Parma: Santa Maria della Steccata

Basiliek van Santa Maria della Steccata.

De basiliek van Santa Maria della Steccata behoort tot de belangrijkste kerken van Parma. Sinds 1718 is de kerk de zetel van de Heilige Militaire Constantijnse Orde van Sint-Joris, een katholieke ridderorde met een tamelijk schimmige geschiedenis. De kerk fungeert bovendien als mausoleum voor de leden van de families Farnese en Bourbon-Parma. De eerstgenoemde familie heerste tussen 1545 en 1731 over het hertogdom Parma en Piacenza, dat was gecreëerd door Paus Paulus III (1534-1549) voor zijn buitenechtelijke zoon Pier Luigi. Na de dood van hertog Antonio Farnese in 1731 ging het hertogdom via een nicht van deze Antonio, Elisabetta Farnese, over op de Spaanse kroonprins Karel van Bourbon. De familie Bourbon-Parma bleef vervolgens – met tussenpozen – tot 1859 aan de macht. Het hoofd van deze familie noemt zich tegenwoordig nog steeds ‘hertog van Parma en Piacenza’.

Interessant is dat zowel de familie Farnese als de familie Bourbon-Parma een rol spelen in de geschiedenis van Nederland. Zowel Alessandro Farnese (1545-1592) als diens moeder Margaretha van Oostenrijk (1522-1586) waren landvoogd van de Nederlanden (zie Piacenza: Palazzo Gotico en Piazza dei Cavalli). De in 2010 overleden Carlos Hugo van Bourbon-Parma trouwde in 1964 met de Nederlandse prinses Irene. Die gaf daarvoor haar protestantse geloof op en bekeerde zich tot het katholicisme, wat in het Nederland van de jaren zestig nogal wat stof deed opwaaien. Het huwelijk strandde in 1981. Carlos, de oudste zoon van Carlos Hugo en Irene, is thans de grootmeester van de genoemde Orde van Sint-Joris, althans de Parmezaanse taak daarvan (er zijn sinds 1816 twee takken). Maar hoe interessant de geschiedenis van de families Farnese en Bourbon-Parma ook is, deze bijdrage zal vooral gaan over de geschiedenis, architectuur en kunst van de basiliek van Santa Maria della Steccata.

Interieur van de kerk.

Geschiedenis

De naam van de kerk verwijst naar een hek (steccato) dat rondom een klein middeleeuws oratorium was geplaatst. Op de gevel van dit gebouw was een fresco van een zogende Madonna geschilderd, dat veel gelovigen en pelgrims aantrok. Het hek was waarschijnlijk geplaatst om de toestroom van bezoekers te kunnen reguleren. Tussen 1521 en 1539 werd het oratorium vervangen door een echte kerk. De eerste architect was Bernardino Zaccagni (ca. 1455-1531), die hulp kreeg van zijn zoon Giovan Francesco. Zaccagni had in de jaren daarvoor al de kerk van San Giovanni Evangelista in Parma gebouwd. In 1525 nam Giovan Francesco d’Agrate (1489-na 1563) het project van Zaccagni over. De nieuwe architect was een broer van de beeldhouwer Marco d’Agrate (ca. 1504-1574), onder meer bekend van een griezelig beeld van Sint Bartholomeus in de Duomo van Milaan. Het ontwerp van de koepel van de basiliek, verwezenlijkt tussen 1526 en 1527, is van de Florentijnse architect Antonio da Sangallo de Jongere (1484-1546).

De kerk werd gebouwd in de vorm van een Grieks kruis. Er zijn vier grote apsissen en vier vierkante kapellen. Een klokkentoren ontbreekt echter. Bezoekers betreden de kerk tegenwoordig via een ingang in de westelijke apsis. Dat was in het verleden anders. De oorspronkelijk ingang bevond zich in de zuidzijde van het gebouw, aan de Piazza della Steccata. In de achttiende eeuw werd de ingang naar de westzijde verplaatst. Mij deed de Santa Maria della Steccata enigszins denken aan de kerk van Santa Maria delle Carceri in Prato. Die kerk werd ontwerpen door Giuliano da Sangallo (ca. 1445-1516). Wellicht werd Antonio da Sangallo door zijn oom geïnspireerd toen hij zijn koepel in Parma ontwierp?

