden terwijl hij de Sleutels van de Hemel aan Petrus geeft en een boek aan Sint Thomas van Aquino (1225-1274). Thomas wordt bij Christus geïntroduceerd door de Maagd, terwijl we achter Petrus Johannes de Doper ontwaren. De andere heiligen op het altaarstuk zijn Laurentius en Paulus (met zwaard) uiterst rechts en de aartsengel Michaël en Catharina van Alexandrië (met rad) uiterst links. Thomas van Aquino, een Dominicaanse monnik, is eveneens afgebeeld op het gebrandschilderde raam achter het altaarstuk. Dit raam werd door Nardo di Cione ontworpen.

Altaarstuk door Orcagna in de Cappella Strozzi di Mantova.

Cappella Tornabuoni

Deze grote kapel achter het hoogaltaar staat ook bekend als de Cappella Maggiore. Oorspronkelijk had de kapel fresco’s van Orcagna, maar deze werden door een brand in 1358 beschadigd. In 1485 verwierf ene Giovanni Tornabuoni (gestorven na 1490), een manager van Medici Bank, de kapel. De Tornabuoni’s waren een invloedrijke familie in Florence. Giovanni’s zuster Lucrezia Tornabuoni (1427-1482) trouwde met Piero de’ Medici – Piero de Jichtige – en was dus de moeder van Lorenzo Il Magnifico.

Een impressie van de Cappella Tornabuoni.

Tornabuoni gaf de beroemde schilder Domenico Ghirlandaio (1449-1494) en zijn atelier de opdracht de muren van de kapel van nieuwe fresco’s te voorzien. Op dat moment was Ghirlandiao – een zeer productieve en veelgevraagde kunstenaar – nog bezig met de fresco’s in de Sassetti-kapel in de kerk van Santa Trinita elders in Florence. Zodra hij daar klaar was, begon de schilder aan de fresco’s in de Santa Maria Novella, die tussen 1485 en 1490 op de muren verschenen. Het is heel goed mogelijk dat een jonge Michelangelo (1475-1564) bij het project betrokken was. Hij was in 1488 een leerling van Ghirlandaio geworden. Michelangelo was toen pas dertien jaar oud.

Huwelijk van Maria en Jozef.

De Kapel is terecht beroemd en heeft een eigen pagina op Wikipedia. Deze pagina bevat veel gedetailleerde informatie over de fresco’s, dus ik zal hier volstaan met een korte samenvatting. De linker muur toont verschillende scènes uit het leven van de Maagd Maria, terwijl het thema van de rechter muur het leven van Johannes de Doper (beschermheilige van Florence) is. Op de middelste muur vinden we nog meer fresco’s, met daarop ook Giovanni Tornabuoni zelf en zijn vrouw Francesca Pitti. De glas-in-loodramen werden ontworpen door Ghirlandaio, maar gemaakt door Alessandro Agolanti (1443-1516).

Doop van Christus.

Cappella Filippo Strozzi

Deze kapel uit de Renaissance moet niet verward worden met de hiervoor besproken Gotische Cappella Strozzi di Mantova. De Cappella Filippo Strozzi is waarschijnlijk net zo beroemd als de Cappella Tornabuoni, ook al heeft ze (nog) geen eigen pagina op Wikipedia. De eerstgenoemde kapel bevindt zich rechts van de laatstgenoemde en werd vernoemd naar de rijke Florentijnse bankier die haar in 1486 kocht, Filippo Strozzi de Oudere (1428-1491). Het lijkt er overigens wel op dat de Tomasso Strozzi die de eigenaar was van de Cappella Strozzi di Mantova en deze Filippo Strozzi leden van dezelfde machtige familie Strozzi waren, ook al leefden ze in verschillende eeuwen.

Een impressie van de Cappella Filippo Strozzi.