Sint Cecilia – Parmigianino.

De oostelijke apsis is aan de buitenkant niet meer te zien omdat aan deze kant in de zeventiende eeuw een sacristie en in de achttiende eeuw koorbanken voor de ridders van Sint Joris werden aangebouwd. Als gezegd is de geschiedenis van deze Orde nogal duister. Het is in elk geval nogal onaannemelijk dat de Orde persoonlijk door de Romeinse keizer Constantijn de Grote (306-337) is opgericht. Ook de beweerde connectie met de Oost-Romeinse keizers uit de geslachten Komnenos en Angelos is zeer waarschijnlijk verzonnen. We kunnen er het beste van uitgaan dat de Orde eind vijftiende eeuw werd gesticht door het hoofd van de Italiaans-Albanese familie Flavio Comneno. De naam van deze familie verwijst naar zowel keizer Constantijn – voluit: Flavius Valerius Constantinus – als naar de dynastie van de Komnenoi, maar daarmee is de geclaimde band met de Romeinse en Oost-Romeinse keizers natuurlijk nog niet bewezen. Eind zeventiende eeuw droeg de laatste telg van de familie Flavio Comneno de titel van grootmeester over aan Francesco Farnese, hertog van Parma en Piacenza. Paus Clemens XI (1700-1721) kende vervolgens in 1718 de Santa Maria della Steccata aan de Heilige Militaire Constantijnse Orde van Sint-Joris toe.

Kunst

De opdracht om het interieur van de kerk te decoreren werd aanvankelijk verstrekt aan Girolamo Francesco Maria Mazzola, beter bekend als Parmigianino (1503-1540). Men vindt zijn standbeeld op de Piazza della Steccata. Parmigianino zou uiteindelijk maar een klein deel van de decoraties voor zijn rekening nemen. Van hem zijn de fresco’s van de drie wijze en drie dwaze maagden op de binnenzijde van de boog in de oostelijke arm van de kerk (1530-1539). De lampen van de wijze maagden branden, terwijl die van de dwaze maagden zijn gedoofd. De oplettende bezoeker zal waarschijnlijk opmerken dat in de parabel in Mattheus 25:1-13 sprake is van vijf wijze en vijf dwaze maagden, maar wellicht was er geen ruimte voor zoveel maagden. De rest van de decoraties op de boog – rozetten, dieren, guirlandes e.d. – zijn ook van de hand van Parmigianino. Rondom de vrouwen schilderde hij in het grijs nog Adam en Eva en Mozes en Aaron.

Drie dwaze maagden, met Mozes (links) en Adam (rechts) – Parmigianino.

Vlucht naar Egypte – Jan Soens.

Daarnaast beschilderde Parmigianino in 1531 twee orgelluiken die zich in de westelijke arm van de kerk bevinden. Op de luiken zijn Sint Cecilia (zie hierboven) en koning David afgebeeld. Beiden hebben een duidelijke connectie met muziek. Cecilia geldt als beschermheilige van de muziek en David was vermaard om zijn harpspel (al schilderde Parmigianino hem hier met een instrument dat eerder aan een luit doet denken). Beide schilderingen werden in 1580 bijgewerkt door de Nederlandse schilder Jan Soens uit Den Bosch. Soens (ca. 1547-1611/14) was verbonden aan het hof van hertog Ranuccio I Farnese. Voor de Santa Maria della Steccata schilderde hij ook een fraaie Vlucht naar Egypte. Op de voorgrond van het paneel zien we Jozef water scheppen uit een beekje. Een kraanvogel stijgt verschrikt op naast een eend. Maria en het kindje Jezus zijn met de ezel en twee engelen enigszins op de achtergrond geschilderd (zie de afbeelding links).

Het is niet geheel duidelijk waarom Parmigianino het werk in de kerk niet kon afmaken, maar mogelijk was het gewoon zijn ontijdige dood in 1540 die aan voltooiing in de weg stond. Hoe dit ook zij, na het wegvallen van Parmigianino moest een andere kunstenaar gevonden worden om het grote fresco in de schelp van de oostelijke apsis te verwezenlijken. De taak werd uiteindelijk toebedeeld aan Michelangelo Anselmi (ca. 1491-1556), die een mooie Kroning van de Maagd schilderde. Het ontwerp van het fresco was overigens van Giulio Romano (1499-1546). Onder dit fresco zien we boven het hoogaltaar het in de inleiding reeds genoemde fresco van de zogende Madonna uit de veertiende eeuw.

De Kroning van de Maagd van Michelangelo Anselmi en de fresco’s op de boog van Parmigianino.

Het fresco dat aan de binnenzijde van de centrale koepel werd geschilderd is, ten slotte, een werk van Bernardino Gatti, bijgenaamd Il Sojaro (ca. 1495-1576). Zijn Tenhemelopneming van de Maagd werd tussen ca. 1561 en 1572 verwezenlijkt. Het lijkt me bijna niet te ontkennen dat Il Sojaro voor zijn koepelfresco inspiratie ontleende aan Corregio’s fresco van de Tenhemelopneming in de kathedraal van Parma. We zien dezelfde tegengestelde bewegingen als daar: waar Maria ten hemel opgenomen wordt, daalt Jezus Christus juist af om zijn moeder te ontmoeten. Il Sojaro leverde zeker goed werk af, maar het fresco is toch niet zo indrukwekkend als dan van Corregio, dat ook veel groter is.

Tenhemelopneming van de Maagd – Bernardino Gatti.

Grafmonument voor Adam Albert von Neipperg.

In de kerk staat tevens een aantal interessante grafmonumenten. Giovan Francesco d’Agrate maakte bijvoorbeeld samen met zijn broer Marco het grafmonument (1528-1535) voor Sforzino Sforza. Verder valt het grafmonument voor Adam Albert von Neipperg (1775-1829) op. Deze eenogige Oostenrijkse generaal trouwde in 1821 met Marie Louise van Oostenrijk, de tweede echtgenote van de Franse keizer Napoleon. Het Congres van Wenen had Marie Louise in 1814 het hertogdom Parma en Piacenza toebedeeld. Ze zou het tot aan haar dood in 1847 besturen, waarna het weer terugviel aan de familie Bourbon-Parma. Het was Marie Louise die in 1823 een crypte liet bouwen om de hertogen uit de families Farnese en Bourbon-Parma bij te laten zetten. De oorspronkelijk elders in Parma begraven Alessandro Farnese kwam zo in de Santa Maria della Steccata te liggen. In 2020 werd zijn grafkist echter geopend voor wetenschappelijk onderzoek: men wilde vaststellen of de hertog in 1592 een natuurlijke dood was gestorven of was vergiftigd. Het bleek het eerste te zijn. Eind augustus 2021 werd de hertog opnieuw in de crypte bijgezet.

Telgen uit de familie Bourbon-Parma worden nog steeds in de crypte begraven. Dat gold voor Carlos Hugo van Bourbon-Parma na diens dood in 2010 en kort geleden nog voor zijn zuster Maria Teresa van Bourbon-Parma, die in maart 2020 aan COVID-19 overleed. Het grafmonument voor Adam Albert von Neipperg werd overigens in 1831 gemaakt door Lorenzo Bartolini (1777-1850). Het stond aanvankelijk in een andere kerk in Parma, maar werd in 1905 hierheen verplaatst.

Bronnen: Parma Welcome, het Italiaanse Wikipedia, de informatieborden in de Santa Maria, Evert de Rooij, Emilia-Romagna, p. 29-30 en mijn Trotter Reisgids voor Noordoost-Italië.

2 Comments:

  1. Pingback:Parma: Teatro Farnese – – Corvinus –

  2. Pingback:Palermo: Santissima Trinità del Cancelliere (La Magione) – – Corvinus –

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.