Filippo Strozzi gaf Filippino Lippi (1457-1504) de opdracht de muren met fresco’s te beschilderen. Aangezien de kapel was gewijd aan Johannes de Evangelist gaan de voorstellingen op de linker muur over zijn leven. In de onderste scène zien we de heilige een vrouw genaamd Drusiana weer tot leven wekken. Drusiana wordt genoemd in de apocriefe Handelingen van Johannes, maar de inspiratiebron voor dit fresco waren de verhalen in de Legenda Aurea (Gouden Legenden), een dertiende-eeuwse verzameling hagiografieën samengesteld door Jacobus de Voragine (ca. 1230-1298), die zowel kroniekschrijver als aartsbisschop van Genua was. De bovenste scène toont de marteling van Johannes. Hij wordt levend gekookt in een ketel vol hete olie terwijl de boosaardige Romeinse keizer toekijkt. In de Gouden Legenden is deze keizer Domitianus (81-96). Johannes de Evangelist stierf als een van de weinige volgelingen van Christus niet de marteldood. Volgens het verhaal deed de hete olie hem helemaal geen pijn. Domitianus verbande de heilige vervolgens naar het eiland Patmos, waar Johannes volgens de overlevering de Openbaring schreef.

Drusiana weer tot leven gewekt.

De verhalen op de rechter muur gaan over de naamgenoot van Strozzi (en in zekere zin ook die van Lippi), de apostel Filippus. Ook de twee voorstellingen hier zijn gebaseerd op de Gouden Legenden. In de onderste scène zien we de apostel een weinig indrukwekkende draak verjagen. Het beest heeft niettemin de jongen rechts gedood met zijn giftige dampen. Het verhaal speelt zich af in een heidense tempel gewijd aan de Romeinse oorlogsgod Mars, die we in het midden zien. In de bovenste scène wordt de 87-jarige Sint Filippus gekruisigd door de heidenen. Lippi voltooide de frescocyclus in 1502, slechts twee jaar voor zijn dood. De graftombe van Filippo Strozzi bevindt zich in het midden van de kapel. Deze werd gemaakt door de beeldhouwer Benedetto da Maiano (1442-1497).

Filippus verjaagt de draak.

Cappellone degli Spagnoli

Men bereikt deze kapel via het Groene Klooster (zie hieronder). De kapel was oorspronkelijk de kapittelzaal. Deze werd tussen 1345 en 1355 gebouwd en wordt toegeschreven aan Jacopo Talenti. Talenti was een Dominicaanse monnik die niet verward moet worden met Francesco Talenti, de man die enige tijd de hoofdarchitect van de Duomo was. Het is best mogelijk dat de twee familie waren, maar we weten het simpelweg niet. In elk geval werd de kapittelzaal later omgevormd tot een kapel en de Cappellone degli Spagnoli of Spaanse Kapel genoemd. De naam is afgeleid van het feit dat de kapel ter beschikking werd gesteld aan Eleonora di Toledo (1522-1562), de Spaanse vrouw van Groothertog Cosimo, en werd gebruikt door de grote Spaanse gemeenschap in Florence.

Afdaling in het Voorgeborchte.

De Spaanse Kapel geniet de meeste faam vanwege een indrukwekkende frescocyclus van de veertiende-eeuwse schilder Andrea di Bonaiuto. Wie de kapel binnentreedt, ziet als eerste de altaarmuur, met daarop fresco’s betreffende de Passie van Christus, de Kruisiging en de Afdaling in het Voorgeborchte. De fresco’s op de rechter muur verheerlijken de Dominicaanse Orde met een Allegorie van de Strijdbare en Zegevierende Kerk. Het fresco is vooral interessant omdat het een roze versie van de Duomo toont. De frescocyclus werd tussen 1365 en 1367 geschilderd, dus de echte kathedraal was toen bijna voltooid, met uitzondering van de koepel. De bouw van de koepel van Brunelleschi begon pas in 1420, dus de vele malen kleinere koepel die we op het fresco zien is vermoedelijk nog de koepel die Arnolfo di Cambio, de oorspronkelijke architect van de Duomo, had ontworpen, maar die nooit werd verwezenlijkt. Men kan zich overigens afvragen of Andrea di Bonaiuto de Duomo wel ooit gezien heeft. Hij schilderde de klokkentoren (voltooid in 1359) namelijk achter de kathedraal.

Fresco met de Duomo.

De Dominicanen zijn op de rechter muur afgebeeld als whippets. Dit is een verwijzing naar de Latijnse woorden Domini Canes (de Honden van de Heer), een woordspeling op hun naam. Het is overigens helemaal geen grappige woordspeling, want de Dominicanen waren zeer nauw betrokken bij de beruchte kerkelijke Inquisitie (zie Rome: Santa Maria sopra Minerva). De paus in het midden van het fresco zou Benedictus XI (1303-1304) kunnen zijn, die zelf een Dominicaan was. De linker muur heeft een fresco over de Triomf van Sint Thomas van Aquino, en op het plafond zien we de Wederopstanding, de Hemelvaart, de Bark van Petrus en Pinksteren.

Kloosters

De bouw van het Groene Klooster (Chiostro Verde) begon in 1330 en het werd na 1350 voltooid. Dit klooster wordt eveneens aan Jacopo Talenti toegeschreven. Men spreekt van het Groene Klooster omdat in de fresco’s die we er aantreffen veel groen werd gebruikt, maar een van mijn reisgidsen stelt dat deze kleur het gevolg is van de grote overstroming van 1966 waardoor Florence zwaar werd getroffen. De beroemdste fresco’s zijn van Paolo Uccello (1397-1475). Toen ik de Santa Maria Novella in juni 2016 bezocht, werden deze net gerestaureerd in de oude refter. Vooral de lunette met de Verdrijving uit de Hof van Eden in groen en rood vond ik erg mooi.

Verdrijving uit de Hof van Eden – Paolo Uccello.

Iets verder naar het noorden ligt het Klooster van de Doden (Chiostro dei Morti), waar men ook de Kapel van de Annunciatie kan vinden. De naam van de kapel is wat misleidend, want juist het fresco met de Annunciatie is niet bewaard gebleven. Wel kunnen we gerestaureerde fresco’s van de Geboorte van Christus en de Kruisiging bewonderen, allemaal geschilderd door Andrea Orcagna en diens assistenten. Verder naar het westen bevindt zich nog een klooster, het Chiostro Grande. Het doet zijn naam eer aan, want het is inderdaad erg groot. Op de muren vinden we fresco’s van schilders als Santi di Tito (1536-1603).

Geboorte van Christus – Andrea Orcagna, Chiostro dei Morti.

Chiostro Grande.

Bij het schrijven van deze bijdrage heb ik uitgebreid gebruik gemaakt van de uitstekende Churches of Florence website, die een groot artikel over de Santa Maria Novella heeft. Aanvullende bronnen waren twee reisgidsen, een van Dorling Kindersley over Florence & Toscane en een van de ANWB over Florence. Het informatiebord in de kerk zelf en het relevante artikel op Wikipedia waren eveneens nuttige bronnen.

Bijgewerkt 16 juli 2023.

10 Comments:

  1. Pingback:Arezzo: San Domenico – – Corvinus –

  2. Pingback:Florence: Santa Croce – – Corvinus –

  3. Pingback:Florence: Palazzo Medici Riccardi – – Corvinus –

  4. Pingback:Rome: San Giovanni a Porta Latina – – Corvinus –

  5. Pingback:Giotto in Rome – – Corvinus –

  6. Pingback:Spoleto: De Duomo – – Corvinus –

  7. Pingback:Rome: Sant’Agostino – – Corvinus –

  8. Pingback:Padova: Eremitani – – Corvinus –

  9. Pingback:Parma: Galleria Nazionale – – Corvinus –

  10. Pingback:Florence: Cenacolo di Santo Spirito – – Corvinus –

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.